Vreugde-Bergh, bestaende in ziel-suchten, bruylofts-gesangen, en stightelijke vermakelijkheden (eerste deel)
(1661)–Cornelis Rhijnenburgh– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Stem, 10 Geboden. Ofte, Neraea schoonst’ van u geburen.1. Als ik my tot Godts Wet omwende
En hoore wat die tot my spreekt,
Dan, dan bespeur ik mijn Ellende,
Dan sien ik wat my noch ontbreekt.
2. Sy wil dat ik van gantscher krachten
Liefhebben sal den Heere Godt
Met woorden, werkken, en gedachten:
Want dit is het voornaamst’ Gebodt.
| |
[pagina 46]
| |
3. Daar na dat ik mijn naasten mede,
Gelijk mijn self beminnen sal:
Dit is de grondt van rechte vrede,
In dese twee bestaat het al.
4. Maar als ik dit bedenk van degen
Hoe veele koom ik hier te kort?
Hoe stribbelt mijn gemoedt daar tegen?
Schoon dat my sulks geboden wort.
5. Mijn dwaas verstant kan dat niet vaten:
Maar is van aan-begin ge-aart,
God en mijn Naasten steets te haten,
’t En zy Godts Geest my weder-baart.
6. Och! dat ik eens werd’ omgedreven,
| |
[pagina 47]
| |
En dat het my gingh na mijn wensch,
Hoe soud’ ik dan na Gode leven?
Ik wenschte my een ander Mensch.
|
|