Liedjes voor kinderen (1781)–Hendrik Riemsnijder– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Klaaglied. Op den dood van een jong meisje. Wys: J'aimois, j'étois aimé, Of: Ik minde en was bemindt. De doodklok luidt! voor wie? Ach! 't is voor Dirce, die, Nog geene week geleeden, Met bloempjes fraai versiert. En vol bevalligheden Haar' Jaardag heeft geviett. Schoon, als de Dageraad, Blonk toen haar lief gelaat. My dunkt haar nog te hooren: ‘Zie, (sprak zy:) welke straf Wat ramp is my beschooren? Myn' Bloemen vallen af!’ [pagina 41] [p. 41] Ach! wie had toen gedagt, Dat ze in dien zelven nagt Zou, als haar Bloemen, vallen? Helaas! zy, ieders vreugd, De schoonste bloem van allen, Verwelkt in de eerste jeugd! Zy, die de Lent' geleek, Ligt, als haar doodkleed, bleek. Hoe ras is 't schoon vervloogen! Zy, eerst aan gaaven ryk, Wat toondt zy nu onze oogen? Een koud gevoelloos lyk. Haast wordt aan haar gebeent' Den laatsten dienst verleent. 'k Zal naar haar grafzerk streeven Met Bloemen, ied're Lent'. Maar zal ik dan nog leeven? Ach, wien is zulks bekent! Vorige Volgende