Dagelyckse huys-catechisatie
(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrija. Vra.Wie is in Juda Koning geweest na Amasia? Ant. Na dat Amasia van sijn knegten gedood is, en na dat Juda elf jaer sonder Coning was geweest; soo is Uzias (die ook Azaria genaemt is) sijn sone, sesthien jaren oud zijnde, Coning geworden, die het Rijke twee-en-vijftig jaer heeft geregeert, 2 Reg. 15.2. | |
[pagina 455]
| |
Hy was sesthien jaer oud doe hy Koning wierd, 2 Chron. 26.1. | |
b. Vr.Hoedanig is het leven van Uzias geweest? Ant. Hy was een lief-hebber van de Land-bouwerye: Hy versterkte Jerusalem met Torens, en leerde sijn Volk uit die Torens met pijlen en steenen schieten: hy was ook een Godzalig en wijs Coning, die groote overwinningen bequam tegen sijne Vyanden, 2 Chron. 26.5. In de dagen dat hy den Here sogt, maekte hem de Heere voorspoedig, 2 Chron. 26.10, 15. | |
a. Vr.Wat Propheten hebben in sijn tijd geleeft? Ant. De Propheet Hoseas, en Amos begonden in sijn tijd te propheteren, Hos. 1.1. Het woord des Heeren geschiede tot Hoseas, in de dagen van Uzia, Amos 1.1. | |
c. Vr.Waer op sagen de prophetien van dese Propheten? Antw. Haer predicatien en prophetien hebben sy meest gedaen tegen de gruwelijke sonden die onder het volk om gingen, en die even-wel sorgeloos bleven, waer tegen dese Propheten een zwaer oordeel voor-seyden, Amos 6.1. Wee den gerusten te Zion. | |
c. Vr.Hoe stond het doe ter tijd in het Coningrijke Israels? Antw. Jerobeam haer Coning is gestorven na dat hy een-en-veertig jaer hadde geregeert, en na sijn dood is Israel sonder Coning geweest de tijd van twee-en-twintig jaren, 2 Reg. 14.29. Jerobeam ontsliep met zijne Vaderen. | |
c. Vr.Wie is na dese verlopen tijd Coning geworden in Israel? Antw. Zacharias, de sone van Jerobeam, is Coning geworden; dog dewijle hy een quaed leven leide, soo heeft hy maer ses maenden geregeert, en wierd van Sallum dood geslagen. Also is het vierde gelid van Jehu op den Throon geweest, volgens Gods voorsegginge, 2 Reg. 15.9. Hy week niet af van de sonde Jerobeams, 2 Reg. 10.30. | |
c. Vr.Hoe ging het doe voorts in het Coningrijke van Israel? Ant. Gelijk Sallum hadde Zacharias gedood, soo is hy ook van Menahem gedood, als hy maer een maend hadde geregeert: Dog Menahem was een wreed Tyran, want de Plaetsen die voor hem de poorten niet hadden geopent, heeft hy geslagen, en heeft hare zwangere Vrouwen in stucken gehouwen, 2 Reg. 15.16. Alle hare bevrugte Vrouwen hieuw hy in stucken, 2 Reg. 15.14, 16. | |
c. Vr.Wat oorlogen heeft Menahem gevoert? Ant. Als de Assyriers op hem aen quamen ten strijde, soo heeft hy haer met duysent talenten silvers afgekocht, welck gelt hy haelde van de rijke Lieden, schattende yder op vijftig silvere sickelen, 2 Reg. 15.20. Menahem bragt dat gelt op van Israel. | |
b. Vr.Heeft Uzias, de Coning in Juda, altijd in de wegen des Heeren gewandelt? | |
[pagina 456]
| |
Ant. Neen hy: Maer nu oud geworden zijnde, heeft hy door hoogmoedigheyd selve als Priester willen offeren: dog als hem de Hooge-priester Azaria met tagtig Priesteren tegen stonden, en als hy hier over toornig wierd, soo is hy met melaetsheid aen sijn voor-hooft geslagen, en uyt den Tempel gestooten zijnde, heeft hy in een afgesondert huys moeten woonen, 2 Chro. 26.20. Hy was melaets aen zijn voorhooft, ende sy stieten hem met 'er haest van daer, 2 Chron. 26.16, 17. | |
b. Vr.Wie is in Israel Koning geweest na Menahem? Ant. Pekahja sijn sone, die oock wandelde in Jerobeams afgoderye, maer Pekah, een van sijne Hooft mannen, heeft hem gedood, en heeft sig selven tot Koning opgeworpen de tijd van twintig jaer, 2 Reg. 15.25. Pekah sloeg hem te Samaria in het Paleys, 2 Reg. 15.22. | |
a. Vr.Wat wedervaren heeft het Koningrijke Israels in dese tijd gehad? Ant. Tiglat-Pilesar, Koning van Assyrien, is tegen Israel op-gekomen, ende heeft veel volk uyt Galileen ende uyt Naphtali gevankelijk weg-gevoert, 2 Reg. 15.29. Hy voerdese weg na Assyrien. | |
b. Vr.Wie is na Uzias in de regeringe van Juda gekomen? Antw. Jotham, de sone van Uzias, die het Rijke al heeft bedient, terwijl sijn Vader nog in het leven was, 2 Chron. 27.1. Jotham was vijf-en-twintig jaer oud doe hy Koning wierd, 2 Reg. 15. verss. 31, 33. | |
c. Vr.Hoedanig is sijn leven in sijn regeringe geweest? Ant. Hy was een vroom Godzalig Koning: Hy heeft de groote poorte van den Tempel gebouwt: Hy heeft ook de Ammoniten onder sijn geweld gebragt: deselvige sig cijnsbaer makende, 2 Chron. 27.6. Hy rigtede zijne wegen voor het aengesichte des Heeren, 2 Chron. 27.3, 5. | |
a. Vr.Hoe stond het in dese tijd met de andere Vyanden van Juda? Ant. God, siende de sonden van Juda, heeft begonnen tegen Juda te senden Rezin, den Koning van Syrien, en Pekah, den Koning van Israel, 2 Reg. 16.5. Doe togen Rezin en Pekah op tegen Jerusalem ten strijde, 2 Reg. 15.37. | |
a. Vra.Wat Propheten hebben in dese tijd van Uzias, en van Jotham gepropheteert? Antw. Jesaias sag, in dese tijd dat Uzias storf, dat heerlijke gesigte, en Micha begon te propheteren, Esa. 6.1. In den jare doe de Koning Uzias storf, Mich. 1.1. | |
c. Vr.Waer over heeft Jesaias gepropheteert? | |
[pagina 457]
| |
Ant. Hy heeft zijn prophetien begonnen van de scherpe bestraffingen van de zware sonden van Gods Volk, daer by doende verscheide troostelijcke beloften voor die haer bekeerden: Daer na heeft hy zware straffen voorseyd voor de Heidenen, die rondtsom Gods Volk woonden: Daer na heeft hy gesproken van de komste des Messie, en van sijn heerlijke weldaden: En eindelijk heeft hy voor-seid de heerlijke staet van de Gemeinte des Nieuwen Testaments, wanneer de Heidenen souden geroepen worden tot het Genaden-verbond in Christo Jesu. | |
c. Vr.Wat Koning is na Jotham in Juda geweest? Antw. De godloose Achas, de soon van Jotham, die een Afgoden-dienaer was, gelijk de Koningen van Israel: Hy dede ook zijne sonen door het vyer gaen, en hy liet allerley afgoderye toe, 2 Reg. 28.1, 2, 3, 4. | |
b. Vr.Wat straffe is om dese godloosheden het Land van Juda over-gekomen? Antw. Resin, de Koning van Syrien, spande te samen met Pekah, de Koning Israels, om het Koningrijke van Juda uit te roeyen, waer door groote onsteltenisse ontstond te Jerusalem, Esa. 7.2. Achas herte beweegde sig, ende het herte zijns volks, 2 Reg. 16.5. | |
c. Vr.Wilde God Juda verdelgen door dese Vyanden? Antw. Neen: Daerom liet hy Achas aenseggen door Jesaiam, dat hy soo bevreest niet soude wesen voor die twee Koningen: En dat hy een teiken mogt begeren tot sijn gerustheid: 't welk als hy weygerde, soo gaf hem de Propheet dit teyken: Dewijle dat de Messias uyt Davids geslagte moest voort-komen, dat dan Davids Huys niet en soude worden uytgeroeyt, Esa. 7.11. Eischt u een teeken van den Heere uwen God, Esa. 7.4, 14. | |
b. Vr.Hebben dese Vyanden Jerusalem niet ingenomen? Ant. Neen: Nogtans hebbense in het Land van Juda groote schade gedaen: Rezin heeft de stad Elath in-genomen: En Pekah heeft hondert en twintig duysent mannen in Juda geslagen, en twee hondert en vijftig duysent wijven en kinderen gevankelijk wech gevoert: Dog heeft de selvige, op het woord van de Prophete Obed, wederom na huys gesonden, 2 Chron. 28.6. Pekah sloeg op eenen dagh alle strijdbare Mannen in Juda dood, 2 Reg. 16. verss. 5, 6. | |
c. Vr.Wat dede Achaz doe de Philistijnen ende de Ammoniten hem geslagen hadden? Ant. Hy beweegde Tiglat-Pilezer, den Koning van Assyrien, gevende hem al het goud en silver van den Tempel, dat hy tegen | |
[pagina 458]
| |
Rezin en Pekah soude optrecken; 't welk hy gedaen heeft,dodende Rezin, den Koning van Syrien, 2 Chron. 28.16. Hy sond toe den koning van Assyrien datse hem helpen souden, 2 Chron. 28.21. | |
b. Vr.Hoe is Achaz door het in-roepen van de Assyriers gevaren? Ant. Sy waren sijn land meer tot last als tot hulpe. Dog hoe Achaz meer benaut wert, hoe hy ook godloser leefde, 2 Chron. 28. vs. 22. Ter tijd als men hem benauwde, maekte hy des overtredens tegens den Heere nog meerder, 2 Chron. 28.20, 24, 25. | |
c. Vr.Wat besondere sonden heeft Achaz begaen? Antw. Achaz wilde de Goden van Damascus dienen, om haer te vriend te hebben, die hy meynde dat hem geslagen hadden: Hy sloot de Tempel toe, ende liet Altaren bouwen op alle hoeken van de straten: ende als hy na Damascus trok, om den Koning van Assyrien te spreken, so sag hy daer een Altaer, en sond die af-beeldinge na Jerusalem, met last, dat de Priester Uriah den koperen Altaer soude aen een zijde setten, en een Altaer maken na dese af-beeldinge: Hy heeft ook het goud en koper uyt den Tempel genomen, ende hy settede de Zee op een steene vloer, 2 Chron. 28.24. Hy hieuw de vaten van het Huys des Heeren in stucken, 2 Reg. 15.10, 17. | |
b. Vr.Hoe stond het op die tijd in het Coningrijke van Israel? Antw. Hoseas, een Overste, heeft tegen Pekah sijn Coning een verbintenisse gemaekt, ende hem gedood, hem selven voor Coning in Israel opwerpende: dese Hosea is ook een godloos Coning geweest, al-hoe-wel wat beter nog zijnde als zijn Voor-saten: Ende hy is de laetste Coning in Israel geweest, 2 Reg. 17.2. Hy dede dat quaed was in de oogen des Heren, even-wel niet soo als de Koningen Israels die voor hem geweest waren, 2 Reg. 16.30. |
|