Huys-gesangen
(1658)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Stemme: psalm 119. Geluckzalig is de mensch die &c.1.
NA dat Gods volk gedoolt had veertigh Jaer:
Soo namen sy het Landt der Amoriten,
Balac huerd' Bileam doe tegen haer
'tVolck viel tot Hoerery door Moabiten.
Doch Pinehas nam 'twraeckswaert in de handt,
Waer door hy 'tvuyle volck de buyck oprijte.
2.
'tVolck won oock Moab. Ruben en Gad
Namen voor haer dees overwonnen Landen:
Doe reysde Moses aller menschen pad.
En Josua nam d'oppermacht in handen:
Hy leyde 'tvolck drooghs voets door de Jordaen.
En socht terstont te strijden met vyanden.
3.
Sijn eerste winst was 'tschoone Jericho,
Doe Rahab had zijn Spions ingenomen.
Hy docht het soude voorts gaen even soo
Maer Achans dief stal deed' de vlouck haest komen.
Gods volck had eerst de nederlaegh voor Ai,
Doch Achans doot heeft haer den vlouck benomen.
4.
Sy dempten stracx niet gansch de Cananijt:
Veel min doe 'tvolck begon godloos te leven.
De Philistijn en oock de Amorijt
En andre meer deden 'tvolck dickwils beven.
Tot Godt door Othniel, door Ehuds zwaert,
Door Debora verlossingh heeft gegeven.
5.
|
|