Dagelyckse huys-catechisatie
(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrija. Vr.Wie is in Juda Coning geworden na Achaz? Antw. De Godzalige Hiskia, oud zijnde vijf-en-twintig jaren, die uyt de Coninglijke stamme zijnde gesproten, van Achaz tot een sone was aengenomen: hy heeft negen-en-twintig jaer te Jerusalem geregeert, 2 Reg. 18.1. Hiskia wierd Koning in Juda. | |
b. Vr.Wat heeft hy in 't begin van sijn regeringe gedaen? Ant. Hy heeft de vervallen Gods-dienst terstond gereformeert: Hy heeft de metalen Slange verbrijselt, die Moses nu over de sevenhondert agt-en-twintig jaren gemaekt hadde in de Woestijne, om dat de kinderen Israels voor deselvige rookten: Ook heeft hy den Tempel geopent, en belast, dat de Priesters en Leviten haer selven heiligen souden, en den Tempel suyveren, 2 Reg. 18.4. Hy heeft de kopere Slange verbrijselt, 2 Reg. 18.3, 4. 2 Chron. 29.17. | |
c. Vr.Hoe heeft hy den Tempel doen heyligen? Ant. Hy heeft op den eersten en op den agsten dag van de eerste Maent, alle verfoeyselen daer uyt doen brengen, ende daer na heeft hy met het Volk, in grote blijdschap, door offerhande den Tempel geheyligt, en het Volk versoend met God, 2 Chron. 29. vs. 18. Sy quamen tot Hiskia, en sy seyden, wy hebben het geheele Huis des Heeren gereinigt, 1 Chron. 29.2, 5. | |
c. Vr.Wat heeft Hiskia meer gedaen voor de Gods-dienst? Ant. Hy heeft door Loopers al het Volk laten nodigen: om te Jerusalem het paesch-feest te houden, 't welk nu lange jaren versuymt was geweest: Alle de Inwoonders van Iuda zijn daer toe gekomen, ook sommige uit Israel; maer de meeste in Israels | |
[pagina 460]
| |
Koningrijke hebben met dese noodinge gespot, 2 Chron. 30.10. Sy belagtense en bespottendense, 2 Chron. 30.1, 6, 11, 12. | |
c. Vr.Wat is hier op gevolgt? Antw. Dit Feest gehouden zijnde op den veerthienden dag der tweede Maend, dewijle de reiniginge van het Volk en van den Tempel, op de veerthiende dag der eerster Maend, nog niet ten regten was geschied, soo is het Volk henen getrocken door alle steden en plaetsen van het Land, ende sy hebben alle Beelden en Altaren om-geworpen, en alle Afgodische Bosschen uitgeroeyt, 2 Chron. 31.1. Sy braken de op-gerigte Beelden. | |
b. Vr.Wat heeft Hiskia al meer gedaen tot het reformeren van de Gods-dienst? Ant. Hy heeft de verdeelinge der Priesteren ender Leviten na de Wet herstelt: Hy heeft haer een goed stuk geld gegeven om de offerhanden wel te besorgen; en hy heeft belast dat het volk hare eerstelingen en thienden tot den Tempel souden brengen, 't welk alles seer overvloediglijk is gedaen, 2 Chron. 31.4. Hy seide tot de Inwoonderen van Jerusalem, dat sy het deel der Priesteren en der Leviten geven souden, 2 Chron. 31.2, 6. | |
a. Vr.Hoe leefde Hiskia? Antw. Gantsch vroom en Godsdienstig, gesterkt zijnde door verscheyde Propheten, als ook door Hoseas, die wel ses-en-tsestig jaren hadde gepredikt, 2 Reg. 18.6. Hy kleefde den Heere aen, hy en week niet van hem na te volgen, Hos. 1.1. | |
b. Vr.Heeft Hiskias geen Vyanden overwonnen? Antw. Ja hy: want hy heeft de Philistijnen geslagen tot Gaza toe; en dat volgens het gene de Propheet Jesaias hem voorseyd hadde, 2 Reg. 18.7. De Heere was met hem, over al waer hy henen trok, 2 Reg. 18.8. Jesa. 14.28. | |
c. Vr.Hoe stond het doe ter tijd in het Koningrijke van Israel? Ant. Salmanasser, de Koning van Assyrien, hadde Hoseas de Koning van Israel in sijn magt, aen wien Hoseas jaerlijks geschenken moest opbrengen: Maer als Hoseas een Verbond gemaekt hadde met So, de Koning van Egypten, en ook als hy de geschenken niet trouw'lijk op bragt, soo is Salmanasser opgetrocken, en heeft Samaria, na een drie-jarige belegeringe, ingenomen: Hy heeft thien stammen Israels gevankelijk wech gevoert, en heeft haer doen wonen in Meden, en daer ontrent, 2 Reg. 17.6. Hy voerde Israël wech na Assyrien, 2 Reg. 18.9, 10, 11. | |
b. Vr.Is dan het Land Israels onbewoont gebleven? Ant. Neen: Maer de Koning van Assyrien heeft verscheyde Heydenen over-gebragt in het land Israels om dat te bewoonen: | |
[pagina 461]
| |
Dese zijn die Volkeren, dewelke in de heilige Schrifture genaemt worden, Samaritanen, 2 Reg. 17.24. De Koning van Assyrien bragt volk van Babel, en van Cuta, &c. in de plaetse der Kinderen Israëls. | |
c. Vr.Wat Gods-dienst hielden dese Lieden? Ant. Sy dienden eerst haer Heydensche Goden: Maer als de Heere haer hierom plaegde door Leeuwen, soo heeft de Koning haer een Priester van Israel toe-gesonden, die haer leerde den Heere te dienen, 2 Reg. 17.33. Sy vreesden den Heere, ende dienden ook hare Goden, 2 Reg. 17.25, 28. | |
a. Vra.Is Hiskias, de Koning van Juda, niet aengetast geworden van sijn Vyanden? Ant. Ja hy: Want Sennacherib, de Koning van Assyrien, is met een groote macht, en met een hoovaerdig gemoed tegen Jerusalem opgekomen: gebruikende tot Veld-overste dien lastermond Rabsake, 2 Reg. 18.30. Hy seide tot Juda, dat de Koning Hiskia u niet en doe vertrouwen op den Heere. | |
c. Vr. Hoe hield sich de Koning Hiskia?Antw. De Koning belaste, dat men Rabsake niet een woord en soude antwoorden; selve ging hy met droefheyd in den Tempel, en sond sijn Hovelingen aen de Prophete Jesaias, om hem dese lasteringen bekend te maken, en om sijn raed daer tegen te verstaen, 2 Reg. 19.1. Hy bedekte sig met een sak, ende ging in het Huis des Heeren, 2 Reg. 18.36. 2 Reg. 19.2, 3. | |
b. Vr.Wat raed heeft hem de Propheet Jesaias gegeven? Ant. Hy heeft hem de vreese benomen voor Rabsake, ende hy heeft de Koning belooft een volkomen bevrijdinge tegen desen Vyand, 2 Reg. 19.32. De Koning van Assyrien en sal in dese Stadt niet komen, nogte eenen pijl daer in schieten, 2 Reg. 19.6, 12. | |
a. Vr.Hoe is Jerusalem van dese Vyand verlost? Ant. De Heere heeft zijn Engel gesonden in het Leger der Assyriers, dewelke in eene nagt gedood heeft onder haer hondert en vijf-en-tachtig duysent mannen; Soo dat Sannacharib heeft moeten de vlugt nemen, ende te huys gekeert zijnde, is hy van zijne eige sonen gedood, 2 Reg. 19.37. Het geschiede, als hy in het huis Nisroch sijnes Gods sig neder-boog, dat sijne twee sonen hem sloegen met den swaerde, 2 Reg. 19.35. | |
a. Vr.Hoe stond het met Hiskia na dese verlossinge? Ant. Hiskia viel in een groote krankheyd, soo dat hy op het aen-seggen van de Propheet Jesaias, niet anders als de dood verwagtede, 2 Reg. 20.1. Geeft bevel aen u huis, want gy sult sterven Esa. 38.1. | |
[pagina 462]
| |
b. Vr.Hoe droeg sig Hiskias in dese krankheid? Ant. Hy keerde sig tot den Heere, hy sugte en weende; hy was nogtans getroost in het getuygenisse van zijn goede conscientie, Esai. 38.3. Gy weet Heere, dat ik met een volkomen herte voor u gewandelt hebbe, 2 Reg. 20.2, 3. | |
c. Vr.Is Hiskias van die krankheid gestorven? Ant. Neen hy: maer de Heere heeft zijn leef-tijd nog tot vijfthien jaren uit-gerekt: en men heeft zijn wonden door plaesteren van vijgen genesen, 2 Reg. 20.6. De Heere seide, ik sal vijfthien jaren tot uwe dagen toe-doen, 2 Reg. 20.7. | |
c. Vr.Ontfing Hiskia niet een teiken van God over zijn aenstaende gesondheyd? Ant. Ja: want op zijn versoek dede de Heere de schaduwe op de Sonne-wijser van Achaz thien graden te rugge gaen, 2 Reg. 20.10. Hiskia seide, dat de schaduwe thien graden agterwaerts keere. | |
b. Vr.Hoe leefde Hiskia na de herstellinge van sijn gesondheyd? Ant. Hy leefde doorgaens wel, nogtans soo is hy gevallen in de sonde van hoogmoet: want als de gesanten van den Koning te Babel tot hem gesonden zijn, om hem te begroeten over zijn gesond-wordinge, en ook om te vernemen na dat wonder-teken van de Sonne-wijser; soo heeft hy voor haer oogen met alle sijne Koninglijke schatten gepronkt, 2 Reg. 20.13. Hy toonde haer sijn gantsche Schat-huis, 2 Reg. 20.12. | |
c. Vr.Hoe is dit by God opgenomen? Ant. De Heere heeft Esaias gesonden, die hem heeft aen-geseyd dat de Koning van Babel soude komen, en alle dese Schatten na Babel opvoeren, en dat sijne kinderen in het Hof van Babel souden moeten dienen; 't welk Hiskia met onderdanige onderwerpinge heeft aengehoort, 2 Reg. 20.19. Hiskia seide, het woord des Heeren is goed dat gy gesproken hebt, 2 Reg. 20.17, 18. | |
c. Vra.Zijn de Koningen van Assyrien, die Gods Volk soo veel ellend' hebben aengedaen, noit van God gestraft? Ant. Ja: want de Koning van Babylonien is tegen het Koningrijke van Assyrien op-getrocken, ende heeft het selvige overwonnen, en geheel ten einde gebragt, Ezech. 31.12. De tyrannigste der Heidenen weyden haer uit, Ezech. 31.15, 17. | |
a. Vr.Wie is Koning geworden in Iuda, na Hiskia? Ant. Sijn soon Manasse, die vijf-en-vijftig jaren heeft geregeert, zijnde een seer godloos Koning, 2 Reg. 21.1. Manasse was twaelf jaer oud, doe hy Koning wierd. | |
b. Vr.Wat sonden heeft Manasse gepleegt? Ant. Hy boude de Hoogten wederom op, die zijn Vader Hiskia | |
[pagina 463]
| |
hadde omgeworpen: Hy rigtede de Baals Altaren op: hy maekte afgodische Bosschen, ende boog sig voor het Heyr des Hemels; Hy dede zijn sonen door het vyer gaen, en pleegde guichelerye; Hy tooverde, en pleegde Duivels-konsten, 2 Reg. 21.6. Manasse dede het volk dwalen, soo datse erger deden als de Heidenen, 2 Reg. 21. verss. 3, 6, 7, 16. | |
b. Vr.Wat straffe is hierom over het Land gekomen? Ant. Als Manasse niet en hoorde na de dreygementen Gods door de Propheten, waer in sy hem voor-seyden een schrik'lijken ondergang, soo heeft de Heere eindelijk den Koning van Assyrien, die te Babel regeerde, tegen hem gesonden, van wie Manasse met twee kopere ketenen gebonden na Babel is gevoert, 2 Reg. 21.13. Ik sal Jerusalem uitwissen, gelijk men een schotel uit-wischt, Jer. 15. vers. 4, 5. 2 Chron. 33.11. | |
c. Vr.Hoe droeg sig Manasse in zijne gevangenisse? Ant. Manasse wierd hier door soo vernedert, dat hy sich tot God bekeerde, en dat hy om genade God aenbad; dewelke hem ook is geschied: Want de Koning van Babel heeft hem wederom vry laten henen gaen, 2 Chron. 33.13. De Heere liet sig van hem verbidden, en hoorde zijn smeekinge. | |
a. Vr.Wat dankbaerheid bewees Manasse voor zijne velossinge? Ant. Hy leyde een heel ander leven; want hy dede de vremde Goden weg met hare Altaren: Hy richtede des Heeren Altaer toe, ende offerde daer op brand-offer, en dank-offer: Ende hy gaf last, aen het Volk, datse den Heere alleenlijk souden dienen, 2 Chron. 33.15. Hy nam de vremde Goden wech. | |
b. Vr.Wie is na Manasse Koning geworden? Ant. Amon zijn sone, oud zijnde twee-en-twintig jaren; welke seer godlooslijk heeft geleeft, ja erger dan zijn Vader Manasse, want hy en vernederde sig niet voor den Heere, 2 Chron. 33.23. Dese Amon vermeerderde de schuld. | |
a. Vra.Wat Propheten zijnder geweest in de dagen van den Koning Amon? Ant. Onder andere is ook geweest de Propheet Zephania, dewelke de sonde van de groote, en van de kleine, met zware straffen heeft gedreygt, Zeph. 1.3. De Heere seid, ik sal weg-rapen menschen ende beesten, Zeph. 1.1. |
|