Dagelyckse huys-catechisatie
(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrijb. Vr.Hoe is 't gegaen met die Jongelingen uit Gods Volk, onder dewelke waren Daniel en zijn Mede-gesellen, dewelke Nebucadnezar had laten opvoeden voor zijn Hof? Ant. Als sy nu drie jaren waren onderwesen in alle wetenschappen der Chaldeen, en datse voor den Koning wierden ondersogt, soo is bevonden dat Daniel met zijn drie Mede-gesellen (die van den Koning genaemt wierden, Sadragh, Mesagh, en Abednego) veel wijser waren dan alle de Toovernaers en Waerseggers der Chaldeen, Dan. 1.20. De Koning bevondse thienmael verstandiger dan alle de Toovenaers en Waerseggers, Dan. 1.5. | |
a. Vr.Hoe lange is Jojakim Koning geweest over zijn volk te Jerusalem? Antw. Hy is elf jaer Koning geweest, en doe is hy gestorven, zijnde sonder eere begraven, want zijn lichaem is op het veld geworpen, volgens Gods dreygement, Jer. 22.19. Met een ezels begravenisse sal hy begraven worden, Jer. 36.30. 2 Chron. 36.5. | |
a. Vr.Wie is Koning geworden na de dood van Jojakim? Ant. Sijn sone Jojachin, oud zijnde agthien jaren, anders genaemt, Iechonias, en Chonias: die, gelijk zijn Vader, ook een godloos mensche was, en daerom niet meer als drie jaren heeft geregeert, 2 Chron. 36.9. Hy dede dat quaed was in de oogen des Heeren, Jer. 27.20. Jer. 37.1. | |
c. Vr.Waerom regeerde hy niet langer? Antw. Als hy, navolgende de rebellie van sijn Vader tegen de Koning van Babel, soo is Nebucadnezar gekomen tegen Jerusalem, heeft de Stad in-genomen, ende heeft de Koning Iojachin met zijne Hovelingen, en alle de Grooten des Lands, mitsgaders alle Timmer-lieden en Smeden, ook Mardochai met Hester, nevens de vaten van den Tempel, na Babel gevoert (alwaer Iojachin is gestorven, volgens Gods dreigement) latende alleenlijk in het Land overig eenige arme Lieden, om de Ackeren te bouwen, 2 Reg. 29.9. Hy verbrande het Huis des Heeren, ende het huis des Konings, mitsgaders alle huisen der Groote te Jerusalem, 2 Reg. 24. vs. 12, 13. Jer. 22.24, 27, 29. Hest. 2.5, 6, 7. | |
c. Vr.Hoe is 't, na dese Babylonische gevangenisse, gegaen met de Joden die in Canaan, en te Jerusalem waren gelaten? | |
[pagina 470]
| |
Ant. Nebucadnezar heeft Mattania, een soon van den Koning Josias, Koning over haer gemaekt, in de plaetse van Jojakim, en heeft hem genaemt Zedekias: Dog dese heeft ook tegen den Koning van Babel gerebelleert; hy leefde seer godlooslijk; ook leefden de Priesteren en het volk seer godlooslijk, spottende met de Mannen Gods, die haer tegen de sonden quamen te waerschouwen, 2 Chron. 36.14. Doe maekte de Overste der Priesteren, en al het volk, des overtredens seer veel, na alle grouwelen der Heidenen, 2 Chron. 36.15, 16. | |
b. Vr.Wat Propheten hebben het volk doe onderwesen? Ant. Onder andere was insonderheid Jeremia hier in seer yverig; hy sond van Jerusalem brieven na de Joden die te Babel woonden, waer in hy haer vermaende, datse in stilheid sonder rebellie souden leven, datse Huysen souden bouwen, om datse tseventig jaren daer souden moeten blijven: datse de Propheten niet souden gelooven, die haer wat anders sogten wijs te maken: dat God zware straffen soude senden over Zedekias, ende over Joden die noch in Canaan waren, van wegen hare sonden, Jer. 29.7. De Heere seid, soeket den vrede der Stad, daer henen ik u gevankelijk heb doen wech voeren, en biddet voor haer tot den Heere, Jer. 29. vers. 1.5, 10, 16, 17. | |
a. Vr.Hoe zijn dese Brieven openomen, by het Volk te Babel zijnde? Ant. Sy hebben door Semaja Brieven gesonden aen de Priesteren en het volk te Jerusalem, datse over dit schrijven, Jeremiam scherpelijk bestraffen souden; 't welk Jeremia verstaen hebbende, soe heeft hy tegen Semaja, en tegen die het met hem hielden, harde dreigementen uit-gesproken, Jer. 29.32. De Heere seid, ik sal besoekinge doen over Semaja, en sijn zaed, Jer. 29.29. | |
c. Vr.Hoe droeg sig voorts Ieremia te Jerusalem? Ant. Hy ried den Koning Zedekias, als ook de Priesteren, en het volk, datse sig buygen souden onder de gehoorsaemheid van Nebucadnezar: datse Hananias niet souden gelooven, die voorseyde, dat na twee iaren, de Koning Jechonia uit zijn gevangenisse verlost soude werden, en de vaten des Tempels na Jerusalem gebragt: Jeremias seyde haer aen, dat in tegendeel de overige vaten mede na Babel souden worden gevoert, Jer. 27.12. Brenget uwe halsen onder het jok des Konings van Babel, ende diend hem, Jer. 27.18, 19, 20. | |
a. Vr.Hoe heeft Jeremia zijn woorden versterkt, op dat het volk hem gelooven soude? Ant. Als Hananias het houte jok, dat Jeremia droeg, verbrak, | |
[pagina 471]
| |
willende te verstaen geven, dat alsoo het jok van Babel haest verbroken soude werden: Soo heeft Jeremia, door Gods last, een ysere jok gemaekt, en daer door afgebeeld, dat het jok van Babel duersaem soude wesen: Hy voorseyde ook, dat Hananias in dat jaer soude sterven, gelijk geschied is, Jer. 28.13. De Heere seide, houtene jocken hebt gy verbroken, nu sult gy in plaetse van dien, ysere jocken maken, Jer. 38.1, 3, 6. | |
c. Vr.Heeft Jeremia niets voorseyd van Babel? Antw. Hy heeft gepropheteert van den ondergang van Babel, en heeft die geschreven prophetie gesonden na de Joden te Babel, door de Vorst Seraja, met last, dat hy te Babel dese prophetie soude den Joden voor-lesen, en dat hy dan deselve aen een steen soude binden, en in de Reviere sinken, tot teyken, dat Babel alsoo soude vergaen, Jer. 51.60. Jeremias schreef al het quaed, dat Babel overkomen soude, in een Boek, Jer. 51.61, 63, 64. | |
b. Vr.Wat Propheten hadden de Joden in de Babylonische gevankenisse by haer? Ant. Nevens Daniel en andere, soo is ook Ezechiel by haer geweest, Ezech. 1.1. Ik was in 't midden der wech gevoerde. | |
c. Vr.Heeft Daniel geen andere wijsheyd vertoond voor den Koning als de Chaldeesche? Antw. Ja hy: want als de Koning een droom had gedroomt, dewelke hy vergeten had, en dat niemant van zijn Geleerde hem dien droom konde wederom indagtig maken; 't welk de Koning soo qualijk nam, dat hy haer dede om-brengen: Soo heeft Daniel door Godlijke openbaringe, dien droom aen den Koning verhaeld, en uyt-geleyd, waerom hy van den Koning seer wierd verheven, Dan. 2.48. Doe maekte de Koning Daniel groot, Dan. 2.5, 9. | |
b. Vr.Wat was dit voor een droom? Antw. De Koning sag in zijn droom een Beeld met een goude hooft, silvere borst, kopere beenen, en voeten van yser en leem: daer by, dat een steen van selfs af-wentelde van een Berg, die dat Beeld verbrijselde: Waer door beduyd wierd, dat 'er vier Monarchien souden zijn, de Chaldeesche, Persische, Griexsche, en Romeinsche: maer dat daer na het geestelijke Rijke van den Messias alles soude beheerschen, Dan. 2.44. In de dagen van die Koningen, sal de God des Hemels een Koningrijke verwecken, dat in der eeuwigheid niet sal verstoort worden, Dan. 2.32, 33, 34, 35. | |
a. Vr.Wat gesigten en openbaringen heeft Ezechiel in de Babylonische gevangenisse gehad? Ant. Deselvige zijn seer veel geweest:onder andere dingen zijn hem vertoont de groote sonden, die de Joden, insonderheyd te Je- | |
[pagina 472]
| |
rusalem beginnen, ende de straffen die de Heere noch voorts gereed hadde voor haer Ezech. 8.13. De Heere seide tot my, gy sult nog wederom groter grouwelen sien, die sy doen, Ezech. 9.5. Ezech. 20.5. | |
b. Vr.Is het alsoo gegaen als Ezechiël hadde voor-seyd? Ant. Ja: want als Zedekias rebelleerde, so is in het negende jare van sijn regeringe, de Koning van Babel wederom voor Jerusalem gekomen: Dog dewijle de Koning van Egypten afquam tegen hem om Ierusalem te ontsetten, so heeft de Koning van Babel de belegeringe opgebroken, ende hy is den Koning van Egypten tegen getrocken, 2 Reg. 25.1. De Koning van Babel quam tegen Ierusalem, Jer. 37.7. | |
c. Vr.Hoe hielden sig doe de Joden te Jerusalem? Ant. Door dit ontset wierden sy seer moedig, meynden datse nu geen nood meer hadden; Sy hadden belooft de Joodsche Dienst-knechten en Dienst-maegden los te laten, maer sy brachtense wederom tot dienstbaerheid, doch Ieremias heeft haer gewaerschout, datse so sorgeloos niet souden wesen, dewijle de Koning van Babel wederom soude komen om haer te belegeren, Ezech. 37.8. De Chaldeen sullen weder-keeren, en tegen dese Stad strijden, en deselve innemen, en met vyer verbranden, Jer. 37.7, 9, 10. Jer. 34.17, 20. | |
c. Vr.Hoe is het met Ieremias gegaen in Jerusalem? Ant. Als de Koning van Babel wederom quam om de Stadt te belegeren, so meynde Ieremias uyt de Stad te gaen; dog hy wierd in de poort gestut door de Wagt-meester Serija, die hem als een Over-loper heeft beschuldigt, waer op hy in een Gevangen-huys is gesteld, Jer. 37.15. De Vorsten wierden seer toornig op hem, en sloegen hem, en setteden hem in het Gevangen-huis, Jer. 37.12, 13. | |
c. Vr.Wat is hem wedervaren in het Gevangen-huis? Ant. De Koning Zedekias heeft hem heymelijk ontboden, en gevraegt wat woord Gods hy hadde: waerop Jeremias tot hem seide, dat hy in de hand des Konings van Babel soude worden overgegeven: Ieremia versogt verligtinge van gevangenisse, 't welk hem de Koning toe stond, want hy wierd in het Voor-hof in bewaringe gestelt, en was daer tot dat Jerusalem wierd ingenomen, Jer. 37.21. Men gaf hem daegs een bolle broods uit de Backers strate, tot dat al het brood op was te Ierusalem, Jer. 37.17, 18, 20. | |
b. Vr.Wat is Ieremias in het Voor-hof wedervaren? Ant. Als hy vryelijk tot het volk seyde, dat, die in de Stad bleef, soude om-komen, ende dat die tot de Chaldeen over-liep, in het leven soude blijven: Soo beschuldigden hem de Vorsten, dat hy de handen van het volk slap maekte, en wierpen hem in een seer onreyne kuyl: Dog door voor-spraek van den Camerling | |
[pagina 473]
| |
Ebedmelech, die een Moor was, is hy wederom gebragt in het Voor-hof ter bewaring, Jer. 38.13. Sy trocken Jeremias uit den kuil, Jer. 38.2, 4, 10. | |
b. Vr.Wat is Jeremias vorder bejegent? Ant. De Koning Zedekia sprak wederom heymelijk met Jeremias, die hem ried dat hy tot de Chaldeen soude overgaen, dat het daer door hem en de Stad soude wel gaen; Dat andersins de Stad soude verbrand worden: Dog de Koning belastende Jeremia dit niemand soude openbaren, heeft desen raed niet gevolgt, Jer. 38.17. Jeremia seide, indien gy gewillig tot de Vorsten van den Koning te Babel sult uit-gaen, so sal uw ziele leven, Jer. 38.14, 23, 25. | |
b. Vr.Wat prophetien heeft Ezechiel te Babel gedaen tegen andere Volkeren? Ant. Hy heeft voor-seyd, dat Egypten door Nebucadnezar soude worden ingenomen, als ook Tyrus, om datse verblijd waren om de verwoestinge van Jerusalem, Ezech. 26.2. Daerom dat Tyrus geseid heeft van Jerusalem, heah, sy is verbroken, Ezech. 29.2. Ezech. 31.1. | |
b. Vr.Hoe is het met de belegeringe van Jerusalem gegaen? Ant. Na datse in de Stad veel ellend' door honger en pestilentie hadden uytgestaen, belegert zijnde geweest den tijd van ander-half jaer; So zijn de Chaldeen in de Stad gebroken, en hebben grouwelijk gemoord en gebrand: de Koning Zedekia meinde te ontvlugten, wierd by Jericho achterhaelt, en te Ribla by den Koning van Babel gevoert, die sijn sonen dode voor zijn oogen, nevens zijne Vorsten, en stak zijn oogen uit, en also gebonden in twee ketenen, wierd hy na Babel gevoert, alwaer hy in gevangenisse is gestorven, Jer. 52.9. Sy dan grepen den Koning, Jer. 52. vs. 6, 7, 11, 13, 2 Reg. 25.19, 20, 21. | |
a. Vr.Heeft Jerusalem na de nederlage oit een eigen Koning meer gehad? Ant. Neen: want na dat eerst het Koningrijke van Israel was vernietigt, so is ook hondert drie-en-dertig jaer daer na het Koningrijke van Juda te niet gedaen door dese verwoestinge Jerusalems, Jer. 52.27. Also wierd Juda uit sijn land gevangelijk wech gevoert. |
|