Zaterdagavond
Zaterdagavond, dat is prettig en niet prettig, vindt Anneliesje. Wel is het prettig, om zoo flink gewasschen te worden en schoone kleeren aan te krijgen, en zoo over alles met moeder te praten. Maar het is niet prettig als Moeder zoo érg hard boent, en je haar zoo héél lang kamt.
Daarna, dan is alles prettig. Dan krijg je een versch krentenbroodje met veel boter, Vader vertelt een mooi verhaal, en Berend plaagt nooit. Neen, op Zaterdagavond plagen broers nooit; die zijn dan ook lekker schoon, en dan willen ze geen leelijke dingen doen. Die eten ook een krentenbroodje en luisteren naar Vaders verhaal.
Nu is het wel een heel bijzondere Zaterdag: morgen is het Palmpaschen. Met Palmpaschen begint de lente, dan kun je weer buiten loopen zonder mantel. En dan worden de boomen groen. En dan beginnen de bloemen te bloeien.
Dan loop je met een mooi ‘pilhaentje’ op een stokje, met een palmtakje er aan. Het pilhaentje ligt al in de kast, vanmiddag heeft ze het gekocht bij den bakker. Zijn oog, dat is een krent.
Anneliesje zit zelfs nog te droomen, als ze in de kuip gewasschen wordt. Wat een droomster is dat toch!
Daar gaat de deur open, en daar brengt Mina een echte Palmpaasch binnen, zoo'n groot rad, met vier spaken.
‘Voor Anneliesje’, zegt ze.
‘Wie heeft dat gebracht?’ zegt Moeder een beetje streng.
‘De bakker.’ ‘Ja, maar wie heeft dat besteld?’ ‘Dat mag hij niet zeggen.’ ‘Cadeaux, en jr weet niet van wie,