| |
| |
| |
[Deel 1]
Eerste hoofdstuk.
I.
Dolphy zat bij een der wijd-openstaande deuren, die van Papa's studeerkamer toegang gaven tot de serre, en verlustigde zich in de aanschouwing van het dansen der groote heeren en dames. Ze vond het daar prettiger dan in de salons, waar het aldoor zoo vol en levendig was, en iedereen haar riep, om met haar te praten, of haar iets te vragen. Hier kwamen ze alleen, als ze in de eetzaal moesten zijn, en merkten haar dan gewoonlijk niet op, als ze lachend en schertsend door de kamer liepen. Straks was ze óok zoo verlegen geweest, toen de gasten kwamen, en ze elk der dames een bouquetje viooltjes had moeten aanbieden. Ze had maar niets gezegd, en hun alleen het vergulde korfje voorgehouden. Gelukkig was Adrienne er bij geweest, die haar hielp. Hè, Dolphy wist nooit, wat ze zeggen moest, als de menschen aardig tegen haar wilden wezen; ze vond het erg vervelend, dat ze nooit iets antwoorden kon, en daarom hield ze zich maar heel stil, opdat ze haar niet zagen. Want toekijken | |
| |
op het dansen wou ze toch wel heel graag, ze vond het zoo mooi, o! zoo mooi: die zachte, lieve kleuren, en die vlugge bewegingen, en al dat licht! Soms keek ze alleen naar de hoofden, blonde, bruine, zwarte, allen even mooi gekapt, met krulletjes of gegolfd, en enkele met bloemen, en daar naast de kale, kortharige van de heeren, en ze dacht, of die 't niet jammer zouden vinden, dat ze hun hoofd óók niet zoo prachtig konden hebben, als dat van hun danseres? Dan liet ze haar oogen over de bal-japonnen gaan, witte, blauwe, rose, gele... en over de uniformen, vol kleuren en goud... en ze rekende uit, hoe lang het nog duren zou, - wel vijf jaar minstens, dan was ze zeventien - dat ze óók zoo'n prachtig toilet dragen en met een officier dansen zou... Ze vond zichzelf nu zoo simpeltjes in haar losse jurk van zachte, witte mousseline, met een rond-uitgesneden halsje, en korte, gedofte mouwtjes, met niets anders dan een lichtgroenen strik op den schouder, waartusschen Adrienne een bouquetje viooltjes gestoken had... Of ze lette alleen op de voeten, hoe die zich, snel en nooitmissend, over het gladde marmer van den serrevloer bewogen... zoo aardig, om die kleine satijnen of goudleeren schoentjes te zien, tusschen de grootere zwart-verlakte...
Nu eens even zoeken naar Adri, en... O, daar was Gretchen juist, ze danste met een langen, leelijken jongen in het zwart, en daar zag ze Adri ook, die wandelde met meneer Max... Dolphy kon niet begrijpen, dat Adri zoo gewoon | |
| |
en natuurlijk met hem kon doen, maar ze was ook al zoo oud: tweeëntwintig, dat was waar... Zij zou nooit tegen hem durven spreken, ze was eigenlijk een beetje bang voor hem... Hij kon haar ook zoo plagen en verlegen maken, straks nog, toen ze vroeg naar beneden was gegaan, om de versiering van de serre en al de bloemen en planten in de salons eens goed te kunnen bekijken; de muzikanten waren er al, en ze stond juist naar het stemmen te zien, toen ze achter zich hoorde:
- Dag Doll!... Dolly!... Doe je zoo meteen den eersten dans met me?...
En toen ze omkeek, stond daar meneer Max, die tegen haar lachte, en groote oogen zette, alsof ze nog een heel klein kind was; ook vond ze het zoo naar, dat hij haar altijd: ‘Doll’ noemde, want ze wist, dat het ‘pop’ beteekende; en dat deed hij expres, want ‘Dolphy’ was immers véél aardiger!... Ze was blij, toen Papa hem meenam naar de eetzaal, waar alles voor den cotillon gereed lag; - hij zou een der ceremoniemeesters zijn, had ze gehoord, - en zij achterbleef met Gretchen en zijn broer Victor, die opgewonden vertelde, dat hij adelborst-eerste geworden was, en vol trots wees op het gouden galon van zijn linkermouw, en wonderen verhaalde van zijn nieuwen, prachtigen degen... O, hij was duizendmaal liever dan meneer Max, voor hèm was ze nooit bang....
Daar kwamen Papa en Mama; Papa heel lang en recht, in zijn gekleede jas, met, in het knoopsgat, | |
| |
een rijtje miniatuur-ridderordetjes, en Mama zoo mooi in haar dof-gebloemde, donkerblauw satijnen japon...
- Moet ze nog niet naar bed? vroeg Papa.
- Och, ze mag nog wel even, als ze graag wil, zei Mama goedig, en ze bleven even bij haar staan kijken, naar den nieuwen dans, de Dancing in the barn, die juist werd geprobeerd.
Mevrouw van der Marck vond, dat haar oudste dochter, Adrienne, er van-avond bizonder goed uitzag; die rose-achtige, maïs-gele zij kleedde haar allerliefst. Ze was wel geen beauté, maar ze had een lenig, slank figuur, weelderig licht-blond haar, en een fijn, regelmatig gezicht, waarin, verrassend-mooi, een paar fluweel-bruine oogen stonden. Alwéér danste ze met Max, de hoeveelste maal was dat van-avond al?... Hij scheen waarlijk serieus werk van haar te maken... En haar zeventienjarige Marguérite, in haar licht-blauw Gretchen-costuum, met het geplooide, wit-batisten inzet-stuk, en de lange, gedofte mouwen, zag er ook héél lief uit...
De dans was gedaan; de paren verstrooiden zich in de salons, om uit te rusten, of wandelden door de reeks vertrekken heen. Max van Zuylichem kwam met Adrienne voorbij, en bleef staan, toen hij gastvrouw en gastheer ontwaarde.
- Wel, wat zegt u van ons nieuwe kunst-stuk? riep hij vroolijk.
Nog andere paren voegden zich bij deze groep, en het werd een algemeen gepraat en gelach. Maar Max had het hoogste woord: hij deed een | |
| |
lang, grappig relaas over een bal te Gorontalo, en allen luisterden geboeid, door zijn humoristischen verhaal-trant heerlijk geamuseerd. Met zijn hooge, breede gestalte domineerde hij den geheelen kring, zijn schouders, forsch, vierkant, onder de epauletten, - hij was luitenant ter zee - wendden zich, bewegelijk, naar deze en gene zijde. Zijn gelaat, met het lage, breede voorhoofd, waarover, kort, het donkerblonde haar was geknipt, had, met zijn donkere, doordringende oogen, dunne lippen, en harde, zelfbewuste expressie, veel van een antieken keizers-kop, en in zijn manier van doen had hij iets heerschends, eigenzinnigs, bijna tyrannieks.
De muzikanten hieven weder, langzaam, slepend, een danswijs aan, en de groep ging allengs uiteen. Adrienne was dadelijk gehaald door een luitenant van de veld; Max stond er nog, zijn oog viel op Dolphy, en hij vroeg:
- Waarom heb je me straks zoo leelijk in den steek gelaten, Doll? Wil je dan nù?
Het blanke gezichtje van het kind werd door een warm rood overstroomd; ze sloeg haar oogen neer, en zei niets. Toen legde hij zijn hand op haar hoofd, streelde zacht haar lang, los-hangend haar, en zei:
- Wat heb je mooi haar...
Maar dadelijk, ziende, dat zijn broer met Marguérite de serre inging, liet hij haar los, en riep:
- Nee, ik doe deze met Gretchen, Vick! wij hebben nog niet gedanst, en schoof nonchalant | |
| |
zijn broer's arm weg van dien van het blonde meisje, wier haar, in twee lange, zware vlechten, neer-hing op haar rug, en die zich daarom gaarne ‘Gretchen’ noemen liet. Victor, met een hoogrood gelaat, streefde tegen, maar durfde niet in ernst te weigeren, en zeî, zijn hand naar haar uitstrekkend:
- Kom, Dolphy, kom jij dan maar...
En toen mevrouw van der Marck op de vleiende vraag van het kind glimlachend bevestigend had geknikt, liet zij zich door Victor mee-voeren naar de serre.
Om haar was nu het vol gewoel van het bal. De kleuren gloeiden haar tegemoet, het licht overvloeide haar met een stralenden, spranklenden glans, de muziek ruischte zoo lokkend, zoo veel-belovend, de bloemen geurden zoo zoet... Zij voelde zich zweven, veder-licht, als opgeheven door de kracht van den dans, en zij bewoog zich lenig, luchtig en vlug... het was haar, of zij droomde een schoonen, betoovrenden droom, - of dat zij een sprookjes-prinsesje was, om wie alles glinsterde, schitterde in verblindende pracht... En zij zag de dansenden om zich heen, als windbewogen reuze-rozen, en de wuivende waaiers als groote, vreemde, veel-kleurige vlinders... en het licht-gegolf was als zonneschijn, en de ruischende, zwellende tonen der muziek waren als wind-gezang door zomer-loof van boomen...
Maar weldra ontwaakte zij uit haar droom-schoonen waan. Zij herkende de menschen weer, en werd zeer bewust van het streelend besef: hier alleen | |
| |
als klein-meisje onder reeds geheel volwassenen te zijn. Zij vond het prettig, dat zij zoo netjes de passen maakte, en Victor zoo goed volgen kon; de vloer was zoo heerlijk glad, de muziek speelde zoo'n mooie wijs... O, 't moest toch wèl verrukkelijk wezen, heelemaal groot te zijn, en altijd zóó mede te mogen doen!...
Men lette op haar, men knikte haar vriendelijk, glimlachend, toe. En zij hoorde, hoe een heer tegen haar zuster zei: Aardig zusje... en hoe Adrienne iets antwoordde van: snoezig kind... En zij zag, hoe in een belommerd hoekje, onder groote palmen, meneer Max met Gretchen zat, en dat zij lachten en fluisterden achter haar grooten waaier, en zij schrikte, toen meneer Max op-eens hard-op riep: Zitten we hier niet gezellig te flirten, Vick?... maar Vick antwoordde niet, en danste rustig door.
Toen de laatste wals-toon in de ruime, resonneerende serre was weg-getrild, bracht Victor Dolphy weer naar haar Mama, die hij in den achtersten salon ontdekte, en bedankte het meisje deftig voor de hem bewezen eer. Mevrouw van der Marck streek haar dochtertje met een koel, vochtig-van-eau-de-cologne zakdoekje over het gloeiend gezicht, en vroeg:
- Was 't prettig, kind?
- O! Héérlijk! zei Dolphy.
- 'k Zou nu maar naar-bed-gaan, hè?... Wil je nog wat hebben? 'n Glas limonade? Vraag dan maar aan Gerard, daar komt ie juist aan... Roep even juf, om je naar boven te brengen, ze | |
| |
zal wel in de keuken zijn... Dag Dolphy, ga maar gauw lekker slapen, hoor...
- Dag Maatje... Hoef 'k ze alsjeblieft niet allemaal goê-nacht te zeggen... mag ik zóó maar weg-gaan?...
- Ja, zeker, hoor, dat zal ik wel voor je doen.
- Groet u dan Vadertje voor me, en Adri, en Gretchen, en Vick, en... meneer Max?...
Ze wist eigenlijk niet goed, waarom ze meneer Max goê-nacht zeggen liet; misschien durfde ze het niet na te laten, omdat ook Victor haar groeten kreeg...
Mevrouw van der Marck beloofde het, bracht haar naar de deur, die naar de vestibule leidde, en gaf haar nog een zoen.
Dolphy stond alleen in de koele, eenzame marmeren hall, en liep over den dikken, wolligen looper naar de keuken.
- Juf!... riep zij zacht, bij de deur.
Maar niemand hoorde haar. Zij keek eens in de flauw-verlichte, groote tuinkamer, die thans tot vestiaire was ingericht, en verwonderde zich over de groote menigte jassen, mantels en sorties, die hier bij elkander lagen. Juist ging de keukendeur open, en kwam de tweede-meid te voorschijn, beladen met een groot blad schoone glazen, die zij naar het buffet in de eetzaal brengen moest.
- Lina! riep Dolphy. Roep juf 's!
- Ik kan niet, hoor, zei de meid. 'k Heb m'n handen vol... Ga zelf maar even naar de keuken, daar is ze.
| |
| |
Dolphy aarzelde. Ze mocht nooit in de keuken komen... zou ze maar alléén naar boven gaan? Maar haar jurkje ging van achter dicht, en in de slaapkamer was 't zeker nog donker... Nòg maar eens roepen:
- Juf!
Toen duwde ze de deur open, en ging naar binnen. In de keuken was 't heel warm, heel licht en heel druk; de juffrouw en twee meiden liepen bedrijvig door elkaer, de tafels en het aanrecht stonden vol schotels, bordjes, glazen, en onder den gootsteen, in een dampenden teil, was een werkvrouw bezig het gebruikte vaatwerk af te wasschen. Er hing een lucht, alsof het 's middags was, vóór het diner, en Dolphy vond het er akelig en benauwd na de frissche, bloemdoorgeurde kamers van daareven.
- O, moet je naar bed? 'k Kom dadelijk, Adolphientje, wacht maar even, zei de juffrouw, gejaagd. Ga nu maar naar binnen, Christien, zóó is 't wel goed, vervolgde ze tegen de meid, wier presenteerblad zij in orde had gebracht, en aan een andere legde zij uit, bij wie zij 't eerst moest gaan, om te bedienen, als ze kon. En toen riep zij tegen Dolphy:
- Kom nu maar mee. Gauw!
Alles deed juf vlug van avond; ze kleedde Dolphy haastig uit, borstelde maar even heur haren, en verdween dadelijk weer. Maar dat vond Dolphy niet naar. Nu kon ze nog eens heerlijk, ongestoord, na-denken over het feest, en al, wat daar was gebeurd.
| |
| |
Van beneden klonk, dof, gedempt, de muziek en het dans-gedreun op. In Dolphy's hoofdje rumoerde nog steeds het druk geweld van het bal, en haar oogen schenen nog altijd de helle kleuren en het licht te zien. Zij ondervond weer de gewaarwordingen van toen zij met Victor danste, en zij hoorde Adrienne weer zeggen: snoezig kind... Snoezig kind... zou Adri dat meenen, hield ze dan veel van haar?... Heerlijk, heerlijk, als dát zoo was... Hè, Dolphy wou wel, dat iedereen veel van haar hield, ze zou er erg haar best voor doen... Wat zat meneer Max daar met Gretchen... ze liet 't niet merken, maar ze was toch zeker wel verlegen geweest, want ze had zoo'n kleur...
O, meneer Max... Ze had weer niets durven antwoorden natuurlijk, toen hij haar zoo over 't hoofd streek, en zei: wat heb je mooi haar... Hè, Dolphy voelde nòg die zachte, vaste streeling van zijn hand, die langzaam afgleed langs haar hals en rug... Waarom was ze eigenlijk zoo bang voor hem? Hij was toch wel aardig, meneer Max... altijd vroolijk, altijd vol met grappen... Vickie leek veel op hem... Wat zouden die groote hoepels beteekenen in den cotillon?... Nell en Amy zou ze vertellen, dat ze mee had gedanst... Wat had juf 'n haast... Welke wals wordt nu gespeeld?... Wat heb je mooi haar... Snoezig kind...
Dolphy verwarde zich in haar gedachten. Als een slaap-lied, gezongen bij haar bedje, wiegde de wals-wijs haar weg in gedroom.
| |
| |
| |
II.
Den volgenden dag was het Zondag. Nell en Amy van Zuylichem waren 's middags bij Dolphy gekomen, om de overgebleven cotillon-aardigheden en bonbons te verdeelen. Ze zaten in de groote speelkamer, Dolphy's domein, maar waar ook meestal de juffrouw zat, met naai- of verstelwerk, als zij elders geen bezigheden had te verrichten. Op de tafel lagen de schatten uitgespreid, strikken met belletjes, lange linten, ridder-orden, mutsen, hoepeltjes, mirlitons, en daarnaast stond een kristallen schaal met bonbons. Nell en Dolphy waren de verschillende, bij elkaer behoorende dingen aan het rangschikken, en Amy zocht in de bonbon-schaal ongegeneerd uit, wat haar het begeerlijkst leek, en legde dat opzijde: een kreeftje van rose fondant, een aardbei van marsepein, figuren van chocolade. En onderwijl praatten zij druk over de voorbije feestelijkheid, en al, wat daaraan verbonden was.
- Zeg, wij geven óók gauw 'n bal, weet je dat? verkondigde Amy, een elfjarig kind, met een pikant, donker gezichtje en een overtuigende stem. Maar 'n bal voor iedereen: voor kinderen en groote-menschen.
- Ja, en jullie mogen ook allemaal komen, zei Hélène, gewoonlijk Nell genoemd, een rustig blond meisje van dertien jaar. Je Papa en Mama, en Adrienne, en Marguérite, en jij...
| |
| |
- Prettig, zei Dolphy. Wanneer?
- De volgende week misschien, of later, en wij krijgen nieuwe jurken.
- En we vragen Corry ook, maar Aline niet, en Karel en Bert en Fer, en wie nog meer, Bob Maas en Juliette van Dam en Eva...
- Wat 'n boel! zei Dolphy.
- D'r komt eerst 'n jubel-polonaise, zei Amy, de lettergrepen sterk accentueerend, met vlaggetjes en zoo, begrijp je, en alle kamers worden versierd met groene slingers... Zeg, Max heeft 'n philippine met je zuster Adrienne, is 't niet?
- 'k Weet niet, zei Dolphy. Hoe weet jij 't?
- Nou, laatst op 'n middag kwam je Mama met Adrienne 'n visite maken, en wij waren d'r óok bij, hè Nell? mevrouw van Kortrijk had Milie meegebracht, begrijp je? en toen zei je zuster tegen Max: waar is je amandel? en toen haalde Max uit z'n zak 'n klein koperen dingetje, en toen zei-d-ie: Hierin, daar heb 'k 'm in laten soldeeren, en toen zei je zuster: Moet 'k dat zoo maar gelooven? en toen zei Max: Wil ik 't doorbijten?... Zeg, eindigde ze beslist, Max is verliefd op je zuster.
- Ja? zei Dolphy. Zouen ze geëngageerd zijn, denk je?
- Nee, zei Nell, dan zouen we 't wel weten.... Maar misschien in stilte.
- Wij mogen nooit wat weten, zei Amy, ze vertellen ons nóóit iets, maar we merken 't tòch heel goed... Willen we elkaer beloven, dat, wie 't het eerste weet, 't dadelijk aan de anderen zal | |
| |
vertellen? en ook als ie toevallig iets hoort of ziet... Dan worden we zusjes, hè, en Vickie wordt je broer en Max ook... Zou je 't niet leuk vinden?
- Ja, zei Dolphy, na een onmerkbare aarzeling. Van Nell en Amy en Vick hield ze veel, die wilde ze gaarne als verwanten accepteeren, maar meneer Max?... Hij was wel aardig, maar ze zou hem toch liever niet altijd zoo dicht in haar nabijheid weten, hij maakte haar zoo onrustig, zoo angstig, zoo... ze wist zelf niet hoe. En dan haar broer... Maar misschien ging hij wel weer gauw naar zee... En ze vroeg:
- Gaat je broer weer gauw weg?
- Max? Die is pas thuis, zei Nell. Maar 'k geloof, dat Vick wèl weer gauw op reis gaat.
- Dat 's jammer, zei Dolphy.
- Ja, zei Nell. Vickie helpt ons altijd zoo leuk aan ons werk. Max nooit...
- Heb je wel gezien, dat Vick altijd Max nadoet? vroeg Amy. Hij loopt nèt zoo, 'n beetje slingerend, met 'n wapperende, open jas, en hij probeert altijd nèt zoo te lachen als Max... O, als je d'r op let, is 't zoo grappig... wij doen 't altijd, hè Nell?
- Ja, maar Vick wordt boos, als ie 't merkt, dan krijgt ie zoo'n kleur.
- 'k Houd eigenlijk niets van Max, zei Amy.
- Niet? vroeg Dolphy verschrikt. Zij zou zoo iets nóóit van haar zusters durven zeggen, daar mòest je van houden, dacht zij.
- Nee, zei Amy. Hij kan je zoo afsnauwen, | |
| |
en 't is altijd: haal dit, haal dat, en hij bedankt je nooit, en hij is zoo dikwijls uit z'n humeur, en dan maakt ie standjes met Papa, en dan zijn we d'r allemaal stil van.
Dolphy werd óok stil. Dat had ze nooit gedacht. Meneer Max leek haar altijd zoo vroolijk, zoo vriendelijk, zoo aardig juist...
- Maar hij is óók wel 's lief, vergoêlijkte Nell. Toen 'k zei, dat ik zoo graag 'n bedel-armband hebben wou, heeft ie d'r een voor me gekocht, en hij gaat ook wel 's met ons taartjes eten.
- Ja, maar, zei Amy, toen ie m'n mooie steenen Puck omgooide, zoodat die alle vier z'n pooten heeft gebroken, zei-d-ie niet eens, dat 't 'm speet, nee, hij vloekte, en zei: wat doe je dat ding ook zoo vlak voor m'n voeten te zetten...
- Je krijgt met je verjaardag wel 'n nieuwe van 'm, zei Nell.
- Ja, jij ben altijd op z'n hand, omdat ie jou zoo voortrekt, zei Amy. Nell spreekt 'm nooit tegen, ze doet altijd alles, wat ie wil, maar ik laat me niet zoo kommandeeren, hoor! Dank je lekker!
- Ik óok niet, ik laat me óok niet kommandeeren, zei Nell.
- Kinderen! kwam de juffrouw binnen: Jullie mogen beneden komen in de tuinkamer, om 'n kopje thee te halen. D'r is geen visite.
- O! we zijn nog niet klaar! zei Amy.
- Nou, dat zullen we straks wel doen, eerst maar even gaan, vond Dolphy.
| |
| |
In de volgende dagen was Dolphy aldoor vervuld met het te verwachten, interessante engagement, Op school spraken de drie meisjes over niets anders, als zij samen waren, en vertelden elkander trouw, hetgeen zij hadden opgemerkt. Amy bracht steeds het meeste nieuws, háar ontging niets, en het speet Dolphy altijd, zoo erg weinig te weten. Want er werd nooit in haar nabijheid over dergelijke dingen gesproken, of gezinspeeld op iets, dat voor haar verborgen was, en zij was veel te naïef, en bezat te weinig combinatie-vermogen, om een woord, een blik, een blos, in verband te brengen met iets, dat zij niet eens geheel begreep.
Het was voor Dolphy een belangrijk onderwerp, om te overdenken, en zij vroeg zich af, of alles nu veranderen zou? Het zou wel vreemd wezen, als Adri niet meer thuis was, maar de bruiloft was ook weer vreeselijk prettig daarentegen... Zou 't al gauw zijn? en waar gingen ze dan wonen? Bleven ze hier in de stad, of niet?... Dolphy dacht altijd, onwillekeurig, den geheelen engagements-tijd voorbij, en zag Adrienne al met Max getrouwd. Ze nam zich voor, zoo veel ze kon, van meneer Max te houden; hij werd dan toch haar broer, ze moest dus haar best doen, niet bang voor hem te zijn, en niet verlegen te doen, als hij kwam. Maar haar inwendige schroom voor hem verdween niet, ze bleef bij hem altijd terug-getrokken en schuw.
Dolphy lag in haar bed te phantaseeren, zooals zij dikwijls deed. Vaag zag zij in haar gedachten | |
| |
Adrienne als bruid, heel wit, heel teêr, als een mooie droom. Om haar heen waasde de fijne tullen sluier, en, achter haar aan, golfde de lange satijnen sleep, en overal waren bloemen, oranjebloesems, rozen, anjelieren, witte, enkel witte...
In de speelkamer, die met een deur in de slaapkamer uitkwam, zat, in plaats van de juffrouw, die uit was, de tweede-meid. De keukenmeid kwam haar de thee brengen, en maakte natuurlijk een praatje. In 't eerst luisterde Dolphy er niet naar, vervuld als zij was van andere dingen, maar opeens trof de naam van Zuylichem haar oor.
- Nou, 'k mag 't lijen, zei Christien. Dan kommen d'r weer 's wat fooien los... Ofcieren zijn altijd 't scheutigst met fooien, nooit zullen ze je minder as 'n gulden geven... En die van Zuylichem bennen toch goeie jongens, jee, 'k ken ze nou al zoo lang, as 'k hier ben, maar altijd even vrindelijk en rejaal...
- Zijn ze rijk?
- Dat zel wel. Ze wonen in de Zeestraat in 'n pracht van 'n huis, wel niet zoo sjiek as dit, 't is hier altijd Willemspark, maar toch óók mooi; meneer mot schout geweest zijn, of zoo wat, en ze bennen van beste komaf, baronnen weet je?
- Zoo! zei Lina, die, pas in dienst gekomen, nog niet geheel op de hoogte van de relaties der familie was.
- Nee, wat dat anbelangt, zou de juffrouw 'n slechtere partij kunnen doen as an hem. Maar of 't 'n gemakkelijk heertje is, dat weet 'k zoo net niet, | |
| |
daar heb 'k veels te veel van gehoord door Sanne, die dient daar, as je weet. Voor de booien mot ie een kwaje wezen, altijd snauwen en grauwen, nooit geen goed woord, en vloeken, as d'r ies nie na z'n zin is, nou, van belang! Sanne zegt: 'k Was d'r al lang van deur geweest, as ie niet maar voor korte tijen thuis was, 'n meid is geen zee-soldaat, wat verbeeldt ie zich... En 'k geef d'r schoon gelijk, wat jij? 'n Booi mot hebben, wat d'r toekomt. Nee, dan mot de jongste meneer anders wezen, zegt Sanne, die heeft meer de aard van z'n Ma, ook 'n best mensch... Maar hoe die lui bennen, dat gaat ons anders niet an, wij hoeven d'r niet mee te trouwen, waar?
- En dat 's maar goed ook, vond Lina. Ofschoon, 'k zou 'm z'n kuren en z'n potentazie wel afleeren. Maar 't zou mijn mooi niet wezen, jasses, nee, die kriekenoogjes en die breeje kaken, 'k weet niet, wat 'k liever dee, as daar altijd op te motten kijken, en dan, 'k weet 't niet, maar 'k heb zoo'n idée, dat ie 'n beetje àls te veel van de meisjes houdt, zeg, jij ook niet?...
Dolphy was bijna ademloos van verontwaardiging. Zóó durfden de meiden over meneer Max te spreken, zoo oneerbiedig en boosaardig, terwijl hij toch altijd vriendelijk tegen hen was, zooals Christien zelf had gezegd! Wáárom deden ze dat? Dolphy had wel willen opstaan, om ze te zeggen, dat ze zoo niet mochten spreken, maar ze durfde niet goed, en hield haar handjes vast tegen haar oortjes, om maar niets meer te hoo- | |
| |
ren. Altijd snauwen en grauwen, - dat zou toch wel niet waar zijn, ze kon het tenminste niet gelooven, want ze had hem nooit anders dan opgeruimd en glimlachend gezien... En leelijk was hij niet, héélemaal niet, hoe konden ze 't zeggen! Adri vond hem immers knap, en Gretchen ook... En waarom 't verkeerd was, dat hij zooveel van de meisjes - zijn zusjes - hield, dat begreep Dolphy ook heelemaal niet. Dat vond ze juist aardig van hem... 't Eenige, wat ze uit al dat gepraat afleiden kon, was, dat ze niet bizonder veel hielden van meneer Max... Zou hij dat weten, en zou hij dat dan niet naar vinden?... Arme meneer Max... Goed, dat Adri tenminste van hem hield, en Nell, en zij ook... Ze zou probeeren, altijd lief tegen hem te wezen, hij werd gelukkig gauw haar broer... En ze zou tegen Amy zeggen, dat die 't óók probeeren moest...
| |
III.
Den middag van het bal van de van Zuylilichems behoefde Dolphy niet naar school. Ze had wat geslapen, omdat het 's avonds wel laat worden zou. En nu wilde ze vóór het diner nog even haar boek uitlezen; het lag op haar rieten stoeltje in de serre, waar ze dikwijls zat. Maar toen ze in de serre kwam, zag ze daar op een tafeltje, in een donkerblauwe majolica-vaas, een bouquet staan, en ze ging er heen, om die eens te bekijken. Het was een prachtige bouquet, | |
| |
vond Dolphy. Enkel van theerozen, met één donkere, diep-roode roos in het midden; de manchet was van crême geplooide zijde; en er om heen hing een zachte, doorschijnende kant. Van wie zou die zijn?... Zeker van Adri, die kreeg er wel meer, als ze 's avonds uitging naar een bal. Maar zoo'n mooie had ze nog nooit gezien... Ze zou eens naar Gretchen gaan, en het haar vragen.
In haar kleine, gezellige zitkamer was Gretchen alleen. Ze legde alles voor dien avond klaar: handschoenen, armbanden, medaillon, en probeerde juist, welke waaier het best kleurde bij haar baljapon, die op het canapeetje lag uitgespreid, toen Dolphy binnen-kwam.
- Zeg, d'r staat zoo'n pràchtige bouquet in de serre, van wie is die?
- O, die heeft Max aan Adrienne gestuurd. Om goed te blijven, staat ie daar in de koelte. Max had 'n philippine met d'r, begrijp je, en die heeft ie verloren, en nu kreeg ze straks 'n gouen armband en dezen bouquet.
- O! 'n gòuen armband?
- Ja.
- Zeg... zeg, Gretchen, gaat meneer Max met Adri trouwen?
- Daar weet 'k niets van, hoor!
- Zou je 't prettig vinden? Ik wel, dan werd ie onze broer, en Vick ook. Ik wil Vick wel tot broer hebben, jij?
Maar op deze vraag gaf Gretchen geen antwoord.
| |
| |
Papa, Mama, Adrienne en Gretchen zouden later komen; Dolphy ging vooruit; ze werd gebracht door de juffrouw, die met het rijtuig weer terug zou gaan.
Het was nog vroeg, toen zij kwam. Toevallig waren mevrouw van Zuylichem en meneer Max in de gang; mevrouw bukte zich, en gaf haar een zoen, en toen ze haar handje uitstak naar meneer Max, zei hij vroolijk:
- Nou, geef mij óók maar 'n zoen!
Ze hief haar hoofdje op, en, blozend, beschroomd, kuste ze hem zacht op de wang.
- Zoo! zei hij, en liep fluitend de trappen op.
Mevrouw gaf Dolphy's wollen shawltje aan de wachtende meid, en nam haar mee naar de kamers. Nell en Amy, in witte, geborduurde jurkjes met rose ceintuurs, wachtten de geïnviteerden, en kibbelden er over, wie het bal openen moest.
- Ik! zei Amy. Met Fer, dat hebben we afgesproken!
- Nee, ik, zei Nell, ik ben de oudste!
- Laten we allemaal maar gelijk beginnen! vond Dolphy.
Dolphy droeg een lichtblauw jurkje met smock versierd, en een blauw lint in heur haar. Zij was geen opvallend-mooi kind, maar ze had een frisch, onschuldig, rose-en-blank gezichtje, en onder het dikke, blonde ponny-haar stonden haar blauwe oogen zoo helder en open en vertrouwensvol, dat ieder haar aardig en aantrekkelijk vond.
| |
| |
Op het kleine, goud-gerande kaartje waren haar dansen spoedig ingevuld. Zij had veel pleizier, zij hield van dansen, en de vroolijke, woelige drukte, om haar heen, animeerde haar tot meedoen eraan. Maar zij vond het toch het prettigste, toen haar Papa, Mama en zusters kwamen; ze ging niet graag alleen uit, zelfs niet naar een zóo bevriende en lang-gekende familie als de van Zuylichem's.
Zij liep er gauw naar toe, toen zij ze zag binnen-komen, en hoorde juist, hoe Adrienne tegen Max, die haar geleidde, zei:
- Ik dank je wel hartelijk, voor je armband, hoor! Hij is magnifiek... En wat 'n mooie bouquet, je hebt 't heusch véél te erg gemaakt, Max!
- Kom, zei hij. En toen ineens, bruusk: Dráág je den armband niet?
- Nee, zei ze. Je ziet, m'n japon is lila, en daar staat goud niet zoo mooi bij. 'k Heb d'r ook zilver borduursel opgenomen, en alleen zilveren armbanden aan...
- O, zei hij alleen. Maar hij maakte zijn arm los, en keerde zich van haar af.
Adrienne trok haar wenkbrauwen op, en staarde hem na, verbaasd. Wat beteekende dat? Was hij gepikeerd, omdat zij, naar hij dacht, zijn cadeau niet genoeg op prijs stelde? Nonsens! Zij had hem toch goed gezegd, hoe mooi ze den armband vond?... Nu, enfin, hij moest vanzelf maar weer goed worden, ze zou hem maar stilletjes aan zijn lot overlaten, dat was 't beste, | |
| |
waarschijnlijk. En met een vriendelijken lach beantwoordde zij den hoffelijken groet van luitenant van Alphen, die haar onmiddellijk was komen aanspreken.
Het bal ging voort. De dansenden brachten leven en kleur in de strenge schoonheid der met eikenhout beschoten en antiek gemeubelde vertrekken, en de paren slingerden een lange, bevallige guirlande langs de donkere wanden. Er werd een danse des dames geannonceerd, en Dolphy, met haar gewone verlegenheid, was van plan, maar niet mee te doen, toen zij opeens meneer Max ontwaarde, die, met een boos, donker gezicht, alleen, in een zijkamer, op een sofa zat, met de beenen over elkaer, en de armen op de borst gekruist. Al haar medelijden met hem werd wakker: ja, hij zag er wel niets vriendelijk uit, maar als ook niemand veel van hem hield, was 't wel moeilijk, om te lachen en vroolijk te zijn!
Moedig ging ze naar hem toe, en, terwijl ze haar handje op zijn knie legde, vroeg ze:
- Mag ik dezen dans doen met u? maar zóó zacht, dat hij haar bijna niet verstond.
Maar toen hij het begreep, zag hij haar even aan, en, alsof hij plotseling een besluit nam, begon hij te glimlachen, stond op, en zei:
- Nou, wat graag, hoor! Dat 's best, dat je me d'r weer in komt halen... beter dan hier alleen te zitten, alsof 't me wat schelen kon, hè?...
En hoewel Dolphy hem niet begreep, was ze blij, dat hij meeging, en dat ze haar schroom | |
| |
overwonnen had, en hij deed zóó grappig en vermakelijk, dat ze het voortdurend uitschateren moest.
Ze was met Amy even naar boven geweest, om een waaiertje te halen voor Eva van Asperen, die er geen bij zich had, en ze stonden juist op het portaaltje in 't midden van de trap, toen, beneden in de gang, Adrienne met haar vriendin Tannie Westenborg verscheen.
Dolphy wilde door-loopen, maar Amy hield haar vast bij de hand; ze bleven onbeweeglijk staan, en verstonden ieder woord.
- Nee, je hoeft me niet te helpen, zei Tannie, gejaagd, dat zei 'k d'r maar om, om je even hier alleen te krijgen... Zeg, wéét je wel, dat 't geven van 'n gouen armband 'n declaratie beteekent, en 't niet dragen daarvan 'n afwijzing?
- Nee, dat wist 'k niet! zei Adrienne verschrikt, met een donkeren blos. O, deed ie dáárom zoo vreemd...
- Nou, zeg dan zoo meteen aan 'm, dat je 'm veel hoopt te dragen, of zoo iets, verzin maar wat, dan komt 't wel weer in orde...
- Nee! zei Adrienne strak, koel en trotsch. Ik ben heel blij, dat je 't me gezegd hebt, ik dank je wel, maar dàt doe 'k niet. Als 't 'm niet zóóveel waard is, om ronduit te spreken, dan... dan moet ie 't zelf maar weten. Hij heeft héél goed gemerkt, straks, dat 'k d'r niets van begrepen had...
- Kom, doe 't nu maar, drong Tannie aan. 't Was voor hèm toch ook lang niet alles, om | |
| |
zoo teleurgesteld te worden. Wees niet zoo stijfhoofdig, toe, wees nu niet dwaas, je zal d'r later spijt van hebben...
Maar Adrienne schudde zeer beslist van neen. Laten we weer terug-gaan, zei ze, 't staat zoo vreemd, als we zoo lang weg-blijven.
Toen de gang leeg was, begon Amy te lachen.
- Max heeft 'n blauwtje geloopen! zei ze, bijna triomfantelijk.
- Moet je daarom lachen! verontwaardigde Dolphy zich.
- Nou, 't is wel 's goed voor 'm! Heusch, je weet niet, hoe naar die kan zijn.
Maar Dolphy's hartje leed een groote medesmart. Zat hij daarom straks zoo stil en zoo alleen, en was hij daarom zoo blij, toen ze kwam? Arme, àrme meneer Max... Kon ze maar iets voor hem doen, kon ze hem maar troosten... Zou ze hem gaan vertellen, dat ze wist, dat Adri tòch wel van hem hield? Of zou Adri dan boos op haar zijn?... Maar voordat ze zich uit deze verwikkeling gered had door een vast besluit, werd er gezegd, dat de juffrouw er met het rijtuig was, om haar te halen, en moest ze naar huis terug.
Twee dagen later was het, dat Adrienne, Gretchen en Dolphy schaatsen gingen rijden op de Vijvers in het Haagsche Bosch. Dolphy droeg een blauw rokje met een blauw marine-manteltje, haar zusters waren gekleed in donkere, korte sport-costuums.
| |
| |
Dolphy vond het heerlijk; ze hield van schaatsenrijden haast nog meer dan van dansen, en dan, dat haar zusters haar mee-namen, was haar altijd een groote vreugd. Achter hen, liep Gerard, de knecht, met de schaatsen; hij zou ze hun straks aanbinden in de groote tent. Ze naderden den eersten Vijver; hol- en dof-galmend klonken de schaats-slagen der talloos op het ijs verzamelden òp in de winter-heldere lucht. Het Bosch lag wit van sneeuw; hoog en ijl hieven de berijpte boomen hun ranke stammen op, uit den vasten grond, en hun kant-fijne twijgen strekten zich wijd-uit in de diep-blauwe lucht. Het vijver-ijs was doorzichtig, blauwachtig-wit, zoo glad als van glas, en zoo hard als kristal; en hier en daar overstrooid met door-het-snijdende-staal-der-schaatsen-afgeschrapt, poeder-fijn, sneeuwachtig ijs. Helder en vol schalden op, in de frisch-reine vries-atmosfeer, de stemmen en lach-geluiden der vroolijk elkaer begroetende rijders, en het forsch, eentonig geroep der schaatsenbinders, baanvegers en stoel-verhuurders overklonk veelmalen het monotoon en roezig gegons der pratende, zich-vermakende menschen.
Dolphy's hartje klopte van pleizier, ze stond zoo stevig op haar klein, friesch schaatsen-paar, het ijs was zoo mooi, het was zoo vol op de baan, de vlaggen wapperden zoo lustig in den vrij sterken wind, die toch hier op den vijver geen hinder deed, de zon scheen zoo glanzend en warm over het ijs en de rijders, dat Dolphy | |
| |
er heelemaal opgewonden door werd. Het duurde niet lang, of ze zag Nell en Amy, die bij een groote groep jongens en meisjes te praten stonden; en met flinke slagen reed zij er heen.
In een lange, bewegelijke rij, hand in hand achter elkaer, reden zij toen de vijvers op en neer, maar Dolphy zag aan het einde, bij de tent, meneer Max met Gretchen staan, zij maakte zich los, en voegde zich bij hen. Meneer Max was niet in zijn uniform, maar droeg een grijs sport-costuum, en Dolphy vond, dat hij er grappig uitzag, maar toch heel aardig ook. Zijn gezicht stond vroolijk als gewoonlijk, maar Dolphy wist, welk een erg verdriet hij in zich omdroeg, en vond hem zeer heldhaftig, dat hij dit zoo dapper verborg.
- Willen we eens met ons drieën? vroeg meneer Max.
- Goed, zei Gretchen, en zij stelden zich op: meneer Max het eerst, dan Dolphy en Gretchen achteraan.
Links! rechts! links! rechts! daar gingen zij, en Dolphy verbeeldde zich, dat het nog nóóit zóó prettig was geweest. De menschen vlogen zij voorbij, andere rijders haalden zij in, twee, driemaal reden zij den vijver rond, vóórdat zij er over dachten, even stil te staan.
- Nou, dat ging best, hè? zei meneer Max, toen ze eindelijk hadden opgehouden, en Gretchen, in haar zich-ver-verheven-boven-Dolphy-voelen, vroeg beschermend:
- Elle ne patine pas mal, n'est-ce-pas?
- Non, très bien! zei meneer Max.
| |
| |
Dolphy had het heel goed verstaan, en ze lachte stilletjes in zich zelf.
Daar wenkte Amy haar, met geheimzinnige gebaren en veelbeteekenende mimiek, en Dolphy volgde haar, op haar dringend: kom mee, zeg, ik moet je wat vertellen.
Amy hield Dolphy's arm vast, voerde haar wat buiten het gedrang, en zei, vol van haar groote nieuws:
- Nee, maar nòu weet ik toch zoo iets!
- Wat dan? vroeg Dolphy nieuwsgierig.
En Amy stiet er in één adem uit:
- Je zuster Adrienne is met meneer van Alphen geëngageerd! Fer en ik waren op 't kleine vijvertje, en daar komt ineens je zuster met hem onder de brug door-rijen; ze letten heelemaal niet op ons, en hij zei: Wanneer zal 'k dan komen? en je zuster zei: morgen vóór twaalf, dan is Papa altijd thuis, en hij zag vuurrood onder z'n witte haar, en je zuster had ook 'n erge kleur, en Fer en ik hebben toch zóó vreeselijk moeten lachen, omdat we dat zoo toevallig hadden gehoord!
Dolphy was verbijsterd.
- Hoe kan dat zoo ineens? zei ze. En waarom komt ie bij Papa?
- Och kind, begrijp je dat niet? Natuurlijk, om te vragen, of ze z'n vrouw worden mag! Nee, maar hoe vind je 't?
- Verschrikkelijk, zei Dolphy, zonder te weten, waarom ze dat zei. En dat we daar heelemaal niets van hebben gemerkt! Maar, o! zei ze eens- | |
| |
klaps, daarom wou Adri je broer zeker niet hebben, omdat ze meer van meneer van Alphen hield!
- Dat 's wel mogelijk, zei Amy. Maar laten we 't nu gauw aan Nell gaan vertellen...
| |
IV.
Veertien dagen was Adrienne nu met Paul van Alphen geëngageerd, en Dolphy had in dien tijd ontelbare verhalen van Nell en Amy moeten aanhooren, waarin haar werd verteld, dat er tegenwoordig heelemaal geen huis meer te houden was met Max, en dat ze zoo blij zouden wezen, als hij maar weer weg was. Dolphy sprak hem dan altijd vóór, maar, hòeveel medelijden ze ook met hem had, ze kon nù niet altijd in gedachten met hem bezig-zijn, want ze had thans een veel zwaarder, veel ernstiger verdriet te dragen, een verdriet, dat haar zenuwachtig en angstig en neer-gedrukt maakte, - haar Vader was ziek. In 't eerst scheen het, of het niet veel te beteekenen had, hoewel het met Adrienne's verloving toch heel stil was gegaan, zonder receptie of eenige andere feestelijkheid. Maar spoedig moest hij zijn kamer houden, en Dolphy, die nu dikwijls naar school moest, vóór zij hem had gezien, kon, van onrustige vrees, de uren bijna niet dóór-komen. Er was steeds een angstige gejaagdheid in haar, dat zij van school zou worden gehaald, omdat Papa erger was; voortdurend dacht zij aan hem, en, wat | |
| |
vroeger maar zelden gebeurde, thans werd haar vaak, voor haar onoplettendheid, een berisping gegeven. En, hoewel zij met een enkel woord alles had kunnen ophelderen, er was een vreemde schroom in haar, de reden van haar afgetrokkenheid op school te openbaren. Misschien, omdat zij wel wist, het niet te kunnen verdragen, als er veel, en door onverschillige menschen, over haar droefheid gesproken werd; ook antwoordde zij altijd op de vluchtige vragen van Nell en Amy - met wie ze altijd van en naar huis ging -: o, 't gaat nogal. Maar onder de les zwierven haar gedachten aldoor naar huis; dan haalde zij terug in haar geest de vele lieve dingen, die Vadertje voor haar deed, hoe hij bijvoorbeeld, met zijn zware, militaire stem door het huis kon roepen: Dòl-phy! en als zij dan hard naar zijn studeer-kamer geloopen kwam, vond zij daar op zijn schrijftafel perziken, Palestina-sinaasappels of nieuwe noten, die hij voor verrassing had meegebracht; of hij ontmoette haar met Nell en Amy bij het uit school komen, en liet hen taartjes eten, of hij legde haar een moeilijke som of vertaling uit, of, met Sint-Nicolaas, hielp hij haar cadeautjes voor Mama te bedenken, en, als voor iets, dat zij graag wilde geven, haar geld niet toereikend was, dan voegde hij 't er bij... En dan voelde zij de tranen achter haar oogleden branden, als zij zich voorstelde, hoe haar arm Vadertje nu ziek was, en pijn leed misschien...
Het was de dag, dat de maandelijksche rap- | |
| |
porten zouden worden uitgereikt. Dolphy dacht niet over het hare, want zij was dien morgen méér in spanning dan ooit: zij had de juffrouw tegen den knecht hooren zeggen, dat hij naar den dokter moest gaan, en vragen, of die vandaag wat vroeger dan gewoonlijk komen wilde, en toen zij verschrikt had uitgeroepen: is Papa dan erger, juf? had zij slechts het vage antwoord ontvangen: ik weet niet, ik geloof 't niet. Daarom zat zij, luisterend naar elk geluid op de gang, in de bank, bang, dat zij naar huis zou worden gehaald, en aldoor gemarteld door de beangstigende gedachte: zou Papa erger zijn?...
Toen de directrice binnen-kwam, bleef Dolphy geheel onaangedaan, alsof het haar niet aanging, wat er te gebeuren stond. En achteloos hoorde zij toe, naar de cijfers en rang-nummers, die werden meegedeeld, tot háár naam werd genoemd: - La troisième: Adolphine van der Marck, Grammaire hollandaise 5, Histoire 5, Géographie 5, Arithmétique 5, Histoire naturelle 5, Français 5, Ouvrages manuels 5, Gymnastique 5, Danse 5, Conduite 5, Ordre 5...
Maar Dolphy was veel te veel van treurigheid vervuld, om zich te verheugen, dat zij allemaal vijfjes had, en lusteloos, zonder verrasten glimlach of blij gebaar, nam zij de lijst aan, die de directrice haar gaf.
- Qu'avez-vous, mon enfant? Etes-vous malade? vroeg de directrice, met een blik op het bleeke, betrokken' gezichtje van het kind.
Dolphy kon niet antwoorden, ze schudde slechts | |
| |
zwijgend van neen, maar ongevraagd klonk, tot antwoord, Amy's besliste stem:
- Ze is zoo ongerust over d'r Pa!
Toen dit zoo opeens voor de geheele klasse verkondigd werd, kon Dolphy zich niet meer goed houden, en haar lang-verduurde spanning brak zich baan in een stroom van tranen.
De directrice, even uit de plooi gerakend, bij die plotselinge uitbarsting van het anders zoo kalme kind, legde de hand op haar schouder, en zei, vriendelijk en bedarend, in het Hollandsch:
- Kom, huil maar zoo niet... Je Papa zal misschien wel gauw weer beter worden... Is ie erg ziek?
- Ik weet niet, ik geloof 't niet, zei Dolphy, stamelend, zonder andere woorden te kunnen vinden.
En toen ze, om twaalf uur, was thuis-gekomen, en aan haar Mama haar mooi rapport liet zien, vroeg ze zóó dringend, of ze alsjeblieft 'n paar dagen thuis mocht blijven, tot Vadertje wat beter zou zijn, ze zou tòch haar lessen wel leeren... dat mevrouw van der Marck haar verzoek niet kon of wilde weigeren.
Nu brak er een rustige, prettige tijd voor Dolphy aan. Zij zat aldoor met haar Mama in de ziekekamer; aan Adrienne en Gretchen was het huishouden opgedragen, en Dolphy, die niet zien kon, dat de zieke langzaam minder werd, voelde zich gelukkig en tevreden in het bewustzijn, altijd dicht bij hem te wezen.
's Morgens, na het ontbijt, zat zij aan het | |
| |
voeteneind van zijn bed, en las hem de couranten voor, geduldig, duidelijk, zonder dat zij het ooit vervelend vond, de dingen voor te lezen, die zij niet begreep. Het politieke nieuws, de handelsberichten, de wetenschappelijke mededeelingen, alles ging met dezelfde heldere, onvermoeide stem, totdat de laatste kolom was ten einde gebracht. Heele middagen, als Vadertje sliep, zat zij stil, zorgende zich niet te bewegen, te handwerken, of te lezen, en als hij dan wakker werd, dan zoende zij hem, en streelde zijn haar, dat in dunne vlokken over den schedel lag. Soms voelde zij zijn voorhoofd brandend heet, dan ging zij haar handjes koelen op het marmeren toilet-tafelblad, en legde ze, zoo zacht, zoo teêr, waar het rusteloos klopte en gloeide, en dan vroeg zij, vol hoop:
- Hèlpt dat, Vadertje?...
Maar er kwamen angstiger dagen. Dagen, dat zij, onder een voorwendsel, de kamer werd uitgestuurd, omdat haar Vader benauwd was, of ijlde, en zij zich troosteloos en verlaten voelde, ofschoon zij toch niets begreep. Alles scheen van een vreemde, droevige somberheid in die dagen te zijn; de maaltijden, zonder Papa en Mama, haastig en stilzwijgend gebruikt, de gedempte stemmen en de stilte in huis, de avonden, als de tuinkamer, waar altijd de thee gereed stond, leeg en ongezellig bleef, 't gefluister van den dokter met Adrienne op de trap, en het aanplakken van het briefje aan de voordeur van het huis... Dolphy leefde in een geestelijk-ge- | |
| |
drukten toestand, die den lach op haar gelaat, en de vroolijke gedachten in haar hoofd te komen belette, en 's avonds duurde het lang, vóór zij sliep, omdat zij, angstig, onrustig, naar alle geluiden in huis te luisteren lag.
Het was op een middag, tegen vier uur. In de speelkamer zat Mina, de huisnaaister, zooals zij daar, elke week, één dag zat, maar thans hinderde Dolphy haar aanwezigheid; het zwaarsnorrend geraas van de naaimachine maakte haar bang, dat het Vadertje storen zou, ofschoon de speelkamer te afgezonderd lag, om haar geluid door te doen dringen in het verdere huis, en de kalmte, waarmee zij haar werk verrichtte, kwam Dolphy als gevoellooze onverschilligheid voor.
Dolphy zat in de breede vensterbank, en, zonder gedachten, staarde zij naar het ondergaan van de zon. Lang tuurde zij naar den zich roodenden hemel, tot haar blik zich verloor in die diepte van vlammend karmijn. Ver, ver, aan den horizon, over boomen en tuinen en huizen heen, daar stond de lucht in brand, en laaide haar gloeiende vuurtongen uit, over de breede, bleek-gele hemelstreek, die zacht overging in teeder-getint, mauveachtig, rose-achtig wit....
Dolphy keek er naar, totdat zij den stralenden gloed had zien verflauwen en uitvloeien in rustiger, roziger tint. De groote, glanzende zonnebol zonk lager, lager, en Dolphy stond op, om dien tot het laatst nog te zien, toen de deur achter haar geopend werd, en Adrienne, binnen-tredend, vroeg:
| |
| |
- Is de juffrouw hier niet?
- Nee, juffrouw, antwoordde de naaister. Hoe is 't met meneer? voegde zij er belangstellend-meewarig bij.
- Ach, niet goed, Mina, zei Adrienne.
Dolphy keerde zich om, en luisterde.
Mina schudde medelijdend het hoofd. Maar toch niet zóó erg, dat 't wel 's... dat 't wel 's zou kunnen?...
- Ja, zei Adrienne zacht, zoo erg is 't wèl...
Ineens stond Dolphy vóór haar, met een ontzet gezichtje, en een hevigen aandrang tot schreien.
- Adri!
Troostend legde Adrienne haar arm om de schouders van het kind.
- Kom, Dolphy, kom... zei ze. We willen 't beste maar hopen. Straks komt de dokter weer... En hij brengt 'n pleegzuster mee, omdat 't te zwaar werd, zei hij, voor Mama...
De tranen rolden langs Dolphy's wangen. Nooit, nóóit had ze er aan getwijfeld, dat Vadertje beter zou worden, nóóit... De schok was zoo hevig, zoo fel, en zij snikte het van pijn en droefenis uit. Maar Adri zei, dat ze zich wat moest inhouden, want dat ze anders niet mee naar de kamer mocht gaan, en dat ze aan Mama denken moest...
Arm Moedertje, ja...
In de ziekekamer was het zoo donker, zoo stil... zóó stil, dat het Dolphy's hartje beklemde, met een vreemden, drukkenden angst. Ze zag haar Vadertje zóó bleek en onbeweeglijk, zóó | |
| |
stil en met dichte oogen, liggen in de witte kussens om hem heen, dat zij niet spreken kon, niet weenen zelfs, en maar ademloos naar hem staarde. Bij het bed zat Mama, en Gretchen naast haar, met den arm om haar heen; ook Adrienne ging bij haar staan, en dit zwijgend samen-zijn, de onverbrokene stilte, de aanzwartende schemering, waarin de gezichten vreemdbleek opschenen boven de donkere kleeding, de starre roerloosheid van den zieke in het zwaarbegordijnde bed, dit alles was van een zóó sombere, fel-aangrijpende verschrikkelijkheid, dat Dolphy het niet uithouden kon. Ze vluchtte naar de deur, en had die juist gesloten achter zich, toen een luide snik, als een kreun, zich los-wrong uit haar borst. En, bang, dat iemand haar had gehoord, vlood zij de gangen door, de trappen af, totdat zij veilig in Papa's studeerkamer was. Daar viel haar hoofdje op het blad van zijn schrijftafel neer; zij snikte, snikte, dankbaar zich zoo te kunnen uiten, totdat zij uitgeput van haar weenen was, en slechts flauwe geluidjes: o... o... zich los-maakten uit haar keel.
Vóór het naar-bed-gaan, was Dolphy nog even in de kamer geweest. Het licht brandde er flauw, en het was er droef en stil, maar toch vond Dolphy het niet zóó neerdrukkend en naargeestig, als het er 's middags was geweest. Want thans zag zij, hoe rustig Vadertje was, en, zonder angst, drukte zij zachtjes een zoen op zijn lijdzaam gelaat. Mama, vermoeid en af- | |
| |
getobd, lag, stil en met gesloten oogen, in haar grooten stoel bij het bed, en haar schijnbare kalmte verrustigde Dolphy's hart. De pleegzuster knikte haar vriendelijk, bemoedigend, toe, en wat verlicht, en, met herleefde hoop, ging Dolphy naar haar slaapkamer toe. O, neen, 't wàs ook onmogelijk, 't kòn niet gebeuren, dat vreeselijke, dat ze niet durfde te noemen, en waarover ze zichzelf het denken te beletten trachtte...
Maar toen de juffrouw haar nachtjapon om haar halsje vastgeknoopt, en de dekens rondom haar had ingestopt, zei ze, het goedig bedoelend, maar àl de onrust in Dolphy doende her-ontwaken:
- Goeie nacht, hoor... En 'k hoop voor je, dat je morgen nog 'n Papa hebben zal...
Met een ruk keerde Dolphy zich om, niet in staat te spreken. O, 't was dus tòch zoo, - dus tòch wel mogelijk, dat ze haar Vadertje verliezen moest... En iedereen wist het, alleen zij had het nooit geloofd... En zoo gauw al, zoo gauw, - vannacht misschien... En Dolphy knelde haar handje tegen haar mond, en verborg haar hoofdje in de kussens, dat niemand haar snikken zou hooren. Zij schreide onstuimig, onstuimig en lang, totdat zij zich eindelijk, afgemat, dof in haar hoofd geworden, in slaap had geweend.
Maar in het midden van den nacht stond iemand voor haar bed, die haar zacht riep bij den naam, en Dolphy vloog overeind, onmiddellijk het verschrikkelijke begrijpend. Hoe zij liep, wist zij niet, maar even later was zij in de kamer, waar allen bijeen waren, met bleeke gezichten, | |
| |
vol ingehouden ontroering, en vreemd-gejaagde manieren. Ook den dokter zag zij, die zijn donker, ernstig gelaat over het bed hield gebogen, en achter hem de zuster, en, nog steeds in haar grooten stoel, zacht snikkend, diep-bedroefd, haar Moedertje. En Gretchen en Adrienne stonden óók voor het bed, zwijgend, zich niet verroerend, en Dolphy leunde, met haar armpjes, op den houten wand aan het voeteneind, en staarde ademloos, met groot-geopende oogen, naar het bleeke, roerlooze hoofd, in spanning, in onhoudbaren angst, voor hetgeen er gebeuren ging. Maar haar Vader's gelaat stond zoo zacht, zoo kalm, zoo geheel gelijk, of hij sliep, dat haar hartje bedaarder klopte, en haar onrust verminderde.
Zij stond daar, en wachtte, lang, lang, scheen het haar. En toen... toen zag zij, dat de pleegzuster terug-trad, dat de dokter haar Moeder hand nam, en die nader bij de roerloos-liggende van haar Vadertje bracht, dat Adrienne en Gretchen dichter toe-traden, bevend, met angstige oogen, en haar hoofdje viel neer op haar arm, en haar schoudertjes schokten van opeens-wild gesnik, want zij wist het, wist het, ook al had niemand een woord gezegd, dat het ergste gebeurd was, en dat zij geen Vader... geen Vader meer had...
|
|