Dagelyckse huys-catechisatie
(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrija. Vr.Wie is na David Koning geworden? Ant. Als David nog in het leven was, dog oud en afgeslooft, so dat men Abisach een Dogter van Sunem opsogt, om sijn voeten te verwermen: so heeft Adonia, sijn oudste Soon, alle des Konings Sonen (uyt-gesondert Salomo) tot sig getrocken, als mede Joab en Abiathar de Hooge-priester, ende een maeltijd voor haer bereydende, heeft hy sig selven voor Koning laten uyt-roepen, 1 Reg. 1.5. Adonia seide, ik sal Koning zijn, 1 Reg. 1.3, 9. | |
b. Vr.Hoe nam David dit op? Ant. Als Bathzeba, de Moeder van Salomon, door ordre van de Prophete Nathan dit aen David bekent maekte: so heeft hy geseyd, dat Salomon Koningsoude wesen: daer op hebben Nathan, Zadok de Hooge-priester, en Benaja, door last des konings Davids, Salomon op den Koninglijken Muyl gevoert door de stad na Gihon, en hem aldaer tot Koning gesalft hebbende, hebbense hem op Davids Throon gestelt, met grote toe-juychinge van het Volk, 1 Reg. 1.39. Al het volk seide, de Koning Salomon leve, 1 Reg. 1.29, 33, 38. | |
[pagina 437]
| |
c. Vr.Wat dede doe Adonia met de sijne? Ant. Adonia is met de sijne gevlugt: hy selve vlugtende na den Tabernakel, en vattede de hoornen des Altaers, om niet gedood te worden: hy heeft pardon van Salomo ontfangen, onder conditie dat hy in stilheyd na sijn eygen huys soude vertrecken, 1 Reg. 1.50. Adonia vreesde voor Salomo, 1 Reg. 1.53. 1 Reg. 2.21, 22. | |
c. Vr.Hoe is David gestorven? Ant. David nu veertig jaren Koning geweest zijnde, heeft op sijn dood-bedde aen Salomo belast dat hy den Heere soude vreesen, en den Tempel bouwen: dat hy Joab en Simei niet ongestraft soude laten blijven: ende dat hy aen de sonen van Barzillai weldadigheyd soude bewijsen, 1 Reg. 2.3. David seide, neemt waer de wagt des Heeren uwes Gods, 1 Reg. 2.5, 8, 9. | |
c. Vr.Hoe heeft sig Salomo gedragen tegen sijne en sijns Vaders tegen-partyen? Antw. Als Adonia door Bathzeba versoeken liet, dat Abisach hem ter Vrouwe mogte gegeven worden: Als Joab na den Altaer was gevloden: Als Simei het gebod van in sijn huys te blijven, had over-getreden, uyt-lopende om sijn Knegten te soeken; so heeft Salomo dese drie gedood: ende hy heeft de Hooge-priester Abiathar af-geset, stellende Zadok in sijn plaetse, 1 Reg. 2.24. De Koning seyde, voorseker, Adonia sal heden gedood worden, 1 Reg. 2. vs. 21.26, 29, 46. | |
b. Vra.Heeft Salomon geen Vrouw getrouwt? Ant. Ja hy: want hy heeft getrouwt de Dogter van Pharao, koning in Egypten, 1 Reg. 3.1. Salomon verswagerde sig met den Koning van Egypten, 1 Reg. 7.5. | |
a. Vr.Waer mede betoonde Salomo sijn dankbaerheid aen God voor sijne heerlijkheid? Ant. Hy ging met de Overste na de Tabernakel, en heeft duisent brand-offeren geoffert; 't welk den Heere so aengenaem was, dat hy hem des nagts de keure gaf om te begeeren wat hy wilde: en als Salomon alleenlijk wijsheid begeerde, so gaf hem God een grote mate van wijsheyd, en daer by veel rijkdom en eere, 1 Reg. 3.4. Duisent brand-offeren offerde Salomon op dien Altaer, 1 Reg. 3.5, 10, 11, 12. 1 Reg. 4.29. | |
a. Vr.Wat bewijs gaf Salomon van sijn wijsheyd? Ant. Te Jerusalem weder-keerende, sprak hy dat wijse vonnisse uyt tusschen die twee Vrouwen, die twisteden om het levendige kind, en daer na sprak hy veel wijse spreuken van allerley saken 1 Reg. 4.32. Hy sprak drie duisent spreuken, en zijne liederen waren duisent en vijve, 1 Reg. 3.22, 24, 25. | |
[pagina 438]
| |
b. Vr.Was Salomo een heerlijk Koning? Antw. Ja hy: so dat sijns gelijke voor hem niet geweest was, nog na hem niet komen sal: Hy had dagelijks voor sijn Hof, dertig Cor Meel-bloeme: tseventig Cor Meel: thien vette Runderen: twintig weide Runderen: hondert Schapen: behalven al het Wildbraed, 1 Reg. 4.21. Salomon was heerschende over al de Koningrijken, 1 Reg. 4.22, 23. | |
c. Vr.Heeft Salomon eenen Tempel gebouwt? Ant. Ja hy: waerom hy met Hiram, de Koning van Tyrus, vrienschap maekte, om Ceder-boomen en andere noodigen voorraed tot dit Gebouw uit sijn Land te bekomen, sendende behalven Hirams knegten, die ook holpen, thien duysent mannen, te gelijk om het hout te houwen in de bosschen, en daer by tseventig duysent Last-dragers, ende tagtig duysent Steenhouwers, 1 Reg. 5. vs. 18. Sy bereiden het hout, ende steenen om het Huis te bouwen, 1 Reg. 5.1, 14, 16. | |
b. Vra.Is 'er niet bysonders aen te merken in desen bouw des Tempels? Ant. Ja het, want de plaetse daer den Tempel gebout wierd, was de Dorsch-vloer van Arauna die David gekocht hadde, zijnde den Berg Moria, de selfde plaetse, alwaer Abraham sijn sone Isaac meynde te offeren, 't welk nu al agt hondert en tsestig jaren geleden was: Ook was dit aenmerkelijk, dat in dit groote Gebouw niet een hamer-slag wierd gehoort, 1 Reg. 6.7. Geen hamer, of bijle, of eenig ander yser gereedschap wierd gehoort, 2 Chron. 3.1. Gen. 22.2. | |
c. Vr.Hoe heeft Salomon den Tempel in-gewyet? Antw. Als den Tempel in het elfde jaer van sijn regeringe nu meest voltrocken was, met meest alle de gereedschap tot de Godsdienst nodig: so bragten de Priesteren de Arke en andere heilige dingen op haer plaetse, lovende God met Trompetten en gesang: doe daelde een wolke op de Tempel: daer na dede Salomo een Predicatie tot het volk, en een treflijk gebed tot God: en geoffert hebbende twee-en-twintig duysend Runderen, en hondert en twintig duysent Schapen, heeft de Koning het Volk gezegent, dewelke na seven dagen het Feest der Loof-hutten gehouden te hebben, in blijdschap naer huys zijn gekeert, 1 Reg. 8.66. Op den agsten dag liet hy het volk gaen, ende sy zegenden den Koning, 1 Reg. 8. vs. 6, 10, 15, 22, 63. | |
a. Vr.Is God aen Salomo niet meer verschenen? Ant. Ja hy, want als hy nu in de volgende derthien jaren de Koninglijke Huysen hadde vol-trocken, so is hem God versche- | |
[pagina 439]
| |
nen, belovende een vaste bestendigheyd van sijn Throon, indien hy volstandelijk in Gods wegen voortaen wandelde, 1 Reg. 9.5. De Heere seide, so sal ik den Throon uwes Koningrijks bevestigen tot in eeuwigheid, 1 Reg. 9.1, 2. | |
b. Vr.Waerom quam de Koninginne van Scheba tot Salomon? Ant. Sy quam tot hem om sijn grote wijsheyd te horen, en sijn uytnemende heerlijkheyd te sien, gelijkse ook met verwonderinge van dit alles heeft ondervindinge bekomen, geluckig agtende die Mannen, dewelke hem dienden: En also is sy, na datse grote geschenken aen Salomon had gegeven, en van hem ontfangen, wederom met vergenoeginge na haer land verreyst, 1 Reg. 10.2. Sy quam om met raedselen hem te versoeken, 1 Reg. 10.7, 8. | |
a. Vr.Hoe stond het met de Onderdanen van Salomo? Antw. Salomon nu oud geworden zijnde, heeft tegens Gods Verbod, vele Heydense Vrouwen getrouwt, hebbende seven hondert Wijven die Vorstinnen waren, en drie hondert By-wijven: Dese Vrouwen hebben hem gebragt tot afgoderye, 1 Reg. 9. vs. 5. Salomo wandelde Astoreth, den God der Sydoniers na: ende na Milcon, het verfoeysel der Ammoniten, 1 Reg. 9.3, 5. | |
c. Vr.Wat is Salomo hier over weder-varen? Ant. God seide hem aen, dat hy thien stammen van sijn Koningrijke soude af-scheuren; en ook verwekte God terstond eenige Vyanden tegen hem, 1 Reg. 11.11. De Heere seide, ik sal gewisselijk dit Koningrijke van u scheuren, ende het selvige uwen knegt geven, 1 Reg. 11.14, 23. | |
c. Vr.Is Salomo in dese sonde onbekeerlijk gestorven? Ant. Hy is gestorven na dat hy veertig jaer had geregeert, maer al-vorens tot bewijs van sijn bekeeringe gemaekt hebbende het Boek Predicker genaemt, 1 Reg. 11.43. Salomo ontsliep met sijne Vaderen. | |
b. Vr.Wanneer zijn de thien stammen van Salomons Rijk afgescheurt? Antw. Doe het Volk na Zichem trok, om sijn sone Rehabeam tot Koning te maken: want als sy verligtinge versogten van eenige lasten, 't welk haer Rehabeam, op den raed van jonge Raedslieden weygerde: so heeft Jeroboam (die gevlugt zijnde voor Salomo, om dat een Propheet hem de regeringe van de thien stammen had belooft, en nu wederom gekomen zijnde) het Volk oproerig gemaekt, en thien stammen tot sig getrocken, alleenlijk Juda en Benjamin, nevens de Priesteren en Leviten aen Rehabeams zijde verblijvende, 1 Reg. 12.19. Also vielen de Israeliten van den Huise Davids af, 1 Reg. 11.29, 30. 1 Reg. 12.14, 20. | |
[pagina 440]
| |
a. Vr.Hoe droeg sig Rehabeam in dese veranderinge der stammen? Antw. Als de Israeliten sijn Rentmeester Adoram , die hy gesonden had, om haer wederom te doen keeren, hadden dood geslagen; so bereyde hy een groot Leger om Jerobeam te bestrijden, maer hier in van een Propheet door Gods last, belet zijnde, so bouwde hy eenige Steden tot versekeringe van sijn Rijke, 1 Reg. 12.24. Semaja seide, gy en sult niet optrecken tegen uwe Broederen de kinderen Israels, 2 Chron. 11.1, 2, 3, 4. | |
b. Vr.Hoe heeft Jerobeam sijn Koningrijke tegen Rehabeam soeken te versekeren? Ant. Na dat hy Zichem en Panuel tot sterke Frontier-steden had gebouwt tegen Juda: vreesende dat sijn Volk gaende na Jerusalem tot de Gods-dienst, van hem ligtelijk souden afvallig worden, heeft twee Kalveren gemaket, te Dan, en Bethel, instellende tot Priesteren eenige geringe Lieden uit den Volke, en voor-gevende, dat die Kalveren de Godenwaren die haer uyt Egypten verlost hadden, 1 Reg. 12.28. Hy maekte twee goude Kalveren. 1 Reg. 12.25, 31. | |
b. Vr.Is Jerobeam niet bestraft over dese sijne daed? Ant. Ja: want God sond een Propheet tot Jerobeam, die hem aen-seyde, dat een Koning soude op-staen, (namentlijk Josia, na drie hondert en vijftig jaren) die de dood beenderen van sijne Propheten soude verbranden, waer van het teken was dat den altaer van Jerobeam scheurde, 1 Reg. 13.2. De Man Gods seide, siet een Soon sal den Huise Davids geboren worden, wiens naem sal zijn Josia, die sal op desen Altaer offeren de Priesteren der hoogte, 1 Reg. 11.1, 3. | |
c. Vr.Hoe ging het die Man Gods? Ant. Jerobeam wilde hem aen-grijpen om te straffen, dog sijn arm verdorde: De Man Gods voor hem biddende, wierd sijn arm herstelt, maer de Man Gods wilde by hem niet ten eten komen: Dog van een oud Propheet overredet zijnde, at hy te Bethel brood, tegens Gods verbod, en wierd daerom op den weg van een Leeuw gedood, 1 Reg. 13.24. Een Leeuw vond hem op den weg, en doode hem, 1 Reg. 13.4, 8, 18. | |
b. Vr.Had Juda anders geen Vyanden als Jerobeam? Antw. Ja: want als Juda met haer Koning overtrad Gods Wetten, so quam Sisack de Koning van Egypten met een grote magt tegen Juda, berovende het Land, en selfs de goude Schilden uyt den Tempel te Jerusalem wech nemende, so dat Rehabeam daer na kopere Schilden most maken: dog op haer | |
[pagina 441]
| |
bekeeringe zijnse haestelijck verlost geworden, 1 Reg. 14.26. Sisack nam de schatten van het Huys des Heeren, 2 Chron. 12.2, 3. | |
c. Vr.Hoe stond het met Jerobeam? Ant. Als sijn Vrouw, ter oorsake van haer kranke sone, de Propheet Abia aensprak, so hoorde sy dat het kind sterven soude, en ook de onder-gang van haer Man, om de afgoderye die hy bedreef, 1 Reg. 14.10. De Heere seide, ik sal quaed voer het huis Jerobeams brengen, 1 Reg. 14.2, 9, 12, 13. | |
a. Vr.Wie is Koningh geweest over Juda, na de dood van Rehabeam? Ant. Na dat Rehabeam seventhien jaer geregeert had en gestorven was, zo is sijn soon Abia Koning geworden, die niet wel en leefde: nogtans sloeg hy Jerobeams Leger, hem vijf hondert duysent mannen af-slaende, so dat Jerobeam geen kragt overig hadde om hem selven wederom te verheffen, 2 Chron. 13.17. Abia en zijn volk sloegense met eenen groten slag, 2 Chron. 13.3, 12, 13, 15. |
|