beslag, dat ik niet alles zou kunnen doen, wat ik wil. Wij zijn maar met ons beiden, en dan, een bovenhuis! Ja, dat bovenhuis! Er is vooreerst nog niets aan te doen, maar ik kan onmogelijk ontkennen, dat ik het nog altijd vreeselijk vind. Ik weet nog heel goed, het teleurgestelde, lange gezicht, dat ik trok, toen Fred mij voor de keuze stelde: of wonen in Breda, of hier op een bovenhuis... en hoe ik toen berustend, maar volstrekt niet instemmend riep:
- Nu, dan, in 's hemelsnaam, hier op 'n bovenhuis!
Wat een visioenen kreeg ik! Een bezoeker, schreeuwende naar boven:
- Is meneer of mevrouw thuis?! en de meid, schreeuwende naar beneden:
- Wie is daar?! of de meid, op de bovenverdieping bezig zijnd, bij elke bel, half hangend uit het raam, en gillend naar wie staat op de stoep...
Om al die horreurs te voorkomen, heb ik dadelijk gezegd: geen touw aan de deur! en, omdat geen enkele meid te huren zou zijn, die aldoor naar beneden gaan wilde, hebben wij, ook met het oog op Fred's spreekuur, een jongetje aangeschaft, dat alleen op de bel heeft te letten. De eerste van onze bedienden in livrei! Ik zal niet rusten, voor we er drie of vier hebben... Brr! wat ben ik nog kinderachtig!!