Dagelyckse huys-catechisatie
(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrija. Vr.Wie is Rechter geweest over Israel, na de dood van Eli? Antw. De Prophete Samuel, die de tijd van omtrent veertig jaren heeft Rechter geweest, dog alsoo, da men niet bevind dat hy in de eerste twintig jaren yet gedaen heeft tegen de Philistijnen, 1 Sam. 7.2. Het wierden twintig jaren, ende de Kinderen Israels klaegden den Heere agter na. | |
b. Vr.Hoe is Samuel geroepen om Propheet en Rechter te zijn over Israel? Antw. Als sijn Moeder Hanna onvrugtbaer zijnde, door gebeden dit kind van den Heere had bekomen, ende datse het selvige, volgens haer belofte, van kinds-been aen den Heere heyligde: soo is hy tot driemael toe des nagts van den Heere geroepen, 1 Sam. 3.6. Doe riep de Heere Samuel wederom, 1 Sam. 1.27, 28. | |
c. Vr.Wanneer, en hoe heeft Hanna haer kind Samuel tot den Heere gebragt? Ant. Hanna hield haer kind by haer tot dat het gespeend was, doe bragt sy het tot den Heere, en song God ter eeren een heerlijcken Lof-sang, 1 Sam. 1.24. 1 Sam. 2. | |
c. Vra.Had Eli geen sonen, die hem in het Rechter-ampt succedeerden? Ant. Eli had twee sonen, maer dewijle datse boose Boeven waren, die groote ergernissen bragten over de Godsdienst; en dewijle dat Eli haer niet scherpelijk bestrafte, soo heeft de Heere haer verstooten, 1 Sam. 2.12. De sonen Eli waren kinderen Belials, sy en kenden den Heere niet, 1 Sam. 2.15, 16, 25. | |
c. Vr.Wat deden dan de sonen Eli? Ant. Sy sliepen by de Wijven die ten offer quamen: En sy wilden met gewelt de beste stucken uy 't offer hebben, soo dat het volk de Priesters, en Godsdienst begonnen te veragten, 1 Sam. 2.13. | |
c. Vr.Welke was de eerste openbaringe die Samuel van God ontfing? | |
[pagina 421]
| |
Antw. God maekte hem bekend, dat hy Eli en sijn geslagte van het Priesterdom soude verstooten, gelijk de Heere aen Eli ook te voren hadde bekend gemaekt door een Prophete, 1 Sam. 3.12. De Heere seide ik sal verwecken over Eli, alles wat ik tegen zijn huys gesproken hebbe, 1 Sam. 2.31. | |
c. Vr.Was dit aen Eli te voren bekend gemaekt? Antw. Ja, want daer quam een Man Gods tot hem, die hem verhaelde alle de weldaden die God aen sijn geslagte gedaen hadde, en voorts soude doen: Maer dewijle hy geen sorge droeg voor de eere van de Godsdienst, soo soude God het Priesterdom van sijn huys weg nemen, en sijn geslagte soo arm maken, datse om brood souden gaen bedelen, 1 Sam. 2.27, 32, 36. | |
b. Vr.Heeft dan Samuel geen verlossinge te wege gebragt voor Israel? Antw. Ja hy: want als Israel tot den Heere schreide, en datse, volgens sijn last, de vremde Goden wech deden, soo sloeg hy de Philistijnen met soo een grooten slag, datse in Samuels regeringe niet meer in het land Israels in-vielen, 1 Sam. 7.13. Alsoo werden de Philistijnen vernedert, 1 Sam. 7.1.4. | |
b. Vr.Is Samuel al sijn leven alleen-Regter gebleven over Israel? Ant. Neen: want al-hoe-wel hy getrouwelijk van jaer tot jaer alle steden door-reysde, op dat Israel wel gerigtet wierd, soo was Israel hier mede niet te vreden, maer sy begeerden een Koning, 1 Sam. 8.5. Sy seiden, settet een Koning over ons, 1 Sam. 7.16. | |
a. Vr.Waerom wilden sy een Koning hebben? Ant. Dewijle Samuel nu was oud geworden, en dat sijn twee sonen, Joel, en Abia, die hy tot Regteren in sijn plaetse had gestelt, niet wel en leefden, soo meynden sy, na het exempel van andere Volkeren, door een Koning beter bewaert te sullen zijn, 1 Sam. 8.5. Sy seiden, siet, uwe sonen en wandelen niet in uwe wegen, 1 Sam. 8.1, 3. | |
b. Vr.Heeft haer Samuel een Koning gegeven? Antw. Ja, want al-hoe-wel dit versoek hem seer mishaegde, en dat het God niet aengenaem was; soo heeft hy haer, volgens Gods last, tot Koning gesalft, Saul, den sone Kis, met voorsegginge van de zware lasten, die sy onder de Koninglijke regeringe souden moeten dragen, 1 Sam. 8.11. Hy sal uwe sonen nemen dat hyse stelle tot zijnen wagen, &c. 1 Sam. 8.12, 13, 15, 16. 1 Sam. 8.7. | |
c. Vr.By wat occasie is Saul tot Koning gemaekt? Antw. Saul soekende de verloren Ezelinnen van sijn Vader Kis, quam tot Samuel om hem raed te vragen; en alsoo hoorde hy | |
[pagina 422]
| |
de belofte, dat hy Koning worden soude, en wierd terstond van Samuel gesalft, 1 Sam. 10.1. Doe nam Samuel een oly-kruike, en gootse op sijn hooft, 1 Sam. 9.34. 1 Sam. 9.2. | |
c. Vra.Op wat maniere hoorde Saul de belofte dat hy Koning soude zijn? Antw. Als Saul in de Stad quam, so quam hem Samuel te gemoete, en noode hem tot een Offer-maeltijd, waer in Samuel het beste stuk vleesch voor Saul liet op-setten, en na de Maeltijd ging hy met hem alleen ter zijden af, en voor-seide, dat hy Koning soude worden, 1 Sam. 4. | |
c. Vr.Hoe nam Saul de Kroone aen? Antw. Als hy dese belofte hoorde, zo konde hy dit niet gelooven, om dat sijn geslagte seer gering was in Israel: Van Samuel af-gaende, zo quam hy onder de Propheten, en propheteerde ook, gelijk Samuel hem voor-seid hadde: Als men hem Koning maken soude, soo verbergde hy hem selven agter de vaten: Evenwel, het volk siende, dat hy een lang schoon Man was, wilden hem tot een Koning hebben, en alsoo wierd hy gesalft tot Koning, 1 Sam. 10. | |
c. Vr.Welk was de eerste victorie die Saul heeft bekomen? Antw. Als Nabas de Ammonijt belegert hadde Jabes in Gilead, en als hy van yder Burger het regter ooge eischte, zo heeft Saul, dit verstaende, eenige Runderen in stucken gehouwen, de stucken door gantsch Israel gesonden, en heeft drie hondert duysent, en dertig duysent Mannen vergadert, waer mede hy Jabes heeft ontset, ende Ammoniten alzo geslagen dat 'er geen twee by malkanderen zijn gebleven, 1 Sam. 11.11. Sy sloegen Ammon, 1 Sam. 11. | |
b. Vr.Hoe heeft Samuel sijn Regter-Ampt afgeleyd? Ant. Samuel betuygde tegen gantsch Israel, dat hy haer getrouwelijk en regtveerdiglijk hadde geregeert: Ende datse derhalven qualijk hadden gedaen, een Koning begeerende, dog seyde haer aen, indiense qualijk leefden, datse met haer Koning souden vergaen: Maer soose wel leefden, datse dan souden behouden worden, waer toe hy voor haer nog steeds wilde bidden, 1 Sam. 12.3. Hy seide, siet hier ben ik, betuigt tegens my, wiens Osse, of wiens Ezel ik genomen hebbe, 1 Sam. 12.14, 17, 23, 25. | |
b. Vra.Hoe maekte het Saul met de Philistijnen? Ant. Saul heeft in het tweede jaer van sijn regeeringe, door sijn sone Jonathan, de besettinge der Philistijnen die te Gibea was geslagen, 1 Sam. 13.3. Jonathan sloeg de besettinge der Philistijnen. | |
c. Vr.Waren de Israeliten hier door bevrijd en verlost van de Philistijnen? | |
[pagina 423]
| |
Ant. Gantsch niet, want de Philistijnen vergadert hebbende dertig duysent Wagenen, en ses duysent Ruyteren, nevens een ontelbare meenigte Voet-volk, zijn in het land Israels gevallen, en trocken met drie hoopen daer door, alles soo uyt-plunderende, dat 'er niet een Smit in Israel wierd gevonden, om eenige Wapenen voor Israel te maken, 1 Sam. 13.17. De Verdervers gingen uit het Leger der Philistijnen in drie hoopen, 1 Sam. 13.5, 22. | |
c. Vr.Wat deden Saul en Israel in dese tijd der benauwdheyd? Antw. Het Volk verstak sig in de holen der aerde, en andere vlugteden uyt het Land: selfs verliepen de Soldaten van Saul, soo dat hy maer ses hondert ongewapende Soldaten by hem behield: Saul verwagtende op Samuels komste, als hy in de bestelde tijd van seven dagen nog niet quam, begon selve te offeren: dog Samuel aenkomende, nam dit soo qualijk, dat hy Saul aenseyde het verlies van sijn Koningrijke, 1 Sam. 13.6. Het volk verbergde sig in de speloncken, 1 Sam. 13.7, 13, 16. | |
b. Vr.Hoe is Israel van de Philistijnen verlost? Ant. Jonathan heeft door een wonderlijke bestieringe Gods, met sijn Wapen-drager, twintig Mannen in een besettinge der Philistijnen geslagen: 't welk soo een verbaestheyd onder haer veroorsaekte, datse gevlugt zijn, en datse malkander zijn op het lijf gevallen: Dit Saul en Israel verstaende, hebbense haer van alle kanten vervolgt en geslagen, 1 Sam. 14.13. Doe klom Ionathan op zijn handen, en op zijne voeten, ende zijn Wapen-drager hem na, ende sy vielen voor Ionathans aengesigte, ende zijn Wapendrager doodese agter hem, 1 Sam. 14.6, 15, 21. | |
c. Vr.Hoe dorst Jonathan met sijn Wapen-drager dit bestaen? Ant. Jonathan wist dat God soo wel weinige als magtige helpen kan: en hy nam sig een teyken, soo de Philistijnen, hem siende, souden seggen, komt tot ons op, dan soude hy op haer aenvallen; dit soo geschiedende, soo klom hy op handen en voeten den Berg op, en versloeg de Magten der Philisijnen, 1 Sam. 14. | |
b. Vr.Hoe verging Jonathan dese victorie? Antw. Saul hadde het Volk bezworen, dat niemand yets eten soude tot den avond toe: Jonathan wat Honichs vindende, en vermoeyt zijnde, stak sijn staf daer in, en at wat Honichs, dat hem seer ververschte; Saul dit verstaende, was soo gram, dat hy Jonathan wilde dooden: dog het Volk wilde dit niet toe-laten, om dat hy soo groote verlossinge voor Israel hadde te wege gebragt, 1 Sam. 14.26, 44. | |
a. Vr.Hoe is 't voorts met Sauls Oorlogen gegaen? Ant. Hy was na dese victorie seer kloekmoedig, en bragt vele | |
[pagina 424]
| |
Vyanden te onder, 1 Sam. 14.47. Hy streed rondsomme tegen alle zijne vyanden, ende waer hy sig wende, oeffende hy straffe. | |
c. Vr.Zijn alle Sauls overwinningen gezegent geweest? Antw. Neen, want als hy op Samuels ordre uyt-trok, om de Amalekiten te slaen, en om alles uyt te roeyen en te dooden, soo heeft hy Agag haer Koning verschoont, en ook vele van het beste Vee, 't welk hem soo qualijk is afgenomen, dat Samuel hem wederom voor-seyd heeft het verlies van sijn kroon: En Samuel selve hebbende Agag gedood, is van Saul wech gegaen, sonder oyt meer van hem gesien te worden, 1 Sam. 15.28. Samuel seide, de Heere heeft heden het Koningrijke Israels van u gescheurt, 1 Sam. 15.19, 32, 35. | |
b. Vr.Waerom verschoonde Saul iets van de Amalekiten? Ant. Hy gaf voor, dat hy dit gedaen hadde, om het beste den Heere te offeren: Maer Samuel seyde hem aen, dat gehoorsaemheyd beter was als offerande, 1 Sam. 15. | |
b. Vr.Vond sig Saul in sijn gemoed hier over niet ontrust? Antw. Ja hy, te meer dewijle ook Gods Geest van hem geweken was, so dat men voor hem David, de sone van Isai, opsogt, om door het harpen-spel sijn geest wat te vermaken, 1 Sam. 16.17. Saul seide, siet my dog na eenen Man uit, die wel spelen kan, vs. 14. | |
c. Vr.Is Israel voorts vry geweest van de Philistijnen? Ant. Neen: maer de Philistijnen zijn wederom tegen Israel opgekomen, tot een Hooft hebbende, de Reuse Goliath, die seer trotselijk tot Israel sprak, en gantsch Israel uyt-daegde, 1 Sam. 17.4. Doe ging daer een Kamp-vegter uit, uit het Leger der Philistijnen, zijn hoogte was ses ellen, en een palm, 1 Sam. 17.8, 9. | |
a. Vr.Hoe is Israel verlost van dese Philistijnen? Antw. Als yder een voor desen Reus verschrikt was, soo trad David toe met een slinger in de hand, en dodende den Reus met een Key-steen uyt sijn slinger: so hieuw hy hem sijn hooft af, en bragt het tot Saul, 1 Sam. 17.50. Also overweldigde David den Philistijn met een slinger, 1 Sam. 17.32. | |
b. Vr.Hoe quam dit by, dat David den Reuse versloeg? Ant. David een Herder zijnde, wierd van sijn Vader Isai gesonden met eenige geschenken van spijse aen den Koning Saul, en ook om sijn Broeders, die in den Oorlog waren, te besoeken: Als hy nu hoorde van desen Goliath met vreese spreken, so ontstak sijn Geest, en hy bood aen, dat hy tegen hem wilde vegten, 1 Sam. 17. | |
b. Vr.Hoe dorst David dit bestaen? | |
[pagina 425]
| |
Antw. David vertrouwde op sijn God, die hem hadde doen verslaen een Leeuw en een Beyr, doe hy de schapen weyde, soo hoopt hy ook dat hy desen onbesneden Lasteraer soude verslaen, 1 Sam. 17. | |
b. Vr.Hoe is David voor dese victorie van Saul beloont? Antw. Hy stelde David tot een Krijgs-overste, en had hem sijn oudste Dochter belooft: maer als David seer geluckig oorloogde, ende daer over in aensien quam by het Volk, so wierd Saul nijdig, en sogt hem met een spiesse te door-steken, 1 Sam. 18.11. Saul schoot een spiesse, ende seide, ik sal David aen de wand spitten, 1 Sam. 18.5. | |
c. Vr.Vond David geen gunst ten Hove? Ant. Ja hy, want Jonathan, Sauls sone, kreeg hem seer lief, en Michal, Sauls jongste dogter, wierd op hem verlieft, welk houwelijk Saul toestond, onder conditie van hondert Philistijnsche Voor-huyden tot een Bruydschat, op hope dat David so om hals soude komen: dog David bragt 'er twee hondert, 1 Sam. 18. vs. 21. Saul seide, ik salse hem geven, op datse hem ten val-strik zy, 1 Sam. 18.1, 2, 27. | |
c. Vr.Is David doe voorts veylig geweest by Saul? Ant. Neen hy: want door Jonathans voor-spraek de versoeninge gemaekt zijnde, so is David wederom seer victorieus geweest tegen de Philistijnen; waer door Saul wederom nijdig wordende, heeft hem wederom met een spiese willen doden: Dog David ontvlugtende, is des nagts van sijn Vrouw uyt-gelaten, en is het gevaer ontkomen: Sauls Boden, die gesonden waren om David te doden, bedrogen zijnde, door een Beeld dat in het bedde lag, 1 Sam. 19.11. Saul sond Boden uit tot Davids huis, dat sy hem bewaerden, op dat sy hem des morgens doden souden, 1 Sam. 19.4, 16. | |
b. Vr.Waer na toe vlugtede David? Ant. Eerst na Rama tot Samuel, waer Saul hem volgde, dog Saul wierd van God belet door een propheterenden geest: Jonathan sogt voor David te spreken, 't welk Saul so qualijk opnam, dat hy hem meende te door steken; hier op waerschouwde Jonathan David, en also nam David daer na sijn vlugt na Nob, tot den Priester Achimelech: van daer na Achis, den Koning der Philistijnen: en van daer na de spelonke Adullam, 1 Sam. 20.43. Doe stond David op, en ging henen, 1 Sam. 21.1. 1 Sam. 22.1. | |
c. Vr.Wat weder-varen heeft David gehad in sijn vlugten? Ant. Te Nob at hy van de Toon-broden, door hongers-nood: En ontfing het Goliadsche zwaerd van den Priester, 't welk Doeg aen Saul aenbrengende, soo heeft Saul hierom Achimelech en | |
[pagina 426]
| |
vijf-en-tagtig Priesters laten dooden: Te Adullam quamen sijn Vrienden by hem, en vier hondert Mannen die benauwt waren van gemoed, van waer David vertreckende na Mispe, in het land der Moabiten, liet sijn Ouders aldaer in versekeringe by den Koning. Te Achis moest hy sig als een Geck houden, om dat hy sig aldaer niet vertrouwde, 1 Sam. 21.13. Hy veranderde zijn gelaet, 1 Sam. 22.18. 1 Sam. 22.1, 2. | |
b. Vr.Wat dede David dan, doe hy hem voor eeen Gek aenstelde, en waerom moest hy dit doen? Ant. David sag wel dat hy niet veel gunst by de Hovelingen hadde te wagten, ja, dat sy hem voor een Verspieder en Verrader souden hebben aengesien: Hierom begon hy met de handen aen de muer te krabbelen, en liet hem quijl uit sijn mond in sijn baert loopen, en alsoo lieten sy hem voor een Gek weg gaen, 1 Sam. 21. | |
b. Vr.Heeft David in sijn vlugten niet bysonders uit-geregt tegen eenige Vyanden? Ant. Ja hy: want hy heeft de Philistijnen geslagen, die Kehila beoorlogden: maer hoorende van Sauls komste, is hy daer van daen gevlugt na de Woestijne Ziph, met ses hondert Mannen, 1 Sam. 13.5. David streed tegen de Philistijnen, en dreef haer vee weg, 1 Sam. 23.13. | |
a. Vr.Was David niet somtijds in groot gevaer om van Saul gevangen te worden? Antw. Ja hy, want als de Ziphiten hem aen Saul hadden ontdekt, soo vlugte hy na de Woestijne Maon, dog Saul aenkomende, besette hem op een Berg: maer als men boodschapte dat de Philistijnen in sijn Land gevallen waren, soo trok hy haestelijk te rugge, en soo raekte David vry, 1 Sam. 23.28. Doe keerde sig Saul van David na te volgen, 1 Sam. 23.23, 24, 25. | |
a. V.Is Saul met David niet wederom bevredigt? Antw. Als Saul in de Woestijne Engedi in een hol gegaen was, om sijn voeten te decken, niet wetende dat David daer in verborgen lag, soo sneed David een stuk van sijn Mantel, 't welk David van een Berg vertoonde, en nam dit tot bewijs, dat hy na Sauls leven niet en stond: Hier door wierd Saul bewogen om vrede met David te maken, onder belofte dat David Sauls Huys niet soude uyt-roeyen, als hy Koning soude zijn, 1 Sam. 24.18. Saul seide tot David, gy zijt regtveerdiger dan ik, 1 Sam. 24.5, 12. | |
c. Vr.Waer ging David doe? Antw. Hy ging na de Woestijne Pharan, en sond aen Nabal om eenige spijse: Maer als Nabal de Boden qualijk bejegende, trok David op om hem en al het sijne om te brengen: Dog Abigael, | |
[pagina 427]
| |
de Vrouw van Nabal, dit verstaende, trok David met spijse tegen, en keerde sijn toorn af, welke Abigael David, na Nabals dood, getrouwt heeft, 1 Sam. 25.18. Doe haestede Abigael, en nam twee hondert brooden, &c. 1 Sam. 25.5, 13, 32, 39. | |
c. Vr.Hoe is het met desen Nabal gelegen geweest? Ant. Hy was een rijk Man, dog een grooten dwaes, die hem dikwils dronken dronk; soo quam hy des avonds wederom dronken te huys, soo dat hem Abigael niet dorst aen-spreken: Maer des morgens, hoorende in wat gevaer hy geweest was, soo verschrikte hy alsoo seer, dat hy daer van storf, 1 Sam. 25. | |
b. Vr.Is Saul in vriendschap gebleven met David? Ant. Neen hy: maer op-gemaekt zijnde van de Ziphiten, was hy gekomen met sijn Leger om David te vangen, en sig alsoo te slapen geleid hebbende, is David in stilheyd gekomen, weg nemende Sauls spiesse en water-flessche; 't welk Saul verstaende, soo is wederom de vrede gemaekt, dewijle Saul overtuygt wierd, dat David na sijn leven niet en stond, 1 Sam. 26.17. Saul seide, is dat uwe stemme mijne Sone David, 1 Sam. 26.7, 9, 12, 25. | |
b. Vr.Vertrouwde sig David over dese gemaekte versoeninge? Ant. Neen hy: maer vreesende dat hy nog ten laetsten in Sauls handen vallen soude, trok hy na Achis, de Koning der Philistijnen met sijne ses hondert Mannen, die hem de stad Tziklach schonk, 1 Sam. 27.1. David seide, nu sal ik der dagen eens door Sauls hand omkomen, 1 Sam. 27.5, 6. | |
c. Vr.Hoe maekte het David by Achis? Antw. Als Achis niet beter wist, of David trok uyt, en sloeg Israel, soo sloeg David de Amalekiten, ende hy doode alles wat hy vond, op dat niemand dese tijding aen Achis soude brengen, 1 Sam. 27.11. David liet nog Man, nog Vrouwe leven, om dit te seggen te Gath, 1 Sam. 27.8, 12. | |
a. Vr.Hoe verging dit David? Ant. De Amalekiten siende, dat David te Tziklach niet was, overvielen die Stad, en trocken met al den roof, ook met Davids twee Vrouwen, henen: maer David haer agter-volgende, sloeg de Amalekiten, ende bragt alle gevangene wederom, soo dat 'er niet een gemist wierd, 1 Sam. 30.1. De Amalekiten hadden Tziklach met vyer verbrand, 1 Sam. 30.10, 17. | |
b. Vra.Hoe is 't voorts met Saul gegaen? Ant. Als Saul op trok tegen de Philistijnen, (Die David van hier gesonden hadden, op hem niet vertrouwende) soo vraegde hy eerst God om raed; dog geen antwoord bekomende, ging tot een Tooveresse, versoekende, datse Samuel, die nu gestorven | |
[pagina 428]
| |
was, wilde doen opkomen: maer als de Duyvel onder schijn van Samuel, hem de neder-lage voor-seide, soo is Saul seer ontsteld geworden, 1 Sam. 28.11. Saul seide, doet my Samuel op komen, 1 Sam. 28.4, 20. 1 Sam. 29.3. | |
a. Vra.Hoe is den Oorlog uyt gevallen? Ant. Saul is met sijn volk van de Philistijnen geslagen, en vlugtende, is desperaet zijnde, in sijn eyge zwaert gevallen: Jonathan is ook om-gekomen; 't welk David verstaen hebbende, heeft haer dood beweent, 1 Sam. 31.3. De strijd wierd swaer tegen Saul, vs. 8. |
|