18 November.
Voor Fred ben ik blij, dat ik weer beter ben. Hij was tóch ongerust over mij, beweert hij nu, al liet hij het ook niet merken, en het heele huis was ongezellig en leeg zonder mij. Nu, dat is misschien wel waar. Ik ben nu wel volstrekt niet, wat men zoo lief-poëtisch ‘een levend zonneschijntje’ noemt, maar uit een huiselijken kring, als die maar uit twee personen bestaat, kan niet zoo gemakkelijk éen worden gemist.