| |
| |
| |
Tiende hoofdstuk.
I.
En nu was Olga alleen.
Nog altijd beving haar de vreemde gewaarwording, dat haar lichaam en ziel twee gescheiden eenheden waren.
Zooals altijd, wanneer zij 's avonds thuis-kwam, liet zij zich door haar kamermeisje helpen met ontkleeden, het haar los-maken en vlechten voor den nacht; zelfs beantwoordde zij heel gewoon de belangstellend-nieuwsgierige vragen van het meisje:
- Hoe is 't geweest, mevrouw?
- Schitterend!
- Veel bloemen? veel applaus?
- Te veel.
- Waar zijn uw bloemen?
- Ik mocht daar wel 'n aparte auto voor hebben gehad... 't heele tooneel stond vol.
- O!... en was de zaal goed bezet?
- Besproken uitverkocht.
- O...ooo! En...
Gewillig, maar kort, beantwoordde zij de gretige ‘en's’ van het meisje, dat ten slotte zei:
| |
| |
- U is zeker moe?
- Ik kan niet meer!
- Maar gaat u dan niet dadelijk naar bed? vroeg het kamermeisje verwonderd, die zag, hoe Olga zich wikkelde in een gewatteerde kimono.
- Neen, ik zou onmogelijk kunnen slapen, hoe moe ik ook ben. Ik moet eerst zien, wat tot mezelf te komen.
- Wilt u ook ergens mee soupeeren? 'n stukje koude kip?...
Olga hield veel van aspic, maar nu schudde zij met een rilling het hoofd.
- Heusch niets?... Als u zenuwachtig is, is 't misschien wel goed iets te eten. 'n Paar sandwiches met kaas, Emmenthaler kaas?
- O, neen; ik wil niets hebben. Ga jij maar naar bed, kind.
- En ook niets drinken? Wat kinawijn, 'n enkel druppeltje? 't zal u goed doen!
- Neen, dank je. Ik wil ook niets drinken. Of...
- Of?...
- 'n Kop koffie, sterke, heel sterke koffie.
- Maar, mevrouw, koffie? dan slaapt u de heele nacht immers niet!
- Wil je 't nog even voor me doen?
- Zeker, mevrouw; maar zou u wel...?
- Ja, ja, gerust.
- Nu, zooals u wilt. 't Is gauw genoeg klaar.
Het vriendelijke, bereidwillige meisje ging, en Olga vlijde zich met een zucht in een diepen stoel voor het vuur. Even hoefde zij nog niet te denken, even | |
| |
mocht zij nog toegeven aan haar doodelijke moeheid, die haar met een looden flauwte bedreigde...
Had zij geslapen, het kwartier, dat het meisje weg was geweest?... het scheen wel zoo, want zij schrikte even van den klop op de deur.
- Ben je daar al? Dat is lief van je. En schenk me nu nog even in, wil je? Weinig suiker, weinig melk.
Hoe goed was haar intuïtie geweest, om koffie te willen hebben. Haar uitputting had haar ongetwijfeld doen slapen, en dezen nacht moest zij wakker zijn.
Het probleem... dat zich nog nauwelijks had gesteld in haar geest, moest worden opgelost.
En nu was zij alleen.
En nu begon de wake van haarzelf met haar diepste ziel.
Het was heel stil om haar heen, en zij lag bleek en roerloos en met geloken oogen in haar stoel; maar nooit was haar geest zoo levend geweest en zoo actief.
Eerst stormden de gedachten te heftig op haar in, zóo plastisch, dat zij ze vóór zich zag als de beelden van een snel-bewegende film.
Zij zag...
Zichzelve hier in deze kamer in het onzinnig-kort geleden moment, toen zij zich voor het eerst voornam, om naar Paul Larsen te gaan.
Haar overmoedige zekerheid...
Haar gevoel voor hem...
De kracht en de hartstocht, waarmee zij uitgejubeld had:
| |
| |
toen zij zich verbeeldde, dat hij voor haar geknield lag, en haar met zijn armen omwrong...
Zij zag... hoe zij de handen had gebald, en in zichzelve gezegd, - 't moet anders worden, na het eerste onverschillige onderhoud met hem.
Zij zag zich beurtelings vuurrood kleuren en ijzig verbleeken onder de striemende slagen van Virginie's sarcasme en noon.
De beelden werden al wilder, en zwierden al doller door elkaar. Zij zag flarden van tooneelen... zij hoorde brokstukken van gesprekken... het één-scènespel... de gezellige vroolijkheid achter de schermen... de verandering in Paul's blik, wanneer hij naar haar keek... de eerste uiting van Virginie's bittere jaloezie...
De repetities.
Paul's bezoeken bij haar aan huis.
De gemakkelijkheid, waarmee zij hem had overwonnen.
Zijn steeds stijgende hartstocht... en eindelijk het oogenblik, waarop hij geknield haar zijn liefde beleed.
En toen de première...
De avond van verschrikking, van hulde en van triomf...
| |
| |
In een wirwar draaiden steeds haar gedachten om deze tafereelen heen... een heel leven van vreemde fantasie had zich in een paar weken afgespeeld... en het was haar, alsof een andere dat alles had doorgemaakt, alsof zij een verhaal las van de lotgevallen eener andere...
Haar hersenen weigerden verder te denken. Zij stokten als voor een dichte barrière voor het vervolg van vanavond. Alsof het verhaal plotseling was afgebroken, en zij niet verder kon lezen.
Maar zij moest. Zij moest nu de verdere richting van haar leven bepalen; en zij voelde haar geest thans helder en sterk genoeg, om het te doen.
Maar zij deinsde er laf voor terug.
Zij wist, dat het een geweldig besluit was, dat zij thans te nemen had, - en zij wilde het nog niet nemen...
O, ja, zij wilde wèl, want zij moest.
En opeens zat zij rechtovereind, en meteen krachtig, weg-werpend gebaar harer armen, zei ze hard-op:
Ik blijf geen actrice. Ik deug er niet voor. Ik ga nooit meer naar 't tooneel.
Het probleem was opgelost.
Zij was veel kalmer, nu zij deze waarheid had aangedurfd.
Zij had de laatste weken steeds in een begoocheling geleefd, en niet tot zichzelf willen komen. Nu, door de ondervinding van dezen avond, was zij aan zichzelf geopenbaard.
Zij kon geen actrice blijven. Het was haar ten eenenmale onmogelijk.
| |
| |
Zij had verondersteld, dat een algemeene hulde haar zou verheffen tot in de hoogste hemelen van bevredigde ijdelheid.
Het was zoo niet.
Zij had geleden door haar optreden, als zij niet had gedacht, te kunnen lijden. En niet de latere triomf, het wilde applaus, de trots en het geluk in Paul Larsen's blik... niets had haar dat vergoed.
Het was haar geweest, of het publiek vivisectie op haar pleegde, alsof al haar levende zenuwen door pincetten werden aangeraakt, en uiteen geplukt... en zij sidderde nog bij de herdenking.
Vreemd... zij had zich verbeeld, in lachenden overmoed te gelooven: Publiek, ik veracht u!... Doch integendeel, zij vreesde het publiek met een schuwen angst.
Zij mocht zich laf noemen, zich verbazen, boos op zichzelve zijn... het gaf alles niets, en deze waarheid liet zich niet verbloemen:
Zij deugde niet voor actrice.
‘Het zou wel wennen,’ troostten haar sympathieke collega's. Maar zij wist: dat het niet wennen zou.
Nooit zou zij de gruwelijke sensatie overwinnen van al die stekende oogen op haar weerlooze persoon. Een enkelen avond, wanneer zij optrad in een liefdadigheids voorstelling, was het natuurlijk niets. Dan ‘speelde’ zij in den letterlijken zin van het woord. Maar comediespelen in ernst, - dat nooit meer, nooit!
En nu, langzamerhand, na haar besluit, om niet | |
| |
meer op te treden, begon zij toch wel te beseffen, dat zij er zich dwaas had ingewerkt.
Maar haar onscrupuleus temperament hielp haar, de moeilijkheden niet al te zwaar op te nemen.
Wat stond haar nu te doen?
Wel, het was tamelijk eenvoudig.
Zij moest aan Paul kennis geven van haar besluit, dat op deze wijze aan het publiek kon worden medegedeeld:
Door ongesteldheid van mevrouw Renselaer moet de reeks voorstellingen van Cobra voorloopig worden afgebroken.
Dat ‘voorloopig’ was om het publiek zoet te houden. Later zou men wel merken, dat zij afscheid had genomen van het tooneel.
Zij was natuurlijk bereid Paul elke mogelijke schadevergoeding te betalen. Dat was allemaal niets. Maar...
Met de gedachte aan Paul was ook de gedachte aan Virginie in haar opgekomen. En met schrik herinnerde zij zich haar aan Paul gestelden eisch, dat hij vanavond zou breken met zijn vrouw.
Haar egoïstische natuur had haar tot nu toe, alleen aan zichzelve doen denken. Thans dacht zij aan hèm.
Zij wist, zij had ‘adieu’ tegen hem gezegd.
Dat was het uit haar onbewustheid komende woord, waarmee zij afscheid van hem nam; want als zij geen actrice bleef, dan had zij ook met Paul Larsen niets meer te maken.
Maar... zou hij de beteekenis hebben begrepen van dat ‘adieu’?
Natuurlijk niet. In de verste verte niet.
| |
| |
Hij had vol vertrouwen gezegd:
Tot morgen.
Straks zou hij dus komen, in de verbeelding, dat nu zijn geluk aanbreken ging...
Wat was zij toch begonnen met dien man het hoofd op hol te brengen. Had zij dan werkelijk eens van hem gehouden... of was alles van haar maar een spel geweest?
Ja, in 't eerst had zij wel iets voor hem gevoeld, iets als een vage verliefdheid... maar vanzelf was dat weg-gegaan, toen hij àl verliefder werd... En nu... gaf zij niets meer om hem...
Hij behoorde bij haar tooneel-caprice. Nu dit stadium weer achter haar lag, had zij ook met hèm afgedaan. Maar hoe hem dat aan zijn verstand te brengen. Hij zou het niet willen gelooven, en het haar lastig maken op alle mogelijke manieren. Hij zou haar verwijten, dreigen, zich vertwijfeld aanstellen... alles zeggen, waaraan zij een hekel had... en... niet zonder recht.
Nu ja. Zij kon aan haar innerlijk niets veranderen. ‘Liefde’ laat zich niet dwingen. Zij kon het toch niet helpen, dat zij niet meer van hem hield...?
Dat moest hij begrijpen.
Bovendien: zij had hem nooit een enkele belofte gedaan. Hem nooit gezegd, dat zij hem liefhad. Zij had hem nooit hoop gegeven.
Zij was tot hem gekomen, en had hem voorgesteld, als actrice bij zijn gezelschap op te treden. Die eerste avond was voor hem al een reusachtig succes geweest. En zij was bereid hem edelmoedig schadeloos te stellen.
| |
| |
Wat kon hij meer van haar verlangen? Dat hij van haar hield, gaf hem toch geen recht op haar wederliefde?
Och, een acteur is natuurlijk honderden malen in zijn leven verliefd. Bijna even zoo dikwijls als hij een verliefde rol met een aardig actrice'tje speelt. Paul zou er wel overheen komen, hoor.
Trouwens, dat moest hij wel, want er was niets aan te doen.
En Virginie...
O, Virginie! voor háar was een lesje wel goed. Dat zou haar leeren een toontje lager te zingen!
En... tenslotte zou Paul haar nog dankbaar moeten zijn, dat Virginie dat lesje gekregen had.
Je wou het dikwijls zien, dat een harde natuur door een verdriet zich verzachtte, en dan veel gemakkelijker werd om mee om te gaan.
Morgen... had Paul gezegd.
Ja, natuurlijk zou hij komen, maar even natuurlijk wilde zij hem niet ontvangen. Dat gaf veel te veel last. En buitendien, hij zou een scène maken, - stel je voor, een scène, hier in haar huis!...
Zij zou hem kunnen schrijven. Maar, o, neen, daarin had zij geen lust. Dat zou een veel te lange brief moeten worden. En daarvoor had zij niet de animo en niet het geduld.
Zij peinsde een poosje, hoe zij het best een einde kon maken aan deze verhouding, die nooit een ‘verhouding’ was geweest. Ja, eigenlijk was zij ook nooit in dezen toestand geweest, ja, eigenlijk was Paul's liefde langs haar heen gegaan, en waren zijn lief- | |
| |
koozingen haar alleen een geestelijke bevrediging, omdat zij dezen onverschilligen man tot onderwerping dwong, en omdat zij zich zoo glorieus wreekte op Virginie.
Slechts in de kleedkamer, toen hij haar troostte, zoo hartelijk en zacht... had zij zijn toewijding even als iets aangenaams gevoeld.
Maar... zij besefte heel goed, dat de hartelijkheid van ieder ander haar in die oogenblikken goed zou hebben gedaan, en dat het volstrekt niet Paul had behoeven te zijn.
Neen, zij ontving hem niet.
Neen, zij schreef hem niet.
Maar wat dan?
Eindelijk kwam zij tot de conclusie, dat het 't beste zou zijn, als zij, in den vroegen morgen haar kamermeisje aan hem liet telefoneeren:
Mevrouw is ziek. En kan niet meer optreden. En niemand ontvangen. Ze is niet eens in staat, u zelf te telefoneeren; ze is absoluut overspannen, en moet volstrekte rust hebben. Zoodra ze maar even kan, zal mevrouw u schrijven.
Ja, dat was het beste. En nu het hoofdstuk ‘Paul en Virginie’ was gesloten, kon zij zich weer met zichzelve bezig houden. Want zij moest nog véél denken over zichzelve, en aan haar leven een nieuwe richting geven.
Doch... die ‘nieuwe richting’ kon niet anders dan de ‘oude richting’ wezen, namelijk de richting van haar huwelijk.
Zij had wat afwisseling verlangd en haar zin gekregen.
| |
| |
Nu was zij tevreden, en kon rustig terugkeeren tot Max.
Het leek wel, of zij een tijdlang van Max was afgedwaald... maar in werkelijkheid was het niet zoo. Neen! en zij kon zichzelve daar het bewijs van geven.
Waarom kon zij niet houden van Paul? waarom liet zijn hartstocht haar diep-in koud?
Omdat zij nog hield van Max.
In waarheid had zij nooit opgehouden, hem lief te hebben. Haar avontuurlijke geest haakte slechts naar wat afwisseling; haar temperament haatte den sleur, en zocht iets ‘anders’. Maar dat andere kon haar niet blijvend voldoen, - omdat... zij altijd bleef houden van Max!
Zij zeide het in zichzelf met een triomfantelijke zekerheid. Werkelijk, Paul had haar eigenlijk nooit iets kunnen schelen. Het was een spel voor haar geweest, vooràl doorgezet, omdat Paul niet dadelijk te overwinnen was. Ware hij dit wèl geweest, dan zou zij al veel eerder het spel hebben opgegeven. Maar zijn weerstand en Virginie's behandeling prikkelden haar.
En óok wilde zij graag de sensatie van tooneelspelen ondergaan. Maar deze ondervinding was haar niet meegevallen. Zij moest erkennen, - en zij was altijd heel eerlijk tegenover zichzelve, - dat zij geen aanleg had voor actrice.
Zou zij alles openhartig aan Max vertellen?...
Zij stelde zich al voor, hoe zij hem lachend bekende:
- O, Max, wat heb ik mezelf overschat. 't Is bijna ridicuul, zooals ik me heb vergist. Als je er | |
| |
bij was geweest, je zou medelijden met me hebben gehad. Stel je voor: ‘medelijden’ met mij... dat klinkt als 'n contradictio in terminis, hè?
Max... Hij was zoo'n lieve, lieve jongen... en... nog nooit had zij voor iemand zooveel teederheid gevoeld. Haar natuur was er niet naar, om erg ‘innig’ te zijn, maar als zij zich fantaseerde, hoe zij al heel gauw weer samen zouden zijn, - de berichten in den laatsten tijd, al schreef hij maar zeer sporadisch en kort, - nu, ja, hij vond haar gedrag natuurlijk niet, ‘aardig’, - maar men kon het gerust aan háár overlaten, om het weer goed te maken, hoor!... waren goed, - nu dan, als zij zich verbeeldde, hoe zij weer samen zouden zijn, hier, in hun gezellig home, dan begon zij zich héél gelukkig te voelen, en nam zij zich voor, om heel, heel lief voor hem te zijn.
Die dwaze caprice van haar, - hoe eer die achter den rug was, hoe beter. Paul zou natuurlijk wel vervelend zijn, en aanhouden, en honderd-uit redeneeren, - maar zij zou hem kort en krachtig de waarheid zeggen: dat zij niet van hem hield, en dat zij tot elke schadevergoeding ten volste was bereid.
Desnoods zou zij hem haar apologie maken, en erkennen, dat zij niet goed tegen hem gehandeld had, en hem haar spijt betuigen. Maar hem tevens zóó onwrikbaar zeggen, dat alles uit moest zijn, dat hij niet aan haar woorden twijfelen kon, en zich wel zou dienen te schikken. Wanneer hij vertelde aan Virginie, dat er nooit iets had bestaan tusschen Olga en hem, en als hij berouwvol tot haar terugkeerde, - dan zou zij ten slotte misschien nog wel blij met de verzoening zijn.
| |
| |
De aangelegenheden van anderen, - ja, zoo was nu eenmaal haar natuur, - konden haar nooit zoo bizonder veel schelen. En vooral niet nu, - nu zij zoo gelukkig was ontsnapt, na de proefneming, welke zij met zichzelf had genomen.
Ja, was het niet prettig en een oorzaak tot dankbaarheid, dat zij van deze affaire geheel zonder kleerscheuren was afgekomen? Voor Max was dat ook aangenaam, en zij zou er hem dan ook met nadruk op wijzen.
Vandaag zou zij blijven rusten; na al haar emoties en haar nachtwake, zou zij misschien wel den heelen dag blijven dóórslapen; maar dat zou haar goed doen; en morgen, frisch, opgewekt, in high spirits, reisde zij naar Klein Valckenhove.
Zij zág al Max' blik, die eerst alleen verbaasd, al heel gauw blij zou worden, als zij riep:
- Ik kom je halen, boy! Met 't tooneel heb ik afgedaan. Ik deug er niet voor. 'n Eerlijke bekentenis, hè? Nu ga je met me mee naar huis en beginnen voor de tweede maal onze wittebroodsweken.
Lieve, lieve Max... Ook tegen hem, zij erkende het royaal, had zij niet goed gehandeld. Zij had hem een beetje verwaarloosd... ja!... maar weldra zou zij hem alles doen vergeten, dat was haar wel toevertrouwd. Zij kende haar macht op mannen.
Zij lachte. En rekte zich uit. O! wat was zij oneindig moe! Zij was bijna verstijfd van moeheid.
Weet je, zij ging nu naar bed. Het was vijf uur.
Dan kon zij tot acht uur slapen, of rusten. Om acht uur zou Marie bij haar moeten komen, - zij legde een briefje voor haar neer, - dan zou zij een | |
| |
kop thee en een paar biscuits gebruiken, en sliep verder den heelen dag. Kom.
| |
II.
Om acht uur klopte het kamermeisje.
- Mevrouw, u wou, dat ik zou komen...
- Zeker, Marie, ik slaap trouwens niet. Kom binnen.
- Hebt u de heele nacht niet geslapen, mevrouw?
- Neen, lachte Olga. 't Effect van de koffie. Maar 't is niets. Breng me nu 'n kop thee met 'n paar biscuits, dan ga ik de heele dag slapen.
- Kijkt u eens, mevrouw, hier heb ik de courant en de post. En hier heb ik 'n brief van meneer, van uw man.
- Wat!
- Ja, hij werd vanmorgen gebracht door meneer Henric Houwaert; meneer, onze meneer dan, had hem die gestuurd van Klein Valckenhove, met verzoek hem dadelijk aan u te brengen, als de kranten over u gunstig waren geweest. O, mevrouw, d'r staat hier 'n stuk over u in... reuze. U moet 't lezen... Meneer wou u zeker dadelijk feliciteeren. Wat aardig van hem, hè?
- Schattig, mompelde Olga gesmoord, en stak haar hand uit naar den brief.
Dát had hij gedaan, Max? O, lieveling, lieveling! jubelde het in haar. Dat is lief en goed van je, zóó lief, dat 't me innig ontroert...
Zij nam den brief, en streek er even, zacht, liefkoozend over heen. Lieve, lieve Max... en haar oogen | |
| |
begonnen te schitteren, terwijl zij zegevierend dacht: Zie je, o, zie je wel, dat hij van me houdt...
Zij legde in een meisjesachtige sentimentaliteit haar wang tegen den brief op het kussen. Straks, als Marie haar de thee had gebracht, en zij weer alleen was, zou zij hem lezen, heerlijk lezen...
Het meisje kwam terug met een blad, en plaatste het op een tafeltje bij het bed.
- Hebt u nog iets noodig, mevrouw?
- Nee, dank je, Marie. Maar nu ga ik slapen, hoor. Ik wil nu onder geen voorwendsel worden gestoord. Versta je goed? Ik mag niet worden gestoord. Als ik iets noodig heb, zal ik wel schellen.
- Goed, mevrouw. Dus dan ga ik maar.
- Ja.
Doch nauwelijks had het meisje de deur achter zich gesloten, of Olga riep haar terug:
- Marie!
Zij had Paul Larsen geheel vergeten. Hemel! stel je voor. Dan kwám hij, natuurlijk. En als Marie dan niets wist te zeggen...
- Luister, Marie. Om negen uur, niet later, om negen uur precies, bel je meneer Paul Larsen op; en je zegt hem:
Mevrouw Renselaer laat weten, dat ze ziek is, en niet meer optreden kan...
- Mevrouw!
-...ziek is en niet meer optreden kan.
- Mevrouw! dat meent u toch niet! U had me juist beloofd, dat ik u ook eens zou mogen zien!
- 't Spijt me, Marie. Maar je moet dit telefoneeren. En verder nog dit:
| |
| |
- Mevrouw kan niemand ontvangen. Ze is niet eens in staat u zelf te telefoneeren. Ze is absoluut overspannen, ze heeft de heele nacht niet geslapen; ze moet volstrekte rust hebben. Zoodra mevrouw maar even kan, zal ze u schrijven, en alles regelen en in orde maken. Dat moet je er vooral bijzeggen: alles regelen en in orde maken.
- Mevrouw, moet ik dat werkelijk telefoneeren?
- Ja, Marie.
Olga moest lachen om het verbaasde, verslagen gezicht van het meisje. Ja, een uitlegging kon zij haar niet geven! Maar iets kon ze toch wel zeggen:
- Weet je, Marie, ik ga morgen naar Klein Valckenhove.
- O!... ja, mevrouw?
- Ja. En laat me nu met rust, en breng precies over, wat ik je heb gezegd.
Het meisje ging. En Olga vlijde zich met een zucht van welbehagen in de kussens neer. Haar brief drukte zij tegen haar hart, want zij vond het verrukkelijk, om óok eens sentimenteel te zijn.
Maar nu moest zij hem lezen. Zij richtte zich op, dronk haar thee, en opende de enveloppe.
Doch reeds bij de eerste woorden, die zij las, verwijdden zich haar pupillen, en kreeg haar gezicht een gespannen uitdrukking.
Onmiddellijk had zij gezien, dat Max' brief geen minnebrief was... zelfs geen vriendelijke attentie om haar te feliciteeren, maar... heel iets anders... heel iets anders...
Haar lippen openden zich in verwondering... Eerst | |
| |
verbazing... toen toorn... toen angst... Een diepe, stekende angst beving haar.
Wat... dit was de waarheid?
Zij droomde toch niet? een vreemden onheimelijken droom...?
Zij las...
Olga, ik heb gewacht met je dezen brief te schrijven, tot na je eerste optreden. Ik wou weten, of je succes hebben zou. En had je dat, dan zou ik me niet langer weerhouden, te zeggen, wat ik al een poos geleden had moeten zeggen, maar om twee redenen nog niet deed: ik wou wachten, om te weten of je succes had, om met volle gerustheid omtrent je toekomst, je mijn besluit te kunnen mededeelen...
Zijn besluit?...!
...en ten tweede wilde ik je, in dezen, voor jou zenuwachtigen tijd niet nog nerveuser maken...
Wat bedoelt hij... waar wil hij heen...
Ik heb dezen brief aan Henric Houwaert gezonden, met verzoek, hem jou persoonlijk te gaan brengen, den morgen na de première, als je succes had gehad.
Wanneer je deze woorden leest, heb je succes gehad, en is 't dus gebleken, dat er voor jou op 't tooneel een toekomst bestaat.
Dat verheugt me innig, Olga. Jij blijkt, nog vóór ik 't me bewust was, begrepen te hebben, dat wij beiden, jij en ik, ieder in 't leven onzen eigen weg moeten zoeken.
Jij hebt nu gekozen.
| |
| |
Wat?...
...En thans heb ook ik mijn levenskeuze gedaan.
Haar hart scheen in haar borst te schokken van het harde hameren, dat het deed. Zij bracht de handen aan haar keel, en trachtte te slikken, om het verstikkend gevoel, dat haar den adem afsneed, weg te krijgen.
Max... Max... o, god, waar zinspeelde hij op... wàt wou hij haar zeggen...?
Olga, luister. Ik wil heel eerlijk tegen je zijn, en je niets verzwijgen. Je weet trouwens even goed als ik, dat jij niet mijn eerste liefde was, Olga.
Zij kromp ineen, als onder een slag. Hoe durfde hij! durfde hij!
Op onzen trouwdag heb je 't al gemerkt, hoe ik leed onder de onnatuurlijke omstandigheden, dat ik, in eerste instantie van Christiane houdend, terwijl zij ook hield van mij, toch met jou was getrouwd.
Sterk klemden zich Olga's kaken op elkaar. Nu had zij al haar krachten noodig, - o, kracht!
Maar ik was verliefd op jou. En een man, die verliefd is, handelt niet naar verstand, handelt niet naar hart, maar volgt den drang van zijn zinnen alleen. En jij, Olga, - wees even eerlijk tegen me, als ik het nu ben tegen jou:
Ook jij hebt mij nooit liefgehad.
| |
| |
Zij klemde haar hoofd in haar beide handen, en wiegde het heen en weer. Had hij gelijk? Neen! neen!
Ik zal daar geen bewijzen voor probeeren te geven, Olga. Dat is niet noodig, want je voelt, dat ik de waarheid spreek. Zou je mij ooit alleen hier hebben laten blijven, terwijl jezelf je nieuwe levensrichting volgde? Neen, Olga, je hebt me nooit liefgehad.
Die overtuiging maakt 't me gemakkelijker aan je te schrijven.
Hier in de stilte en de eenzaamheid heb ik veel nagedacht. En alles is me zoo helder en klaar geworden. Ons huwelijk was een vergissing, Olga. Maar... geen onherstelbare!
Ik geef je je vrijheid terug, om je vocatie te volgen. Ik neem mijn vrijheid terug, om elders dan bij jou mijn geluk te vinden.
Haar hoofd zonk neer in het kussen; zij kreunde. Neen! neen! dat kon niet waar zijn, zij wilde het niet...
Moest zij nu nog verder lezen? een brandende onwil was in haar hersenen, òm ze nog verder te lezen, die woorden, waardoor zij werd gepijnigd ten bloede toe...
Maar tegelijk was er een wreede gretigheid in haar, om verder te weten, om nu alles te weten...
In deze rust, waar ik lichamelijk en geestelijk herstel, ben ik mijn waren weg gaan zien. Die weg ligt niet met jou, Olga, maar met Christiane.
| |
| |
Daar was het, wat zij niet wilde weten, en toch wilde weten. Christiane! Christiane! de naam verbrandde haar oogen...
O, hadden zij dat met hen beiden in orde gemaakt, terwijl zij Max volkomen vertrouwde, terwijl zij Christiane vertrouwde, omdat deze met Henric Houwaert was geëngageerd?
Ach, neen, zij droomde. Dit was al te krankzinnig. Het kon de waarheid niet wezen.
Als dit de waarheid was... dan moest zij krankzinnig zijn...
Het warde ook zoo wild door haar hoofd, zij kon haar gedachten niet vasthouden, noch minder ordenen... al haar ondervindingen van den laatsten tijd... haar optreden... haar slapelooze nacht... wreekten zich nu op haar in een acces van zenuwen.
Zij begreep niet... begreep niet...
Max... en Christiane...
En zij buitengesloten... weg-gestooten als een overbodige...
Het was zoo iets absurds, zoo iets tegennatuurlijks voor haar heerschzuchtige, egoïste, ijdele natuur, dat haar hersenen weigerden die waarheid te verwerken. Heel haar wezen kwam in opstand tegen deze realiteit. Zij weigerde er aan te gelooven.
Maar zij moest wel. Daar lag zijn brief. Daar stond het zwart op wit...
Zij greep zoo driftig naar den brief, dat zij het papier bijna scheurde. Zij wilde verder lezen, zij wilde nu alles weten.
Het is nog niet te laat. We kunnen onze vergissing | |
| |
herstellen, en nog alles van ons leven maken. Jij zult het ongetwijfeld aangenaam vinden, om niet alleen een schijn-vrijheid te bezitten, ofschoon je daar ruimschoots gebruik van maakte, - maar een werkelijke vrijheid, zoodat je, geheel naar je eigen verlangen, over je leven beschikken kunt.
Zoodra ik je antwoord heb op dezen brief, zal ik de noodige stappen doen voor een scheiding.
Het was waar. Onherroepelijk waar.
Een oogenblik zat zij doodstil. Toen brak haar kracht; zij stortte voorover neer in de kussens, en barstte in snikken uit.
Zij schreide. Woest, hevig, kort. Zij was niet aan tranen gewend, en de snikken dreunden door haar hoofd, en deden haar borst schokken van een krampachtige pijn.
Toen herstelde zij zich, en richtte zich weer op.
O! dacht hij, dat het zoo gemakkelijk zou gaan? En dan die ellendige toespelingen op de vrijheid, die zij volledig zou willen bezitten...
Hij was dan wel erg beleedigd geweest door haar ‘gaan aan het tooneel’? Dat had hem blijkbaar ontzettend gehinderd...?
Maar als hij er zoo door beleedigd was...
Als het hem zoo had gehinderd...
Dan kon zijn gevoel voor haar onmogelijk geheel zijn verdwenen. Dan... hield hij nog van haar!
Haar zelfverzekerde, zichzelf zoekende, ijdele natuur liet zich niet zoo gemakkelijk onderdrukken. Zij wilde niet achteruit gezet zijn... zij kon niet gelooven, dat Max' liefde voor haar was verdwenen.
| |
| |
Neen, zij begon nu alles beter te begrijpen. Max had zich veronachtzaamd, verwaarloosd gevoeld. Christiane had hem getroost! Dat kon zij zoo goed! O, huichelaarster, om zich quasi met Henric te verloven, opdat niemand argwaan zou hebben... En dan zich in te dringen bij Max met haar zachte manieren en lieve woorden... die zoo'n prachtig contrast vormden met haar, Olga's, bruusk-royale wijze van optreden. O! zij doorzag Christiane geheel, de dubbelzinnige intrigante, die zich niet te goed had geacht, om dit verachtelijke spel te spelen...
‘Het is nog niet te laat’, had Max geschreven. Neen, zeker! het was nog niet te laat. Zij zou Christiane's toeleg verijdelen, en de plaats weer innemen, die haar rechtens toekwam.
Een scheiding! belachelijk. En het dan zoo schijnheilig voor te stellen, alsof dit ook háár wensch zou zijn!
Zij lachte. Een onvroolijke lach van boozen hoon.Een scheiding!...
Het woord verschroeide haar hersenen. ‘Zoodra ik je antwoord op dezen brief ontvangen heb...’ schreef Max. Haar antwoord? dat kon hij onmiddellijk krijgen. Vandaag! over enkele uren!
Zij had gezegd, dat zij morgen naar Klein Valckenhove zou gaan. Maar natuurlijk, zij ging vandaag!
Slapen? Zij lachte wéér. Geen minuut kon zij uitstel velen! En met den trein ging zij niet. Dat omslachtige wachten en overstappen... het zou haar gek maken van zenuwachtigheid. Een auto moest zij nemen, dan reed zij recht-door, anders moest zij toch een auto hebben van Doorn naar Klein | |
| |
Valckenhove, die afstand was niet te loopen.
Zie je wel, hoe kalm zij was. Zij kon in koelen bloede haar maatregelen nemen. Dat kwam... weet je, waardoor dat kwam? Omdat zij zoo volkomen zeker wist, dat zij maar even behoefde te verschijnen, om Christiane's plannen te niet te doen.
Christiane en zij... rivalen! Die zelfoverschatting van Christiane was verrukkelijk gewoon. Maar zij zou gauw genoeg van haar hoogte neertuimelen. Wacht maar! wacht maar. Zij kreeg haar trekken wel thuis!
O! Toen zij alleen was met Max kon zij wel iets bereiken. Max was een impressionabele jongen en Christiane's lankmoedige liefde zou hem hebben ontroerd. Maar wat was Christiane bij haar vergeleken! Stumper! om zich te verbeelden, dat zij kon triomfeeren op háár!...
Zij sprong uit bed. Zorgvuldig vouwde zij de briefvellen weer in het couvert. Om onnoodige vragen van Marie te voorkomen, - zij voelde zich nu niet in staat een rustig babbelpraatje te houden, - zou zij zichzelve kleeden en kappen.
Zij dacht kalm te zijn, na haar genomen besluit. Maar al haar polsen klopten, en in haar koortsachtige haast liet zij de voorwerpen uit haar handen vallen, en stootte zich, en verwarde zich in de linten, waarmee haar dessous werden toegestrikt... Zij stampvoette van drift en wreef zich de haren uit de door tranen befloerste oogen... o, o, wat was alles ellendig, ellendig!
Zij moest Marie toch wel roepen, om haar suit case te halen en die in te pakken...
| |
| |
Maar nog even wachten... eerst probeeren wat bedaardheid te krijgen.
Zij tobde voort met haar toilet; haar zware haar vooral was moeilijk; zij legde zich toen maar de dikke vlechten om het hoofd, en stak ze vast. Zij vermeed het, naar haar gezicht in den spiegel te zien; zij was geschrokken toen zij een glimp opving van haar ontredderde bleekte. Maar telkens, om haar moed te versterken en zichzelve kracht te geven, kneep zij haar handen tot vuisten, en zei in zichzelf:
't Zàl weer in orde komen.
| |
III.
Behoedzaam werd de knop van de deur omgedraaid, en voorzichtig stak het kamermeisje haar hoofd om den hoek. Geheel verbaasd trad zij daarop binnen.
- Is u óp, mevrouw? O, gelukkig. Daar is...
- Ik wou je juist roepen, Marie. Je moet me gauw helpen m'n suit case in te pakken. Ik ga niet morgen naar Klein Valckenhove, maar vandaag.
- Vandaag, mevrouw?
- Ja, meneer's brief maakt dat noodzakelijk.
- O! mevrouw! is meneer minder goed?
- Ja! zei Olga hard.
- Ik zal u dadelijk helpen, zei het kamermeisje vol ijver, maar, ziet u, ik kwam eigenlijk naar u zien, omdat meneer Larsen daar is.
- Wat?!
- Meneer is direct zelf gekomen, nadat ik hem had getelefoneerd. Hij moest u spreken, zei hij.
| |
| |
- Ga onmiddellijk naar hem toe, en zeg, dat ik ziek ben, doodziek, zeg, dat ik bewusteloos ben... wat je wilt, maar stuur hem weg, en bestel dan onmiddellijk 'n auto, om me naar Doorn te brengen, zeg dat er bij, dat ik naar Doorn moet; ga!
Het meisje ging, maar kwam een seconde later terug met een benepen gezicht:
- Mevrouw... meneer wil niet weg: hij heeft onze stemmen gehoord... Hij moet u spreken, zegt hij, de zaak is dringend...
Olga's gezicht verwrong zich van woede. Dat óók nog! dat óók nog! bonsde het in haar hoofd. Zij wilde het kamermeisje een ruw bevel toeroepen, maar de woorden woelden zoo wild dooreen, dat zij er geen enkele kon uiten.
Het meisje stond te wachten: zij begreep wel, mevrouw was in een moeilijk parket, met pas die ongunstige tijding van haar man, - haar hoofd stond nu natuurlijk niet naar zaken... maar aan den anderen kant was het voor dien directeur ook lang geen hapje, dat mevrouw uitscheiden wou, juist nu alles zoo prachtig ging... Dat de man wanhopig was, kon je begrijpen.
- Ga zeggen, dat ik hem niet ontvang... stiet Olga uit, maar zij schrikte zelf van het krijschend geluid harer stem, - zij haalde diep adem, zij wilde haar zelfbeheersching niet verliezen, zij had die veel te veel noodig... en zij beet het meisje toe:
- Waarom heb je niet gezegd, dat ik al weg was, domoor!
- Hoe kon ik? vroeg het meisje beteuterd. U hebt me toch zelf laten telefoneeren, dat u ziek was!
| |
| |
- Zeg hem, dat ik tijding heb gekregen van mijn man, dat ik hem niet wil ontvangen, dat ik wel schrijven zal. En ga nu de auto bestellen.
Het meisje ging, en Olga, luisterend aan de deur, stond te stampvoeten van drift, want zij hoorde Paul niet vertrekken; hoe... hoe durfde hij!
- Zeg aan mevrouw, verstond zij, dat ik hier op haar wacht; ik moet mevrouw even spreken.
Het meisje hoefde niets te gaan zeggen; het volgende oogenblik stond Olga zelf vóór Paul in de kamer, met fonkelende oogen, buiten zichzelf.
- Ben ik niet vrij in m'n eigen huis? Je weet, dat ik dadelijk op reis moet! Ik zal je wel schrijven...
- Neen! zei hij krachtig, en greep haar bij beide polsen, neen, Olga! zoo mag je me niet behandelen! Ik laat me niet wegsturen, nu ik, volgens jouw wensch met m'n vrouw heb gebroken!
Zij schokte onwillig met den schouder, en worstelde, om los te komen, maar hij bleef haar vasthouden, en zij voelde hoe zijn handen beefden van hartstocht en nervositeit, en zij hoorde hoe zijn woorden hijgend en afgebroken kwamen:
- Nu, nu verwacht ik de belooning voor wat ik heb gedaan: je gaat niet naar je man, Olga, je hoort bij mij.
- Bij jou! stiet zij uit met een schrillen lach. Maar ik heb je niet lief! ik heb je nooit liefgehad!
- Olga!
- Nooit! nooit! Ik heb altijd alleen gehouden van mijn man...
- Olga!... Olga!...
| |
| |
Een kille ontzetting kroop hem door de leden; hij staarde naar haar in afgrijzen en angst.
- Neen! neen! dat kan niet waar zijn! Zeg, dat 't niet waar is! 't Kan niet, 't kan niet...
- 't Is wèl waar, zei Olga hard, - laat me los, je doet me pijn. Ik heb gisterenavond ‘adieu’ tegen je gezegd...
- Wat... wat... stamelde hij, daarmee bedoelde je... dàt?
Hij sloot zijn vingers nog vaster om haar polsen, toen slingerde hij haar armen van zich af, en sloeg zich de hand voor het hoofd. Zij zag hem wankelen en blindelings tasten naar een steun, totdat hij een stoel vond en er op nederzonk.
Hij voelde zich verlammen van smart. Zij... was zij zóó?... Zoo onbetrouwbaar, zoo valsch... zoo onbarmhartig... zoo onscrupuleus en wreed?...
Het viel Olga mee, dat hij niet in pathetische tooneelmatigheid uitbarstte, maar zijn lot aanstonds droeg als een man. Ze zei:
- Verzoen je weer met je vrouw. Huwelijksscènes komen zoo dikwijls voor, - vooral onder artiesten. Ik kan 't niet helpen, dat ik niet van je houd. Vannacht heb ik over alles nagedacht... en nu weet ik, dat ik alleen mijn eigen man liefheb, alleen hèm. En ik ga naar hem toe...
Paul keek haar aan. Zijn gezicht was grauwbleek en zijn oogen lagen diep weg-gezonken in de kassen.
- Wat je mij aandoet... zei hij, besef je dat? Mijn leven heb je verwoest... èn 't leven van... m'n vrouw... heb je verwoest...
- Toe, Paul, dat komt weer in orde...
| |
| |
- O! ze heeft 't me voorspeld, dat je me binnenkort weg-gooien zou; zij heeft je doorzien... Maar ze heeft me óók gezegd, dat 'n verzoening tusschen haar en mij onmogelijk was, we zijn voor altijd gescheiden.
Een onrustig gevoel begon Olga te bekruipen. Nu ja, in haar eerste woede... Zij wou, dat Paul nu maar ging, zij moest weg, zij moest weg...
- Jij... zei hij, aldoor met een doffe, lage stem, jij weet niet, jij voelt niet, wat je hebt gedaan. Maar eenmaal zal je 't weten! Als je zèlf weg-krimpt van verdriet, als je zèlf gemarteld wordt door 'n vreeselijke smart, dan, dan zal je beseffen, dat 't de vergelding is, omdat je roekeloos met menschenlevens hebt gespeeld...
- Ik erken, zei Olga haastig, dat ik niet goed heb gedaan. Ik heb er niet bij gedacht... Ik meende, aanleg te hebben voor 't tooneel, - ik heb me vergist. 't Is 'n noodlottige samenloop van omstandigheden... daar moet je in berusten.
- Berusten... zei hij, als je alles verloren hebt. M'n liefde heb ik verloren... m'n vrouw... m'n kinderen...
Het onrustige gevoel in Olga steeg. Zij geloofde, het beter te hebben kunnen verdragen, als hij was uitgebroken in een vlaag van hartstochtelijken toorn dan deze bittere verslagenheid...
- Ik heb schuld, ik heb schuld, zei ze gejaagd, maar ik wist niet, ik wist niet...
Zij verwarde zich in haar woorden, en zweeg.
- Waarom... als je niet van me hield... heb je me dat doen gelooven? Waarom heb je me afgetrok- | |
| |
ken van m'n vrouw? Bij God, Olga, waarom? Zijn menschenlevens je zóó weinig waard, dat je ze als speelgoed behandelt? O, als je eenmaal beseft, wat je hebt gedaan, dan zal je bang worden voor jezelf...
Hij wist niet, wat hij voelde. De slag was te plotseling gevallen, en te hevig aangekomen, hij was er door verdoofd. Later... later zou de pijn komen... en dan... en dan...
Toen kwam er een woord over Olga's lippen, dat er als door een vreemde kracht werd uitgestooten, omdat het uit haar eigen harde, trotsche, onmeedoogende natuur nooit voortkomen kon:
- Vergeef...
Hij schudde langzaam het hoofd. Hij kon zich niet onderwerpen aan het onherroepelijke...
- Jij... zei hij, je hebt geen besef van goed en kwaad. Maar eenmaal zal je 't hebben. En dan... en dan...
- Vergeef... je moet me vergeven...
Hij stond op. Een huivering ging door hem heen, alsof hij iets van zich afwierp voor altijd. Hij geloofde, dat hij stikken zou, als hij nog even langer in haar nabijheid bleef...
- Ik zal je... nooit... vergeven...
Toen was Olga alleen. Maar de klank van die zacht-gezegde woorden bleef als een galm in haar ooren:
- Ik zal je nooit vergeven... nooit... vergeven...
| |
IV.
In den middag waren Max en Christiane in de groote huiskamer van Klein Valckenhove bijeen.
| |
| |
De anderen waren uitgegaan, maar Max wilde liever, evenals de vorige malen, zijn dagelijksche wandeling nalaten; hij voelde zich wat koortsig en ongedurig; ‘als maar eerst de spanning voorbij is, en ik antwoord van Olga heb’, zei hij tot Christiane, en zij begreep heel goed, dat de ernst van de situatie Max aangreep. Zij zelve was in een toestand van nervositeit, die haar nu al nachten slapeloos hield, doch dien zij onder een bestudeerde kalmte verborg.
Zij hield hem gezelschap, terwijl de anderen uit waren. Beiden zaten zij met een boek, en veinsden voor elkander, te lezen, maar alle twee waren zij zwaar in eigen gedachten verdiept.
Christiane beefde inwendig van een onverklaarbare vrees. O! zij verlangde, dat aan die onzekere omstandigheden een einde zou komen, natuurlijk! maar deze dagen met hem in de stoorlooze stilte en de verrukkelijke eenzaamheid van het kleine landhuis, waren haar zóó lief geweest, dat zij wel wenschte ze altijd te laten voortduren...
Hun omgang had de teedere vertrouwelijkheid als van broer en zuster; zij spraken nauwelijks een woord dat een ander niet had mogen hooren; zij kusten elkander niet. En toch waren zij rustig en gelukkig in elkanders tegenwoordigheid; en Christiane had een onwillekeurigen, schuwen angst voor een verandering.
Toch voelde zij wel, dat het zoo niet blijven kon. Als Max beter was, zou hij terug-gaan naar den Haag, om zijn functie aan de Bank te hervatten. En dan?...
Zij geloofde niet, dat Olga bezwaar zou maken | |
| |
tegen een scheiding. Haar gedrag van den laatsten tijd wees er voldoende op, dat Max haar onverschillig geworden was, en dat zij graag vrij wilde zijn. Maar je kon toch nooit weten. Je kon met Olga nooit weten...
Zij kon wel eens niet meer houden van Max en hem toch niet aan haar zuster gunnen. Enfin, hoe het zij... het was toch beter, dat er aan dezen onnatuurlijken toestand een einde kwam.
En opeens zei ze:
- Nu heeft Olga je brief al gelezen.
- Tenminste als ze succes heeft gehad...
- Olga hééft succes gehad.
- Hoe weet je dat zoo zeker? vroeg Max glimlachend.
- Olga heeft altijd succes... in alles.
Was er een beetje bitterheid in Christiane's toon? Max sloeg haar met opmerkzaamheid gade. Zij was bleek in de laatste dagen... ook háár kwelde de spanning; en de dadelijke bereidheid om hem gezelschap te houden en alleen met hem thuis te blijven, kwam óók wel voort uit een soort lusteloosheid... Ook voor haar zou het goed zijn, als er een eind aan het wachten kwam... al werd zij natuurlijk niet gekweld zooals hij door een vaag verdriet... er was toch altijd iets weemoedigs in, om met elkaar te breken, als je je lang en echt had verbeeld, bij elkaar te behooren. Maar natuurlijk zei hij daarvan aan Christiane niets...
- Er zijn van die vrouwen, zei Christiane, die in het leven bereiken kunnen, wat ze willen. Waar dat aan ligt? Is 't 'n kwestie van temperament? van wil? | |
| |
van kracht? van suggestie-vermogen?... Anderen... en zoo ben ik er eigenlijk een... wachten af, of 't lot hun wat brengt. Olga heeft altijd alles verkregen, wat ze wou; daarom ben ik ervan overtuigd, dat ze nu ook succes heeft gehad. Ook de kleine Marthe heeft iets van de kracht, die mij ontbreekt, 't is heerlijk om te zien, hoe ze omgaat met Michaël... Ze zijn gelukkig samen... o, 't was grappig Tante Valckenhove, bij haar bezoek hier, te hooren zeggen:
- Kind! wat begin je! hoe kan 'n man als Michaël jou gelukkig maken! en de welverzekerde rust, waarmee Marthe antwoordde:
- Hij maakt me gelukkig, want hij houdt van mij.
Tante Valckenhove was zoo wijs, om toe te geven... Hoe grappig kunnen de dingen toch soms terechtkomen in de wereld. Gabriëlle heeft haar zin... Marthe heeft haar zin... en Michaël...
- Ook Michaël is gelukkig... op zijn manier.
- Ja, Michaël's geesteshouding tegenover 't leven zal natuurlijk nooit, veranderen; maar hij helt toch al 'n beetje naar Marthe's zienswijze over: Al is 't leven ook vol ellende, in 't algemeen gesproken, toch kunnen de menschen wel individueel gelukkig zijn. En ik geloof, dat, als alle menschen daar ernstig naar trachtten, de wereld minder ellendig zou zijn... Die twee beginnen al over trouwen te denken...
- 'n Auto! zei Max, opgeschrikt uit het rustig gepraat.
- 'n Auto, herhaalde Christiane, plotseling beklemd door een bang voorgevoel.
Zij keek...
- 't Is Olga, zei ze gesmoord.
| |
| |
Het volgende oogenblik was zij weg-gesneld naar boven, en trad Olga binnen bij Max.
Zij strekte hem beide handen toe.
- Max!... ach, Max!
Zij naderde hem, en sloeg haar arm om hem heen, en legde haar hoofd op zijn schouder. Snel, hevig snikte zij.
Zijn hart begon stormend te kloppen. Meent zij dat? vroeg hij zich af, - en tegelijk voelde hij, dat dit geen comedie kon zijn.
- O, Max, o, Max, je hebt me gek gemaakt met je brief!
- Olga!
- O!... zuchtte zij, hoe ik hier ben gekomen... die reis, die verschrikkelijke reis... heeft me gebroken...
Zij zag er werkelijk uit, alsof zij flauw vallen zou. Ongerust ging hij naar de deur, om hulp te halen...
- Ach, neen, blijf... 't Zal wel overgaan, nu ik weer bij je ben, en je tenminste kan zien en met je spreken... O, Max! wat heb je me 'n verdriet gedaan...
- Olga!...
- Je beoordeelt me heelemaal verkeerd, je weet in de verste verte niet, hoe ik ben... Je dacht, dat ik actrice wou worden, hè? Nooit! nooit van m'n leven!
- Maar...!
- Ja, ja, ik heb succes gehad, dat wil zeggen 'n schijn-succes. In werkelijkheid ben ik geëchoueerd, zoo vreeselijk als je je maar voorstellen kan.
- Ik begrijp niet... stamelde hij.
| |
| |
Het duizelde hem. Hij kon niet onmiddellijk al deze overweldigende indrukken verwerken...
- In twee woorden zal ik 't je zeggen: ik heb mezelf overschat. Ik heb gisteravond gespeeld, maar 't was me, of ik op de brandstapel stond. Nooit meer ga ik terug naar 't tooneel. Ik zou 't niet kunnen. Ik heb gedacht, dat ik 't kon, maar 't is 'n bittere vergissing gebleken.
- Max, zei ze, en keek hem biddend aan. Ben je zóó boos op me geweest, om me dát aan te doen?
Hij schudde het hoofd.
- Dát is 't niet, Olga. Niet uit boosheid heb ik je die brief geschreven. Maar... geloof je niet... dat ook ons huwelijk... 'n bittere vergissing is geweest?
- Neen! riep zij onstuimig. Neen! want ik houd van je, Max!
- Zeg dat niet... zei hij zacht. Je hebt me nooit liefgehad.
- Zou ik dan hier zijn? vroeg zij heftig. Ik heb de heele nacht niet geslapen. Ik voelde, dat ik 'n verkeerde weg had ingeslagen, en ik wou daarvan terugkomen. Ik wou daarvan terugkomen... omdat ik voelde, absoluut-zeker voelde, dat ik uitsluitend hield van jou.
- Olga!... is dat wáár?
- Ja! dat is waar!
Hij leunde zijn hoofd in de hand. Wat nu... wat nu...
- En toen ik rust had gekregen in dat besef... werd mij je brief gebracht. Ik dacht, dat 't 'n lieve attentie van je was, om me 't eerst van allen geluk | |
| |
te wenschen... je kan begrijpen, wat ik voelde, toen ik je koele wreedheid las...
Hij maakte een afwerend gebaar met de hand, als om haar te verzoeken niet verder te gaan, maar natuurlijk ging zij toch voort.
- Max... ik ben egoïst geweest, ik heb me tot dusver alleen gestoord aan m'n eigen verlangen... maar ik heb 'n gevoelige les gekregen, Max.
Hij zweeg. Wat kon hij zeggen? Hij voelde zich verbijsterd door het onverwachte... het nóóit vermoede...
- O, ging zij voort, ik heb 't veel, veel moeilijker gehad dan je denken kan, Max! Ik heb 't allemaal met me zelf alleen uitgevochten. Eindelijk heb ik m'n weg gevonden... en toen dat zoo was, toen kwam je brief...
Hij zweeg.
- Vannacht heb ik 'n wake gehouden met mijzelf... Toen ben ik tot de overtuiging gekomen, dat... ik jou liefheb... en altijd alleen van jou gehouden heb, Max.
Hij schudde het hoofd.
- O! ik weet 't! Jij denkt, dat ik van niemand anders houden kan dan van mijzelf. Maar dat zal je anders merken, Max.
Hij hoorde in haar stem een koozende zachtheid, die hij er vroeger nooit in had bespeurd. Maar hij zei:
- 't Is nu te laat.
- Te laat? Neen, dat moet je niet zeggen, dat mag je niet zeggen. Wij zijn getrouwd... wij hooren bij elkaar.
De nadruk in haar toon verschrikte hem. Wanneer | |
| |
Olga zoo sprak, dan was zij onwrikbaar, dan...
- Dat is voorbij, zei hij. Je hebt m'n brief toch gelezen?... heelemaal, alles gelezen?
- Ja! Maar even goed, als ik van m'n dwaling ben terug-gekomen, zal jij dat doen, Max.
- Olga... je loopt wel wat heel vluchtig en oppervlakkig over de ernstigste dingen van 't leven heen. Mijn brief heb ik gemeend... wóord voor wóord.
- Dat geloof ik wel. Maar... je wist toen niets van mij. Je had je over mij 'n heel verkeerde voorstelling gemaakt. Zoolang je me niet zag... ben je anders over me gaan oordeelen dan vroeger. O... zeker, je had aanleiding, om me niet aardig te vinden. Maar... 't is goed voor me, dat dit alles gebeurd is, Max, goed voor de vorming van m'n karakter, bedoel ik.
Hij keek haar aan.
Was het Olga, die zoo sprak? Hij keek haar lang aan, als was zij een vreemde voor hem, hij keek haar door en door, critisch en objectief.
Ja, haar gezicht was veranderd. Hij vond de hoogmoedige, sarcastische, onmeedoogende Olga niet terug...
Maar het was nu te laat. Hij had haar niet meer lief. En doode gevoelens zijn niet met een paar woorden weer tot leven te roepen...
- 't Is jammer, zei hij, met zijn zachte, vriendelijke stem, dat je veranderd inzicht ons nu niets meer baat. Ik heb je alles geschreven, wat ik voelde, dat ik je schrijven moest. Ik heb er niets bij te voegen. 't Was beter geweest, als je niet was gekomen, Olga.
Even bruiste een zoo krankzinnige woede in haar | |
| |
op, dat zij dacht te stikken in het wild opstijgend bloed. Toen beheerschte zij zich:
- Dát ik gekomen ben, zegt je alles, Max: dat ik gekomen ben, ik, Olga, tot jou.
- Je doet aldoor, alsof je denkt, dat alles bij 't oude gebleven is. Maar alles, alles is veranderd, Olga. Je vergeet Christiane. Ik heb je geschreven, dat ik Christiane...
Zij was bij hem, en legde hem de hand op den mond.
- Stil! zei ze, en het was, of er van haar stem een warme, hem geheel omwikkelende suggestie uitging; toen ik hier niet was, dacht je niet aan mij; nu ik bij je ben, nu wil ik niet, dat je denkt aan háar.
Zij legde haar arm om zijn hals, maar zachtjes maakte hij dien los. Hij voelde, hoe haar dichte nabijheid dezelfde bekoring op hem uitoefende, als vroeger altijd het geval was geweest... en hij wilde die niet voelen.
- Waarom doe je dat? vroeg zij gegriefd. 't Kan niet, Max, dat je liefde voor mij voorbij zou zijn. Gun me drie dagen... twee dagen... en ik zal je daarvan overtuigen.
Doch dit was juist, wat hij vreesde... wat niet gebeuren mòcht...
- Olga, zei hij met inspanning. Zouden we dit vruchteloos gesprek niet liever staken. Alles, wat ik je te zeggen had... alles, wat ik bij mogelijkheid zeggen kan... heb ik je geschreven. Ik kan niet anders dan herhalen en herhalen, wat er staat in mijn brief.
Een koppige drift klopte in haar aderen. Zou dan | |
| |
toch, zou dan tóch haar komst vergeefsch zijn geweest?
Neen! dat nooit! Zou zij niet kunnen zegevieren op... Christiane?...!
Zij had tot dusverre vermeden dien naam te noemen, en nu nòg kwam hij haar met moeite over de lippen:
- Max, wou je beweren, dat je van Christiane houdt?
- Ja, Olga! Want dat is zoo. Ik houd van Christiane.
Zijn open, heldere oogen, de uitdrukking van zijn knap en lief gezicht maakten hem haar opeens zoo dierbaar, dat zij zich bedwingen moest, om hem niet hartstochtelijk te omhelzen, en hem te kussen, totdat hij... die andere... vergat...
- Houd je van haar, zooals je hebt gehouden van mij?
- Soms schijnt me toe: méér... soms schijnt me toe: anders...
Zij begreep. Begréép dat er tusschen Max en Christiane geen verliefde verhouding had bestaan. Méér hield hij van Christiane... anders hield hij van Christiane... o, dat wou zeggen, dat een ‘geestelijke genegenheid’ hen verbond... en zij moest bijna lachen om die idyllische opvatting van liefde...
Zij behoefde niet eens te vragen: Heb je haar wel eens gekust...? Zij wist, dat dit niet het geval was geweest. Christiane, met haar ‘hooge’ opvattingen, haar ‘reine’ gevoelens, haar ‘nobele’ gedachten... en Max, de lieve, zuivere, kinderlijke jongen...
- Je zal moeten kiezen tusschen ons beiden, Max.
| |
| |
- Ik heb gekozen...
Hij begon zich zeer vermoeid te gevoelen; fijne druppels parelden hem op het voorhoofd, zijn handen waren heet en droog, en een hinderlijke kuch prikkelde op naar zijn keel.
- Je hebt gekozen... mij!
Kom, Christiane! bad hij inwendig, kom, kom me te hulp...
Maar zij liet hem alleen. Zij het hem alleen in het critiekste moment van zijn leven...
Hij besefte, welk een strijd hem te wachten stond. Zou hij er tegen bestand blijven? Hij voelde zijn zwakke krachten nú al bezwijken... en een weeke aandrift rees in hem, om toe te geven aan Olga's sterkeren wil, en dan te rusten... te rusten...
Een hoestbui overviel hem, die zijn heele lichaam deed schokken. Olga, hevig verschrikt, ondersteunde hem, en liet zijn uitgeputte, machtelooze lijf leunen in haar arm; toen voelde zij, hoe onveerkrachtig en mager hij was geworden, en een angst kerfde zich in haar ziel.
Haar armen sloten zich vaster, vaster om hem heen. Zij legde haar hoofd op het zijne, en fluisterde aan zijn oor:
- Liefste, liefste... toen we trouwden, heb je mij gekozen... Toen óók had je de keuze tusschen Christiane en mij... en je hebt mij gekozen... En nu... nu je wéér kiezen moet... nu wéér... zal ik 't zijn... 't Kan niet anders. 't Kan niet anders... Max...
Haar liefkoozende stem... haar warme omarming bedwelmden hem. Een brandende pijn in zijn borst | |
| |
benauwde hem, en deed hem snakken naar adem.
- Neen... steunde hij, neen...
Hij voelde zich weg-raken in een zware verdooving; de spanning der laatste dagen, en nu dit schokkend tooneel...
- Laat me... laat me... smeekte, stamelde hij, ik kan niet meer...
Maar zij drukte hem nog inniger aan haar borst; de geurige zwoelte van haar dichte nabijheid benevelde hem, zijn hart hield op te kloppen... in zijn ooren suisde het geluid van ruischend water...
Christiane! wilde hij roepen, Christiane!
Doch geen geluid kwam hem over de lippen. Een krampende, scheurende hoest schoot uit zijn borst omhoog... een rochelende, verstikkende hoest... Hij rukte zich los uit haar armen...
En toen...
Een gil van ontzetting kreet Olga uit de keel. Zij zag bloed... veel bloed... rood, schuimend bloed...
| |
V.
Met dik-beschreide oogen vertelde Tante Frédérique aan de overgekomen familie-leden: Tante van Valckenhove, Oom Henri Houwaert en Henric, wat er den vorigen dag was gebeurd. Zij had dadelijk naar alle kanten getelegrafeerd, want het onverwachte van Max' heengaan had haar verbijsterd.
- Ik hield van hem als van 'n zoon, snikte zij, 't is niet te gelooven, niet te gelooven...
De anderen konden haar droefheid begrijpen. Max was een alleraangenaamste persoonlijkheid, en had | |
| |
zich, gedurende zijn kort verblijf in de familie, algemeen bemind weten te maken.
- Maar was hij dan zoo achteruit-gaande? vroeg Tante van Valckenhove.
- Neen! integendeel. Of... ja, eigenlijk bleef zijn ziekte stationnair. Ik vertrouwde zijn doorschijnende bleekheid niet. Maar... hij klaagde nooit, en hij was altijd opgewekt.
- Hoe komt dan dit zoo opeens?...
- Kijk, zei Tante Frédérique. Hij sprak er wel nooit over... maar... jullie begrijpen toch wel, dat 't gedrag van Olga...
- Ja, schàndelijk! viel Tante van Valckenhove in. Die heeft zich in opspraak gebracht! Ze moet maar niet meer probeeren, in den Haag terug te komen! Wat er precies gaande is, weet niemand. Ze wou actrice worden, - goed, dat heeft ze gedaan. Ik ben op de première geweest... 'n succès... fou. In 't eerst speelde ze bevangen, onhandig... later werd 't schitterend. 'n Enthousiasme! 'n bloemen! Enfin... je verwachtte 'n heele reeks ‘Cobra’. Gisteren... was 't Theater Selecta gesloten. 't Heet, dat de acteurs met 'n maand salaris naar huis zijn gestuurd. De vrouw en de kinderen van de directeur zijn vertrokken naar Noordwijk... en hijzelf... ja, dat weet niemand. Sommigen zeggen, dat hij naar 't buitenland is... anderen beweren zelfs, dat hij zelfmoord heeft gepleegd...
- Vreeselijk, vreeselijk... zuchtte Tante Frédérique. Hoe 't zij, welke rol Olga in dit huiselijke drama heeft gespeeld, daar weten we natuurlijk niets van; maar Max... ja, hij was in de laatste tijd onrustiger... | |
| |
had telkens verhooging... en toen de schok van Olga's onverwachte komst... dat moet 't hebben gedaan. Er is, zegt de dokter, 'n ader gesprongen door 't hoesten...
Zij snikte weer.
- En hoe is zij...?
- Olga?... Wij vonden haar bewusteloos; ze is naar bed gebracht, en ligt daar nu nog in 'n lethargische slaap. Christiane heeft alles gedaan... Max verzorgd... om de dokter getelefoneerd... alles is nog geprobeerd... champagne... ijs op 't hart... zuurstofapparaat... maar er was niets meer aan te doen.
- En waar is Christiane?
- Boven... Ze is niet te bewegen de sterfkamer te verlaten. Ze schijnt zoo veel van Max te hebben gehouden, maar wie deed dat niet? Ze heeft in 't geheel niet gehuild, maar haar gezicht lijkt versteend.
Snel keek Henric Houwaert op, als getroffen door een plotselinge gedachte, maar hij bleef zwijgen, en zijn hoofd zonk hem diep op de borst.
- Maar wat ik niet had gedacht: Michaël heeft zich zoo rustig en flink gehouden. Ik zou hebben gewaand, dat dit absoluut onverwachte hem heelemaal zou hebben neergedrukt. ‘Zoo is 't leven!’ zou hij vroeger hebben gezegd. ‘Ellende! ellende!’... Hij was nooit exuberant in z'n pessimisme, maar zoo'n enkel woord ontsnapte hem wel eens.
- Ja, zei Oom Houwaert, hij zei altijd: ‘de mensch wankelt heen en weer tusschen werkelijke ellende en gevreesde ellende, - dat is z'n lot.’
- En kijk hem nu eens... zei Tante Frédérique.
Allen keken naar de lange laan voor het huis, waar | |
| |
Michaël en Marthe heen en weer wandelden. De manier, waarop Michaël een bonten knoop van Marthe's petit gris vast-maakte, deed Tante Frédérique glimlachen.
- De kleine Marthe heeft Michaël zoo menschelijk gemaakt, zei ze.
- Ja, ze zijn gelukkig, beaamde haar schoonzuster. Michaël is me zeer meegevallen. Ach, ja, 'n moeder heeft wel eens plannen... zei ze, en wierp een blik op Henric, maar deze zat met het hoofd op de borst gebogen, en verroerde zich niet. Maar nu is alles toch goed. Ik heb lieve kinderen; ik ben heel tevreden.
- Tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes... begon Oom Houwaert, maar een grapje vond hij nu te ongevoelig, en hij zweeg.
- Ik zal nog 's even naar Olga gaan zien, of ze iets noodig heeft, of ik iets voor haar kan doen, zei Tante Frédérique.
Boven vond zij Olga, zooals zij haar telkens zag, als zij kwam. Doodstil lag het bleeke hoofd op het kussen. En voorzichtig verwijderde zij zich weer. Wat moet voor haar het ontwaken zijn, als dat komt, dacht zij, ach, wat heb ik een medelijden met haar...
Het ontwaken was al gekomen.
Zoodra zij weer alleen was, richtte Olga zich op. Een verterende onrust gloeide door heel haar wezen: was het waar... was het waar... dat Max...
Neen! o, neen! Neen! Hoe dom om het bewustzijn te verliezen. Nu wist zij niets. En vragen wilde zij niet, uit doodelijken angst voor het antwoord. Zelf... zelf moest zij zien...
| |
| |
Zij stond op, zich vasthoudend aan de meubelen. Hoe zwak was zij. Zij voelde zich als een zieke, die de stervensgrens al heeft overschreden, en weer tot het leven is terug-gekeerd...
Zij sloeg zich een kleedingstuk om. Hoe moeilijk vielen haar die enkele schreden naar de kamer van Max. Zij leunde lang tegen den muur, eer zij de deur durfde openen.
Het was donker in het vertrek. Een ijle geur van bloemen zweefde haar tegemoet. Wit op het witte bed lag Max. Hij was dood... En neergeknield, met haar hoofd op zijn handen, lag Christiane...
In Christiane's hoofd was maar één gedachte: nóóit zal hij meer kennen pijn of strijd. Hij heeft voor altijd rust. Vaarwel, mijn lieve, lieve Max, vaarwel...
Toen zij gerucht hoorde, keek zij op, en onmiddellijk verhief zij zich.
Eén oogenblik stonden de zusters zwijgend tegenover elkaar. Er kwamen geen woorden van haat of wraak in Christiane op. Hij... hij had immers rust...
Olga... was een vreemde voor haar geworden. Zij had haar niets meer te zeggen... zij wilde niets van haar hooren...
En zij verliet de kamer, om naar haar eigene te gaan.
Maar op de gang werd zacht haar hand gevat, en met liefderijke kracht werd zij naar binnen gevoerd.
- Henric... Henric... jij?
- Ja, ik, zei hij, en zij hoorde een trillende bewogenheid in zijn stem, die haar diep ontroerde. Ik... neen, zeg jij niets... ik heb alles begrepen... jij... hield van hèm. Hier ben ik... om je te troosten.
| |
| |
- Kom je tòch... wil je me troosten...
Het besef van zijn oneindige goedheid ging als een snel-verweekende stroom door haar heen. Een snik ontsnapte haar. Toen brak zij uit in tranen, de eerste, verlossende tranen, en als hij haar niet had opgevangen, zou zij gevallen zijn.
Hij hield haar krachtig aan zijn borst, zij voelde zich veilig in zijn armen, en zij snikte, zij snikte... om door hem te worden gesust als een kind.
- Ik had het je gezegd, zei hij, als je me noodig had, zou ik er altijd zijn. En nu heb je me noodig... niet?
- Ja... o, ja... ja...
- Je zal nooit meer alleen in 't leven zijn, begrijp je dat? Nooit meer. Ik behoor aan jou... ik ben van jou...
- O, dank je, fluisterde zij, o, laat me nooit alleen... ik heb je noodig... ik heb je noodig... Henric... ik voel, dat ik je noodig zal hebben, altijd...
Bij het bed van haar man zat Olga, en staarde naar het bleeke, vredige gezicht, en kon niet weenen.
Zij was als verstard. Met wijd-open oogen staarde zij naar de visioenen, welke haar eigen geweten voor haar opriep. Het leefde zoo vreemd in haar geest... oogen zag zij op zich gericht, oogen, die haar bedreigden... verweten... veroordeelden... De oogen van Bertha Larsen... van Paul... van Christiane... van Max...
En woorden hoorde zij in haar ooren, woorden, die als vlijmende zweepstriemen waren...: als je beseft, wat je hebt gedaan, zal je bang worden voor jezelf.
| |
| |
‘Bang voor jezelf’. Zij was het nú. Bang, bang...
Verdervend als een demonische macht was zij door het leven gegaan. Pandora... het noodlot van dien naam had óp haar gelegen, en zij was haar luimen gevolgd, zonder bewustzijn van goed of kwaad.
‘Eéns zal je beseffen, wat je hebt gedaan, en dan...’
‘Mijn leven heb je verwoest... 't leven van m'n vrouw heb je verwoest...’
Nog méér had zij gedaan. Christiane had zij ongelukkig gemaakt... En Max... Max...
Zij kon haar oogen niet afwenden van den serenen vrede op dat gezicht. O, hij was ver van haar, vèrweg... ergens, waar het goed was te zijn, en waar zij hem nooit kon bereiken... Hij was haar vreemd geworden... zoo vreemd als Christiane...
Ook Christiane was haar vreemd geworden... zij stond alleen op de wereld.
Christiane had recht gehad, daar te knielen, niet zij. Zij mocht dat niet... Zij had haar ook niet verdreven; Christiane was zelve gegaan... en zij had haar aangezien op een wijze, als sneed zij haar bestaan voor altijd af van het hare...
Alleen... alleen.
‘...als je zèlf weg-krimpt van verdriet... als je zèlf gemarteld wordt door 'n vreeselijke smart... dan zal je beseffen, dat 't de vergelding is... omdat je roekeloos met menschenlevens hebt gespeeld...’
O, haar trots, haar zelfzucht, haar overmoed... waartoe hadden ze haar gevoerd. En eenmaal had zij gezegd, dat zij op Pandora lijken wou, die alle gaven... ook het kwade... met zich brengt...
| |
| |
Vergeef me, Bertha. Ik voel je vijandelijkheid als volkomen gerechtvaardigd... Vergeef me, Paul... ik ben slecht tegen je geweest, slecht, slecht...
Vergeef me Christiane... vergeef me, Max!...
Maar het was haar, of haar stem in het ijle verklonk. Hier zat zij... bij de ruïne van haar leven... en niemand hoorde haar... een namelooze leegte was om haar heen... zij was alleen... in de oneindige verlatenheid der schuldigen... der nooit-vergevenen...
Alleen... voor altijd... alleen...
einde.
|
|