Lietboeck inhoudende schriftuerlijcke vermaen liederen, claech liederen, gebeden, danck liederen, lofsanghen, psalmen, ende ander stichtelijcke liederen
(1582)–Hans de Ries– Auteursrechtvrij
[pagina 54.v]
| |
Dat x. Claechliet.DINHOVT.
Den mensche beladen met sonden ende ongerechticheden, streckt op syn stemme totten Heere, voor den welcken hy beclaecht de veelheyt synder boosheden, waer ouer hy Godt roept om genade, ende bidt dat God die Heere toch wil nedersien op syn roepen ende mercken op syn bidden, voorder wert de siele vermaent tot een geduldich draghen van Godes gherecht, hant ende oordeel, ende tot een lanckmoedich wachten sonder wederwillen van verlossinghe ende hulpe. | |
Singt met aendacht.MYn stem O heer wil ick opheffen,
Tot v o Godt mijn heere reyn,
Mijn sonden groot myn siele treffen,
Mijn misdaden die ick certeyn,
| |
[pagina 55.r]
| |
Hebbe volbracht al in dit pleyn,
Met droefheyt groot sy my beswaren,
Angst ende noot al int ghemeyn,
Moet mijn siel daghelijcx ervaren.
Ick voel dijn gherechticheyt Heere Ga naar margenoot+
Dijn pylen streng' in myn leden
Ick sucht, ick claech van herten seere
Ouer al mijn quade zeden
Van bouen Heer tot beneden
So is mijn siel met sondt beladen
Ick bid v en heb ghebeden
Neemt toch mijn siele in ghenaden.
Hoort mijn ghebedt verneemt mijn smeecken Ga naar margenoot+
Verberghet Heer v langher niet
‡ Siet niet op mijn groote ghebreecken Ga naar margenoot+
Die verborghen oock zijn gheschiet
Mijn siel met ghenaden aensiet
| |
[pagina 55.v]
| |
Ick smeeck v Heer wilt my verhooren
Wt Dieper noot en swaer verdriet
So roept mijn siel neycht toch v ooren.
Comt helpet Heer wilt niet lang' beyden
Troost mijn siel die bedroeft is seer
Ick sucht ick claech sy doen my schreyden
Mijn sonden groot meer ende meer
Want teghen dy mijn Godt en Heer
Heb ick misdaen seer oueruloedich
Met rouwe groot neem ick mijn keer
Tot v mijn Godt vriendlijck en goedich.
Wildy op mijn roepen niet mercken
Noch oock mijn bidden nemen aen
Wildy v oordeel Heer verstercken
Ga naar margenoot+Teghen my die hebbe misdaen
So moet mijn siel voor dy vergaen
Gheen plaets en heeft sy om te loopen
Ga naar margenoot+‡ Voor dijn gherecht mach ick niet staen
Maer op v ghenaed' wil ick hopen.
Al ist dat ghy o Heere crachtich
Dijn recht oordeel teghen my velt
Mijn siel is v goetheyt ghedachtich
En heeft haer hoop op dy ghestelt
Ga naar margenoot+‡ Want dijn woort o Heere vermelt
Dat ghy de doot van die sondaren
Ga naar margenoot+‡ Niet wilt so den Propheet vertelt
Die haer sonden met rou verclaren.
Siet neder Heer en wilt verhooren
| |
[pagina 56.r]
| |
Die siele ras die tot v schreyt
‡ Sijt ghenadich hout op van toren Ga naar margenoot+
Siet aen mijn siel met rou becleyt
‡ Int water der droefheyt geleyt Ga naar margenoot+
Versoncken diep in bangicheden
In des doots banden sy verbeyt
Heere dijn stem en woort van vreden.
O siele mijn wilt niet op houwen
Te hopen op dijn Godt seer goet
Staet vast wilt zijn hulpe vertrouwen
Hy sal v comen te ghemoet
Weest lijdtsaem o mijn siel en vroet Ga naar margenoot+
Al verbercht hem die Heer der Heeren
Hy sal noch eens zijn aenschijn soet
Der vriendlijckheyt tot uwaerts keeren.
O mijn siele wilt nu in lijden
‡ Met lijdtsaemheyt den Heere dijn Ga naar margenoot+
Verbeyden stil aen allen zijden
Laet hem v Heer en leyder zijn
In druck in smert en in swaerpijn
Want zijnen toorne en zijn weghen
Sijn goet en recht o siele mijn
En weest Gods wil in dy niet teghen. Ga naar margenoot+
Staet stil O siel int weder willen
Lijdt Godts hant en zijn wercken wel
V eyghen wil en wensch wilt stillen
Sijnde in ancxt in noot seer fel
In des doots pijn en groot gequel
In Gods oordeel niet om doorgronden.
| |
[pagina 56.v]
| |
Oeffent ghedult tis Gods beuel
O ghy mijn siel tot allen stonden.
In dijne grooste swaricheden
Alst niet en schijnt tot alder tijt
So staet die Heer by v beneden
Int lijden synen naem belijdt
Den Heer v Godt ghebenedijt
Ga naar margenoot+Syn handt ghenaeckt v hier ten goeden
O ghy mijn siel sonder respijt
Leert Gods oordeel voor goet bevroeden.
Hierom mijn siel wilt Godts handt draghen
Op Israel Godt wilt hoopen vast
V druck v droefheyt en v claghen
V banden groot v swaren last
Sal hy wechnemen hier op past
Ga naar margenoot+Hy leyt ter hel, en brengt int leuen
Ga naar margenoot+Weest ghy mijn siel des Heeren gast
‡ Naer droefheyt groot sal hy vreucht gheuen.
FINIS. |
|