Onze schrijvers geschetst in hun leven en werken. Eerste bundel
(1908)–André de Ridder, Herman Robbers– Auteursrecht onbekend
[pagina t.o. 81]
| |
[pagina 81]
| |
Jeanne Reyneke van Stuwe‘Gelukkig de staat, die geen geschiedenis heeft....’ Onwillekeurig denk 'k aan die zegswijze, nu de aangename taak mij beschoren is, een résumé van 't leven van mevrouw Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe te schrijven. ‘Gelukkig de vrouw, die geen geschiedenis heeft!’ Toen mevrouw Kloos mij toestond, haar te komen bezoeken, schreef zij o.m.: Maar wat nu te zeggen over Uw vraag! Mijn leven is, en was altijd, te weinig gemouvementeerd, om ook maar eenigszins interessante copie voor een causerie te kunnen geven. En 't bleek mij, dat zij niet geheel onwaarheid had gesproken, in zooverre 't de uiterlijkheden in haar leven betrof althans. De eenige beteekenende gebeurtenis is geweest haar huwelijk op den 4en Januari 1900 met een der grooten, zoo niet den grootsten onzer dichters. Maar natuurlijk was mevrouw Kloos in haar briefje àl te bescheiden. Haar persoonlijkheid op zichzelf is immers interessant genoeg. Ga naar voetnoot*) | |
[pagina 82]
| |
Jeanne Reyneke van Stuwe werd geboren in 1874 te Soerakarta, - en hoewel zij reeds vóór 't jaar naar Holland kwam, en zich dus absoluut niets van de Indische omgeving kan herinneren, - haar physiek had een zeer goed geheugen: haar sprekende, donkere oogen, haar ‘teint mat’ duiden wel degelijk op haar geboorte in de tropen; geheel haar type is, ook uiterlijk, zeer weinig Hollandsch, hoewel zij van vaders- en moeders-zijde van zuiver Hollandsche afkomst is. Nadat zij, héel jong nog, in Maarsen op een buiten wonende, een tijdje aan huis onderwijs gekregen had, begon voor haar de gewone schooltijd van Hollandsche kinderen. Van uit haar gelukkige jeugd herinnert zij zich geen bizonderheden; ook toèn was haar leven ‘weinig gemouvementeerd’. Als een echt ‘gewoon’ kind vond zij school-gaan niet bizonder prettig, - maar was toch een vlugge, vrij-gemakkelijke leerlinge, al hadden de onderwijzeressen zich over overmaat van vlijt niet te beklagen. - Nòch uit haar schooltijd in Breda, nòch uit haar burgerschooljaren in den Haag, kan zij zich feitjes te binnen brengen, die voor haar direkte aanleiding tot schrijven zijn geweest. Voor dat ‘schrijven’ had Jeanne Reyneke van Stuwe al van kind af aan een sterk penchant. Wàt, dat deed er niet toe: versjes, kleine schetsjes, ‘verhaaltjes’ voor haar broertje. - ‘Prullerij’, zooals de tegenwoordige mevrouw Kloos zegt, - dingetjes, die nooit de moeite van 't drukken waard zijn geweest. Ik schreef die volstrekt niet, omdat ik 't idee had: ‘ik wil schrijfster worden’; ik deed 't eenvoudig, omdat ik er altijd dol veel plezier in had. Zij beleefde, wat ouder geworden, veel genoegen van haar beginners-werk. Over 't geheel werden haar bijdragen, onder pseudoniem geschreven, gemakkelijk geplaatst. 't Is vermakelijk de schrijfster-van-naam te hooren vertellen, hoe de allereerste verscheen in ‘Neêrland's Weekblad’, een nooit meer genoemd blaadje, dat sedert heeft opgehouden te be- | |
[pagina 83]
| |
staan, en waaraan Jeanne Reyneke van Stuwe geregeld medewerkster was, zelfs een rubriekje ‘voor Dames’ voor haar rekening had. Stellig hadden de uitgevers toen geen idee van den toekomstigen roem hunner inzendster! We herinneren ons de auteur Jeanne Reyneke van Stuwe, van den tijd af, dat zij schreef in ‘de Hollandsche Lelie’, wat later in ‘Nederland’; zij onderteekende toen reeds met haar eigen naam. En wonder boven wonder, - over 't geheel was de kritiek welwillend voor de in die dagen nog onbekende schrijfster. - Ik heb 't altijd erg aardig gehad, vertelt zij op de haar eigen, eenvoudige manier; - 'k kreeg altijd mijn dingetjes makkelijk geplaatst. En 'k herinner me nog goed m'n trots toen m'n éérste roman ‘De Heer van de State’ verscheen. - Gek, voegde ze er peinzend aan toe, - dat dat later zoo gewóón wordt. Toen ‘Hartstocht’ uitkwam, dat door zijn groote eerlijkheid zoo ‘gedurfde’ boek, ondervond zij eerst recht, wat kritiek, ook minder-aangename, beteekende. - Daarvoor moet je in Holland zijn, zei ze, met een tikje bitterheid, - voor zooveel kleingeestige bedenkingen. - Enfin, persóónlijke onaangenaamheden heb ik er niet over te hooren gekregen, behalve van freule Lohman, die zich niet begrijpen kon, hoe ‘een jong-verloofd meisje pleizier had om “zulke” dingen te schrijven’. En ik wàs toen nog niet eens verloofd! Och, ieder kènt die wijze van subjectief critizeeren van freule de Savornin Lohman, die niet den artiest, maar den mènsch zoekt achter 't werk. Wat deed 't tot ‘Hartstocht’ 's kunstwaarde af, of al of niet een ‘jong-verloofd’ meisje 't geschreven had? - Ik ging in dien tijd heel veel uit, vertelde mevrouw Kloos, - en kreeg lust 't leventje in de Haagsche kringen, zooals ìk dat zag, eens weer te geven. Dat is zoo'n ingeving, hè? Je kiest niet je onderwerpen... 't Was in dien tijd, dat zij, in Bussum logeerende, haar tegenwoordigen man leerde kennen... | |
[pagina 84]
| |
En nu leeft mevrouw Kloos sedert bijna zes jaar haar wèrkleven op een stille achterkamer van Haagsch Duinoord. Zij heeft nù geleerd - vertelde zij mij - onverschillig te blijven bij kritiek. - Vroeger, ja, toen kon 't me verdrietig maken, maar nu,... och, dan heb ik een boek geschreven, en 'k ben er blij en gelukkig mee, - en m'n man vindt 't goed, - dan kan de rest me niet schelen. Natuurlijk, als een criticus zijn aanmerkingen duidelijk motiveert, dan neem 'k er van áán, als me dat mogelijk is, - dan lees ik ook een minder-gunstige kritiek gráág om er van te leeren. 't Is een grappige verrassing, deze schrijfster, die we uit haar boeken kennen als heftig, gepassionneerd, - zoo te hooren spreken. Zoo rustig, volkomen-geëquilibreerd, - beredeneerd soms bijna, en altijd even eenvoudig en wáár. Ze is, in haar kalmte, als éen met haar omgeving, de sober-getinte, rustige kamer, waarin groote boekenkasten, - bij de balcondeuren de schrijftafel van haar man, meer 't vertrek in, de hare. Een eigenaardig gevoel voor den oningewijde; 'n oogenblik te vertoeven in een kamer, waar twee zeer buitengewone menschen den langsten tijd van den dag te zamen leven, te zamen werken. En dubbel eigenaardig in een zoo karakteristieke kamer als deze: vol massieve, oude meubelen, een paar stemmige lappen voor de deuren, en de grond, de tafel, alles bedolven onder de boeken. Enkel 'n vaas met gele bloemen, als 'n ‘note gaie’ in den zwaren ernst van deze arbeids-atmosfeer. Maar nog iets anders dan die sfeer van werk hangt in de kamer: een stemming van oneindige, vredige sympathie...; 't is hier, dat twee dichterzielen elkaar dagelijks ontmoeten. Men hoeft mevrouw Kloos slechts enkele zinnen te hooren zeggen, om de groote vereering als 't ware te pròeven, die zij voelt voor haar man, - en een blik op de schrijftafel van den dichter, waarop een rekje met boeken van zijn Ga naar voetnoot*) | |
[pagina 85]
| |
vrouw en verscheidene portretten van haar, is alleszeggend. - Zeker, 't ìs heerlijk, zoo geheel in dezelfde richting te leven, zei mijn gastvrouw, na een enthousiaste opmerking van mijn kant; je zit in één kamer, je werkt samen, je behandelt onwillekeurig alles met elkaar. - En nu u óók nog samen in de redactie van ‘De Nieuwe Gids’ bent gekomen, sedert een paar jaar... - Ja. Ik meen, dat de exacte datum van mijn redactriceworden 1901 is, - maar er veranderde feitelijk zoo weinig voor mij. Ik interesseerde mij vóór dien tijd even goed voor al wat ìnkwam, - en mijn man heeft toch 't oordeel.
Ik herinnerde me, hoe ik enkele jaren geleden mevrouw Kloos haar tooneel-werk ‘Judith’ hoorde voordragen, eigenaardig-slepend en zangerig. - Ik vond 't prettig werk, dat schrijven in tooneelvorm, - héél prettig werk! - En toch heeft u 't naderhand nooit meer gedaan? - Nee,... nooit meer! Toen voor ‘Judith’ kreeg 'k de ingeving 't zóó te schrijven, - dat voel je zoo, niet waar? Den vorm kun je niet dwingen!... Spontaan en zèker klinken al de uitspraken van deze schrijfster. Krachtig-zelfbewust, - is zij merkwaardig van onopgesmuktheid; zij probeert in geen enkel opzicht interessant te schijnen, alle poze ontbreekt. In zóóverre is 't wanhopig, iemand als mevrouw Kloos te ondervragen: met den besten wil van de wereld kan de bezoekster er haar niet toe krijgen, terwille van 't publiek eenige ‘belangrijkheden’ op te diepen. Of zij van schilderkunst hield, vroeg ik haar o.a. En met een bewonderenswaardig flegma antwoordde zij toen: - Och, eerlijk gezegd kan die me héél weinig schelen. Ik heb er geen verstand van. Afgepraat! - Houdt u veel van muziek? | |
[pagina 86]
| |
- Ja... jawel! 'k Heb indertijd zelf wel een beetje gespeeld; 'k had wel gehoor, zei men toen. Maar... veel geef 'k er niet om... - Dus u vindt niet, dat muziek b.v expressiever kan zijn dan literatuur? - O nee, bepaald niet. Voor anderen, misschien. Maar ik voor mij voel véel meer voor 'n gedicht. Trouwens, 'k vind, dat je maar één kunst tegelijk kunt beoefenen. Daarom ben 'k al heel gauw met musiceeren opgehouden. Als je niet zoo'n enorme geest bent, als Jac. van Looy b.v., - dan wordt 't toch knoeien, als je je niet bij één ding bepaalt. - En comedie, - die ziet u toch zeker graag? - 'k Ga er nooit heen! 's Avonds zijn we bijna altijd thuis. Dan is 't ons lees-uurtje. We lezen heel véél samen; kijk, hier hebt u 'n cahier, waarin 'k de titels van gelezen boeken genoteerd heb... En daar schrijven we dan meestal zoo eens onzen indruk over op. Ik kéék. Nog zelden zag ik zoo'n heterogene lectuurlijst! Oud, nieuw, romantisme, realisme, didactiek, - van alles was er in die merkwaardige titelreeks te vinden. Om maar eens iets te noemen: er stonden genoteerd Monna Vanna, - en acht-en-twintig novellen van Hoffman, le Cid en werken van Racine, en daarnaast ter afwisseling een ouderwetsche draak als Jane Eyre! - Dat is toch heùsch nog wel eens merkwaardig om te lezen, verzekerde Mevrouw Kloos. - En dan Hoffman, werkelijk, daar kun je altijd nog wel wat uit leeren. - En welken auteur prefereert u nu? U hebt toch zeker wel uw lievelings-schrijver? - Wie uw lievelings-dichter is, hoef ik u wel niet te vragen. Mevrouw Kloos glimlachte even, lief. Toen zei ze, op haar kalme manier mijn eerste vraag beantwoordend: - Nee, zoo'n bepaalde lievelings-auteur heb ik niet. Ik lees véél, en bijna altijd voor m'n genoegen. Couperus, b.v., | |
[pagina 87]
| |
daar lees 'k héel graag van; maar óok van Herman Robbers en óok van Johan de Meester. En dan... ja, daar zult u nu wel om lachen, m'n man lacht er ook altijd om, lees 'k dòlgraag meisjesboeken... Top Naeff, zeker, graag, maar 't allerliefste toch Alcott; stel u voor, daar heeft m'n man me nog kort geleden twaalf deeltjes van cadeau gedaan!
- En nu uw wijze van wèrken, mevrouw? Kunt u geregeld schrijven? - Nee, niet iederen dag, dat heelemaal niet. 'k Ben wèl aan stemmingen onderhevig. Maar als ik eenmaal een onderwerp heb, dat me inspireert, dan werk 'k dàgen achtereen. Toch nooit heel lang aan éen stuk, niet meer dan 'n paar uur. 'k Schrijf wel vlug, ja, en meestal achter elkaar af. Maar 'k lees mijn werk ettelijke malen over, eer ik 't verzend. Of m'n man geregeld hoofdstuk voor hoofdstuk kennis maakt met mijn boeken? O nee, hij leest 't pas, als 't heelemaal af is. En daarna gaat mijn boek dan onmiddellijk naar den uitgever, met wien 't contract al van te voren gemaakt is...Mijn werk-uren zijn de morgenuren, - 's avonds schrijf ik nóóit. O, ik heb 'n èrg geregeld leventje. Na de koffie gaan mijn man en ik trouw loopen, niet heel làng, een half uur of drie kwartier; maar we slaan nooit over... Inderdaad: de bewoners van Duinoord kunnen meneer en mevrouw Kloos dan geregeld zien wandelen, vergezeld van een soliede, ouderwetsche puck. - Die puck... dat 's 'n lief beest, zei mevrouw Kloos met overtuiging. - Kijk, daar staat-ie op m'n mans schrijftafel... Wacht! dacht de ondervraagster, - nu 't veel-besproken chapiter van honden- of katten-preferentie,... 't féline element in de vrouw, etc... Maar nee, - volstrekt geen ‘vrouwelijk’ penchant voor les grands sphinx allongés au fond des solitudes,
qui semblent s'endormir dans un réve sans fin.
| |
[pagina 88]
| |
- Ja, dat impassibele, hè?... Zeker, wel aardig. 'k Vin 'n poesje ook erg lief, - maar 'k hoùd toch meer van honden. Zoo reëel mogelijk; niets geen ambitie om interessant te worden gevonden, - om ietwat-perverse voorkeur voor 't hautaine, mysterieuze, vreemd-valsche katten-ras.
Haar werken? Welk zijzelve 't best vond? Eigenlijk 'n overbodige vraag! Mevrouw Kloos antwoordde, wat iedere artiest, die ìn z'n werk is, antwoorden zou: - M'n laatste boek ‘Huize ter Aar’, dat binnenkort zal verschijnenGa naar voetnoot*). Daar heb 'k verreweg met de meeste liefde aan gewerkt. Indiscreet, zooals de plicht op dat oogenblik voorschreef, informeerde ik naar den inhoud. Maar mevrouw Kloos was niet te bewegen, daar véél over los te laten. 't Speelt in 1883, vertelde ze, - en ik heb er heel wat voorstudie voor moeten maken. U begrijpt, er komt onder meer een heele handelszaak in voor. En 't is toch al drieen-twintig jaar geleden; ik moest me heelemaal op de hoogte brengen van de toestanden toen. 'k Heb er een massa voor gelezen, me zooveel mogelijk in de politiek van die dagen ingewerkt. - Op 't oogenblik heb 'k de correctie... Nee, nù alweer bezig met iets nieuws ben 'k nog niet; dat moet altijd eerst een tijdje bezinken, als 'k pas met een boek klaar ben. Maar plànnen, 'n massa, 'k Heb verscheidene romans in m'n hoofd, die 'k achtereenvolgens hoop te schrijven...
Een móóie belofte voor de toekomst dus! 't Is hier niet de plaats voor een bespreking van Jeanne Reyneke van Stuwe's werk. Die zou mij véél te ver voeren. | |
[pagina 90]
| |
[advertentie] | |
[pagina 90]
| |
Spontaan, en krachtig-zelfbewust, als in haar spreken, toonde zij zich ook steeds in haar schrijven, - natuurlijk en ècht. Laat ik slechts even wijzen op den kranig-juisten dialoog in ‘Hartstocht’, op 't bewonderenswaardig-sterke, sympathiek-reëele van ‘De Loop der Dingen’, op de mooie, innige ontroering in ‘Liefde’. En dan hopen we hartelijk, dat mevrouw Kloos haar belofte voor de toekomst houden zal, - dat zij ons nog heel wat kloek, gevoeld werk zal geven, - dat zij haar plaats zal weten te handhaven in de éérste rangen van de Hollandsche vrouwen van beteekenis.
C. DOORMAN-VAN NOUHUYS.
October 1905. Ga naar voetnoot*) |
|