‘Heeft Sina een jonkie gekregen?’ vraagt Evert.
‘Ja, kijk eens wat een prachtig beestje,’ zegt boer Daalders, en hij strijkt het kleine diertje over zijn rug.
‘Een veulentje, dat is het mooiste wat er is,’ roept Betsie, ‘het aller-, aller-, allermooiste, wat er is.’
‘Och, kind, een auto is toch veel mooier.’ Evert zit al in de derde klas, en Betsie moet pas met September naar de groote school. Betsie vindt altijd alles wet Evert zegt, goed, en praat hem na; maar nu is ze het niet met hem eens.
‘Nee,’ zegt ze, ‘een auto is gemaakt, dat is niet het mooiste. Een veulentje is echt!’
Boer Daalders knijpt haar eens in de wang.
‘Zij weet het wel, die kleine meid! Een paard, dat kan niet door menschen geschapen worden - dat doet Onze Lieve heer. Dàt bedoel je, hè?’
En Evert moet ook toegeven: ‘'t is wel érg mooi, zoo'n klein paardje.’