18 October.
Van Bernard's kuurtjes neem ik geen notitie. Ik doe eenvoudig, alsof ze niet bestaan, en dan trekt hij langzamerhand vanzelf weer bij. Dan toon ik ook natuurlijk geen verbazing over zijn ommekeer, maar neem hem, zonder woorden, weer in genade aan.
Vanmiddag ging ik, beleefdheidshalve, een contra-bezoek afleggen bij Florence de Haas. Het dikke kind, gedost in een blauwe jurk met roode strepen, trok mij zelf de deur open, en kreet het uit van vreugde, toen zij mij bespeurde. Ik klom de trap op, en werd in de kamer bij Grootma geleid, die mij minzaam ontving, en mij toestond met het haar toevertrouwde pand een wandeling te doen. Florence juichte luide, maar op het portaal gekomen, bedwong zij zich, haar tante gaf les, en dan moest alles stil zijn in huis. Wij slopen de trappen af, en in de Boschstraat gearriveerd, zetten wij koers naar het Valkenberg.
Het was daar niet erg druk, zoodat onze wandeling niet al te onaangenaam was. Florence vertelde mij van haar Grootmama, die jaloersch was op alle menschen, waartegen tante Betsy (de meergenoemde pianojuffrouw) vriendelijk was; (wat een idee voor zoo'n oud mensch, die haar dochter al zeker wel vijftig jaren bij zich heeft gehad!) en verried mij een geheim komplotje, dat bestaan had tusschen haar tante en de mijne, om ons samen bij Van Beveren les te laten nemen; maar tante heeft verstandiglijk inzage van Florence's leerboeken