naar Brussel had Ma niet te erg vermoeid, en Meta troostte mij zoo, dat ik niet, zooals ik mij had voorgesteld, den heelen verderen dag heb gehuild, na haar beider vertrek. Ik weet ook wel, dat een winter te Nice Ma misschien weer heelemaal en voorgoed zal doen herstellen, en dat zij in Meta de best mogelijke zorg en verpleging heeft, en daarom moet ik die eenzame maanden maar rustig zien door te komen. Ma heeft natuurlijk gelijk: het is lief van tante, dat aanbod, mij bij zich te nemen, gedurende Ma's afwezigheid. Maar hoe komt ze er toe? Vindt ze, dat haar Bernard gezelschap noodig heeft? Is het haar zelf wat stil, nu hij den heelen dag op het gymnasium is? Of is het louter vriendelijkheid? Enfin, ik zal het gauw genoeg merken.
Jo en Henri hebben mij het dien dag zoo prettig gemaakt, dat het mij gisteren moeite kostte, weg te gaan. Maar er was niets aan te doen. Het was toch al heel mooi, dat ik Ma had mogen brengen tot Brussel. Om vijf uur 's middags kwam ik aan in Breda, mijn koffer was er al, dien hadden wij zorgvol vooruitgestuurd. Tante en Bernard haalden mij samen af van den trein; ze waren heel aardig, vooral het jonge mensch, dat onhandig werd uit gedienstigheid, en niets deed, dan mij aankijken, en druk tegen mij praten. Hij herhaalt onophoudelijk, - hoe leuk, dat je er nu ben! er telkens onderdanig bijvoegende: hè, Ma? waarop Ma dan, in een wat kalmer enthousiasme: ja, zeker! ten antwoord geeft. De jongen zal toch niet denken, hoop ik, dat Gerardina van West