Dagelyckse huys-catechisatie(1700)–Franciscus Ridderus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Morgen-gesang op de sesthiende Dag van de Maent. Stemme: Psalm 32. Wel hem die zijn misdaed, &c. 1. WEl my, dat mijn misdaed die ik bedreven Heb, van God uyt genaden werd vergeven; Die door 't geloof bekom vergiffenis: Soo dat mijn hert van schuld gesuyvert is. O hoe gants zalig ben ik nu bevonden, Nu God niet toe en rekent mijne sonden. Nu Christi bloed my geeft de reynigheyd, Die blijven sal tot in der eeuwigheid. 2. Wel my! 'k ben van mijn erf-schuld afgewasschen, 'k Mag ook mijn Borg tot troost mijn ziel toe passen. Tegen de schuld van dadelijke sond, Uyt kragt van Gods genadige verbond. Heb ik Gods Wetten meer-maels overtreden! Sijn mijn vergrijpingen seer lang geleden! Is mijne ziel soo root als Carmozijn! Mijn Jesus sal mijn Schuld-vergever zijn. 3. Mijn Jesus wort van mijn soo niet ontweerdigt; Dat ik uit 't werk soek te zijn geregtveerdig; 't Geloof alleen dat grijpt mijn Borge aen, Op dat ik met sijn kleed zy aen-gedaen; [pagina 93] [p. 93] Dus dek ik veyliglijk al mijne sonden, Al mijn genesing is in Christi wonden; Dit bloed dat voor my eens geoffert is, Is voor mijn Ziel-dorst alle laeffenis. Vorige Volgende