| |
| |
| |
Zesde hoofdstuk De hoogste prijs
De hoogste prijs
De zes maanden, door Oom en Tante Warnouts gesteld, waren voorbij.
En elk der vier nichtjes kreeg een briefje van den volgenden inhoud:
Lieve kind,
De zes maanden, die we afgesproken hadden, dat jullie iets zouden zien te bereiken, zijn nu verloopen.
En nu komen we je vragen: kan je ons iets toonen, waardoor je kunt mededingen naar den prijs?
Gaarne in afwachting en met hartelijke groeten,
steeds je liefhebbende
Oom en Tante.
Eva ontving dit briefje, en:
Zeker! zeker! kan ik iets toonen! dacht zij, tevreden en voldaan. En zij stuurde aan Oom en Tante Warnouts een uitnoodiging om haar orchideeën-kas te komen bekijken.
Rhoda ontving het briefje, en:
Zeker! zeker! kan ik iets toonen, en òf! riep ze vroolijk, en Juffrouw Marie Korte beaamde dit hartelijk.
En Rhoda zond aan Oom en Tante Warnouts een uit- | |
| |
noodiging, om het Modehuis Rhoda met een bezoek te vereeren.
Angeline ontving het briefje, en:
Nu, dat zal wáár zijn, dat ik iets toonen kan! riep ze lachend, niet, Henri?
En Henri meende:
- Ik denk, je hebt een goede kans.
En Angeline schreef een briefje aan Oom en Tante Warnouts, om hen deftig te inviteeren, een bezoek te brengen aan het modelhuis der firmanten: Angeline en Henri van Eslingen.
En óók Bep ontving het briefje.
Met een, een beetje weemoedigen glimlach, staarde zij er op neer.
En toch, dacht ze, - al heb ik den prijs ook verspeeld, - toch zal ik dezen tijd niet betreuren.
Ik geloof, dat ik deze levensondervindingen noodig heb gehad, om ernstiger en dieper te worden.
Moeder heeft het gezegd en ik wou het toen niet gelooven... maar tot dezen zomer toe, was ik nog een kind... een dwaas, onzinnig kind, - vol onbesuisde fantasieën, vreeselijk waanwijs en egoïst. Er was een harde les toe noodig, om me te verbeteren, maar... die harde les heb ik gehad, - en mijn heele leven zal ik er het nut van trekken!
Iets toonen kan ik de lieve, goede Oom en Tante Warnouts niet. Maar ik zou toch wel graag willen hebben, dat ze wisten, hoe ik hun mooie voorstel niet met onverschilligheid ben voorbijgegaan, maar wel degelijk iets heb willen probeeren.
Wat zal ik doen?
Naar hen toegaan en hun alles vertellen?
Dat is moeilijk, o, zoo moeilijk voor mij. Ik ben bang, | |
| |
dat ik mijzelf te leelijk zal maken... òf te mooi misschien.
Langen, langen tijd dacht zij na. En toen:
Ik heb het gevonden, dacht zij. Ik zal hun mijn dagboek ter lezing geven.
| |
Oom en Tante Warnouts bij Eva
Het was een zeer gelukkige Eva, die haar Oom en Tante ontving.
Zij lachte hun vriendelijk toe en zei:
- Gelooft u niet, Oom en Tante, dat er een wonder aan mij is gebeurd? en ben ik niet te benijden, dat ik dagelijks in zulk een tooverwereld mag leven?
Verrast keken haar Oom en Tante rond en knikten goedkeurend met het hoofd, dat de jonge, speelsche Eva dit had tot stand gebracht.
Zij bewonderden de schilderachtige bloemen, met hun decoratieve vormen en hun ongelooflijk prachtig samengevoegde kleuren: het sneeuwwit en het roze, het paars en bruin en rozerood, het zwavelgeel, het maanlichtblauw, het purper...
Zij bewonderden de groote Oncidiums, met de langs den stengel groeiende, gele, magnifieke bloemen... en de Miltonia's, olijfkleurig en groen, als vreemde, ornamentale bloeisels; en de Odontoglossum's, de verrukkelijk rankende takken, met de sierlijke, vlak-open, witte, licht-lila aangetinte kelken.... en de paarse Cattleya's, waar vlekken donkerder purper op deden als fluweel... en Oom en Tante knipoogden eens tegen elkaar, met een veelbeteekenenden blik, die duidelijk zeggen wou:
Nu, nu, die Eva heeft uitstekend haar best gedaan; wat heeft ze veel bereikt in den haar toegemeten tijd! De andere nichtjes moeten wel met iets zéér bizonders voor | |
| |
den dag komen, als ze dit resultaat zullen overtroeven. Onzes inziens heeft Eva'tje een goede kans voor den prijs!
En Eva noodigde Oom en Tante om te gaan zitten en toen ging zij aan het vertellen, vertellen.
Oom en Tante kregen het heele verhaal te hooren: hoe zij gezocht had, om iets te vinden, hoe zij had moeten strijden om haar zin te krijgen een orchideeën-kas te mogen inrichten.
En Oom en Tante prezen haar volharding, nu eens moesten zij lachen, dan weer kwam er een tevreden glimlachje om hun lippen en Eva werd hoe langer hoe meer geanimeerd; zij verhaalde van hun verblijf te Soeren, hoe Vader haar rozen had willen laten nemen en hoe zij tot in het oneindige hadden geredeneerd.
En Oom en Tante Warnouts luisterden toe; zonder dat Eva het merkte, keken zij elkaar van tijd tot tijd eens aan en in elkanders blik lazen ze weer dezelfde gedachte:
De andere meisjes moeten het wel heel, héél mooi hebben gemaakt, willen zij Eva overtroeven!...
En hun tevredenheid nam nog toe, toen Eva zei:
- Ja, weet u, Oom en Tante, wat ik in den laatsten tijd zoo dikwijls heb gedacht?
Ik voelde me zoo gelukkig in 't besef nuttig bezig te zijn, in de zekerheid, dat ik mijn tijd goed besteedde. Ik vond 't zoo heerlijk, dat ik mijn beste kwaliteiten kon en mocht ontwikkelen... en ik begon te begrijpen, dat geen mensch gelukkiger is en zich beter voelt, dan wanneer hij werkt, - ernstig en overgegeven werkt.
- Kindlief, zei Oom Warnouts, dat is 't, wat we jullie hebben willen bijbrengen. De goede aard zit in jullie allemaal. Maar jullie zijn nog zoo jong, en je hadt dus 'n prikkel noodig, om dien goeden aard in de juiste richting te sturen.
| |
| |
- Ja, Oom, zei Eva, o, dat was zoo verstandig van u beiden en ik zal er u altijd erkentelijk voor zijn. Heusch... zei ze met een lief lachje: Als ik den prijs niet behaal, dan zal ik niet klagen of teleurgesteld zijn... want, door het vervullen van mijn taak naar mijn beste krachten, ben ik al gelukkig genoeg geworden!...
| |
Oom en Tante Warnouts bij Rhoda
Oom en Tante bespeurden het, tot hun blijdschap, direct:
Rhoda was een heel ander meisje geworden.
Van de vier nichtjes was zij altijd de stilste en de ernstigste geweest.
En zij wisten ook wel, hoe dat kwam. De moederlooze Rhoda had niet het gezellige, gelukkige tehuis van de andere drie.
Bij haar in zichzelfgekeerden vader en de druk met het huishouden bezige Juffrouw Korte, had zij nooit eens een aanspraak; zij vond geen aandacht voor haar kleine belangstellinkjes en sloot daardoor al haar ondervindingen, gewaarwordingen en gevoelens maar op in zichzelf.
Een lief, goed kind was Rhoda, - maar vroolijk, neen.
En nu...
Een vlug figuurtje, met heldere oogen en blozende wangen kwam hun tegemoet en heette hun hartelijk welkom.
Zij bracht hen in kennis met Juffrouw Marie Korte, ‘haar moederlijke vriendin’, en toen ging ook zij aan het vertellen, vertellen, dat Oom en Tante, die Rhoda nooit zoo welbespraakt hadden gekend, er om moesten lachen.
Alles, alles vertelde zij...
Hoe zij thuis was gekomen, vervuld van Oom en Tante's plan, hoe zij had gedacht: alle andere drie hebben een | |
| |
heerlijk thuis, - aan niemand, niemand zou de reis beter besteed zijn dan aan mij...
En hoe zij toen bij haar vader een aangename belangstelling had ondervonden en hoe gelukkig zij daardoor was geworden.
Alles, alles vertelde zij...
Hoe zij iemand gezocht had, om haar, - o, ik was toen nog zoo'n kinderachtig en onnoozel kind, Oom en Tante!... raad te geven en te leiden en hoe zij deze verstandige, practische en... lieve persoonlijkheid had gevonden in Juffrouw Marie Korte.
En hoe het huis was opgezet. En hoe zij zich gouden bergen had gedroomd. En hoe het in 't eerst tegenviel.
En hoe oppervlakkig en dwaas zij zich in 't eerst had gedragen... maar hoe Juf Marie haar toen het rechte spoor had gewezen en hoe zij zich daarna allengs ontwikkeld had tot iets méér dan een nuttelooze, waardelooze kracht.
En toen nam Juffrouw Marie het woord.
Zij vertelde allerlei grappige staaltjes, hoe Rhoda in 't eerst gemeend had, een zaak te kunnen drijven, - maar hoe flink zij, toen zij er attent op was gemaakt, had aangepakt - en hoe zij er nu in geslaagd was, haar zaak een goeden naam te geven.
En zoo gaven Rhoda en Juffrouw Marie elkaar een poos lang allen lof, dien zij verdienden. Oom en Tante zaten vergenoegd te luisteren en deden nu en dan een vraag, waarop zij steeds een zeer bevredigend antwoord kregen.
En Oom en Tante keken elkaar weer eens aan en zij dachten: Rhoda, niet minder dan Eva, heeft haar best gedaan.
En toen zij den rondgang maakten door het huis, waar alles zoo geregeld toeging en zoo keurig in orde was, knikten zij voortdurend goedkeurend. Tante Warnouts | |
| |
bewonderde de snoezige kinderjurkjes en vond het kranig dat Rhoda nu zelf zoo flink aan het werk was getogen... en beiden dachten:
Nu Angeline nog en Bep, - maar deze twee zullen een harden dobber hebben, willen zij Eva en Rhoda te boven gaan.
En Oom en Tante waren verblijd en waardeerden het ten zeerste, toen Rhoda zei:
- Ik vertelde u, dat ik, vóór ik iets begon, heb gedacht:
- Aan niemand zal de prijs beter besteed zijn dan aan mij...
Maar in den laatsten tijd heb ik het heel diep gevoeld, dat ik u tweeën, ook zonder den prijs, mijn heele leven dankbaar zal zijn. Want in drie belangrijke levensdingen heb ik een prachtige winst gemaakt:
Er is een innige verstandhouding tusschen Vader en mij ontstaan. O, wij begrijpen elkaar nu zoo goed!
Juffrouw Marie is mij een moederlijke genegenheid gaan toedragen. En... waaróm is ze van me gaan houden? Ik mag 't wel zeggen, hè? Omdat ze me iets waard is gaan vinden, - en dat stemt me zoo blij.
En ten derde:
Ik heb werk gevonden, dat mijn hoofd en handen bezig houdt. En ik heb leeren inzien, dat niets in het leven grooter voldoening geeft.
O, mijn werk is mij zoo lief! Ik zal nooit kunnen vervallen... want ja, lieve Oom en Tante, ik wéét 't nu, dat werk een van de grootste zegeningen is, die er bestaan. Dát weet ik nu door eigen ondervinding... en ik voel, dat niets je zoo waarachtig tevreden maakt als geregeld en rustig te werken. En u kunt er zeker van zijn, dat ik mijn les goed heb geleerd en die mijn heele leven lang niet meer vergeten zal!
| |
| |
| |
Oom en Tante Warnouts bij Angeline
Angeline ontving haar Oom en Tante met een stralend gezicht.
- Lieverds, zei ze, dit is een grootsch moment in mijn leven! Kom binnen, kom binnen! Hebt u de plaat op de deur al gezien? Oom en Tante, riep ze op een onbeschrijflijk triomfantelijken toon: Ik ben mede-firmant in de zaak!
- Welwel, eiei, zoozoo, dat is mooi, Angeline!
- Ja! zei Angeline, en vraag u aan Henri, waarom hij me mede-firmant heeft gemaakt... Omdat hij vond, dat ik me zoo verdienstelijk gedroeg, omdat ik zoo goed werkte, en zooveel verstandige plannen ten uitvoer bracht... ja, Oom en Tante, heusch! heusch! Henri is bovenst tevreden over mij!
Oom en Tante lachten om Angeline's enthousiasme en luisterden naar haar gebabbel met vriendelijke waardeering.
Zij lieten zich het heele huis door geleiden en onvermoeid legde Angeline alles uit, hoe zij den boel had gevonden en hoe ze den boel had veranderd. Zij vertelde van haar tentoonstellinkjes, van haar ‘volière’ en van haar huis-inrichting, waarbij zij de linnenkamer en het dienstbodenkamertje niet had vergeten..., van haar lezing vertelde zij en gaf aan Oom en Tante een keurig getypt exemplaar daarvan in de hand.
- Dit... en mijn brevet van firmant, Oom en Tante, zei ze vroolijk, zijn de tastbare bewijsstukken, dat ik mijn tijd niet verbeuzeld heb, neen, ik mag wel zeggen, goed besteed!
En Oom en Tante beaamden dit met een glimlach en weder wisselden zij een veelbeteekenenden blik: Eva... Rhoda... Angeline... als men het goed bekeek, verdienden zij alle drie den prijs!
| |
| |
En, als Bep deze drie niet overtrof, dan... ja, dan zou het waarschijnlijk wel het eenige zijn, dat er om den prijs werd geloot. Want werkelijk, zij waren zéér, zéér tevreden over alle drie. Zij hadden niet beter hun wenken ter harte kunnen nemen en er ook niet beter gevolg aan kunnen geven!
Alle drie waren zij opgeruimd en gelukkig geworden door hun werk. En dat was immers de bedoeling geweest, toen zij aan de meisjes dat voorstel deden? En... wat hun vooràl zooveel satisfactie gaf: deze drie hielden van hun werk en zouden het nu nooit meer opgeven, zelfs al werd de belooning hun toegekend.
Neen, de Europeesche reis was nú niet meer hetgeen hen aanspoorde tot hun werk. Het werk was hun lief geworden om het werk zelf... en dit was het, wat Oom en Tante hadden gehoopt, maar nauwelijks zoo gaaf hadden durven verwachten.
Want Angeline zei:
- U moet me niet ondankbaar vinden, hoor, lieverds, als ik den prijs win, dan ben ik natuurlijk den koning te rijk! Maar, stel u voor, wat ik in den laatsten tijd wel eens heb gedacht?
‘Ja, 't zal de vraag wezen, of ik hier wel zoo lang weg kan’.
Nu moet u niet lachen, hoor, want 't is heusch geen ijdelheid... alleen ben ik zoo blij te kunnen constateeren, dat ik werkelijk nuttig ben en door m'n werk... een steunpilaar voor de zaak!
Zij zei deze laatste woorden met een zegevierende potsierlijkheid, omdat ze zoo pronkerig klonken, maar Oom en Tante zagen duidelijk, dat de ondergrond van deze uitdrukking een innerlijke blijde dankbaarheid was, omdat zij zooveel beteekende voor de zaak. En zij knikten haar eens vriendelijk toe.
| |
| |
- Dus je voelt nu den zegen van werk, kindje? vroeg haar Tante.
- O, ja! Tante! o! ja!... Ik voel me gelukkig in m'n werk, en ik verzeker u, 't is geen trots, maar wèl ben ik me er hooger om gaan achten, dat ik iets doe, dat ik iets ben. En dus, wetende, dat ik niet overbodig ben op de wereld, ga ik in hoop en vertrouwen mijn toekomst tegemoet!...
| |
Oom en Tante Warnouts en Bep
- Van Bep een pakje en een brief... O, een cahier; zou dát de beantwoording van de prijsvraag zijn? Neen, tóch niet, zei ze, en las het briefje vóor.
Lieve, lieve Oom en Tante,
Schrijf het niet aan luiheid, dwaasheid of onverschilligheid toe, dat ik niets heb om u te toonen!
De omstandigheden waren tegen mij... en toch... als u mijn dagboek gelezen zult hebben, dat ik u hierbij ter inzage zend, dan geloof ik, dat u 't met me eens zal wezen:
De omstandigheden zijn niet tegen me, maar vóór me geweest.
Hóe erg en droevig ze ook waren, ze hebben me geholpen, mezelf te overwinnen en mijn karakter te verbeteren... En daarom durf ik u mijn dagboek ter lezing te geven... lieve menschen, dan zult u alles van mij begrijpen!...
Uwe U liefhebbende
Bep.
In groote belangstelling opende Tante Warnouts het cahier, om het aan haar man voor te lezen.
En onder de lectuur werden zij beiden door de meest verschillende gewaarwordingen bevangen.
| |
| |
Nu en dan fronste Tante de wenkbrauwen, of schudde Oom het hoofd bij Bep's onhartelijke uitdrukkingen over haar familie; maar zij apprecieerden toch haar volkomen oprechtheid...
- Ze doet zich niet beter vóór dan ze is, zei Oom. Ze schijnt dus van plan te zijn geweest, een roman te schrijven?
- Ja, dat begrijp ik er óók uit. Nu moeten we zien, waarom haar dat niet is gelukt...
Zij lazen voort. En naarmate zij vorderden met de lectuur begon er een, hoe langer hoe grooter wordende ontroering in hen te leven.
Van tijd tot tijd stokte Tante's stem en moest zij even met voorlezen ophouden... en al lang vóór het einde rolden glinsterende tranen haar over de wangen.
Oom en Tante keken elkander aan... Zij begrepen elkaar... en drukten elkaar in zwijgende overeenstemming de hand.
| |
De toekenning van den prijs
Oom en Tante Warnouts hadden aan alle vier de nichtjes een uitnoodiging gestuurd, om hen te komen bezoeken.
Ik ook? vroeg Bep verbaasd. Maar dadelijk daarop dacht zij toen:
O, ik begrijp het wel. Oom en Tante willen graag, dat we er alle vier bij zijn, als ze hun besluit mededeelen, zooals ze ook hun plan aan ons vieren hebben verteld.
Ik ben benieuwd, dacht zij, wie den prijs krijgen zal, - en zij dacht dit, zonder éénigen spijt of éénige jaloezie... Rhoda, Eva of Angeline... als ik beslissen moest, dan zou ik heusch niet weten, wie ik kiezen zou: zij hebben alle drie even hard gewerkt en ook alle drie aardig wat bereikt!...
| |
| |
Oom en Tante Warnouts wachtten hun nichtjes, evenals de vorige maal, in de serre.
En toen allen gezeten waren, begon Oom:
- Meisjes, 't heeft ons heel, heel veel pleizier gedaan, dat ons plan bij jullie in zulke goede aarde gevallen is. Met 't grootste genoegen hebben we kennis genomen van wat jullie door je pogingen hebt bereikt.
Eva heeft hard gewerkt en door haar vlijt en volharding, zich een mooi en goed bestaan weten te verwerven.
Hetzelfde is het geval met Rhoda.
Het heeft ons getroffen, hoeveel gelukkiger ze er uitziet en ze heeft ons verteld, waardoor dat komt en hoe groot de zegen is geweest, die ze door haar werk heeft verkregen.
En ook over Angeline zijn we zeer tevreden. Het maakt ons blij, dat al deze drie meisjes niet maar een bevlieging hebben gekregen in de hoop den prijs te verdienen, - maar dat ze dóór zullen gaan met hetgeen ze zijn begonnen, en niet graag er mee zouden uitscheiden. Niet waar? zoo is 't, kinderen?
- Ja, Oom! Ja! riepen Eva, Rhoda en Angeline als uit één mond.
- Jullie drieën beseffen, dat het werk zijn belooning zèlf met zich mee brengt, nietwaar?
- Ja! ja! riepen zij weer.
Onder dit alles zat Bep op heete kolen. Zij wou, dat Oom en Tante, die anders altijd zoo kiesch en fijngevoelig waren, dit tooneel haar hadden bespaard.
- En nu Bep, ging Oom Warnouts voort, en Bep richtte zich schrikkend op, maar snel sprak Oom voort om Bep te beletten iets te zeggen:
- Meisjes, ook Bep had een plan, een heel mooi plan had ze zelfs. Maar de omstandigheden hebben haar belet, | |
| |
het uit te voeren. En toch... luister naar wat ze ons heeft geschreven:
En Oom las Bep's briefje vóór.
- En dat dagboek, meisjes, - je Tante en ik hebben het gelezen, en... we zijn er diep door geroerd.
- Oom... zei Bep gesmoord; maar haar Oom vervolgde:
- Wij zullen er een paar eindjes uit voorlezen... die gedeelten, waardoor jullie een goed denkbeeld krijgen van Bep's strijd en moeilijkheden en van haar eindelijke schitterende overwinning.
Tante begon te lezen... Als korte inleiding vertelde zij Bep's plannen en hoe die werden verijdeld. En toen las zij... verder en verder... en de drie nichtjes luisterden toe, ademloos geboeid, en als Tante's stem heel erg trilde, zooals bij het ziekzijn van kleinen Bob, dan konden zij moeilijk hun tranen bedwingen; zelfs ontsnapte hun wel eens een korte snik.
En Bep... zij hield haar gezicht achter haar handen verborgen... maar zij voelde, hoe góed de innig lieve Oom en Tante het met haar meenden... en hoe ook de drie nichtjes haar beschouwden, met de liefste sympathie.
Toen Tante eindelijk zweeg, was het eenige oogenblikken stil, zeer stil: allen waren te ontroerd om te spreken.
Doch toen zei Oom:
- Eva, Rhoda en Angeline, jullie hebt zéér je best gedaan en we zijn buitengewoon tevreden over hetgeen jullie hebt gepresteerd. Jullie hebt wel moeilijkheden gehad, - natuurlijk! maar een innerlijke strijd is altijd veel erger dan een uiterlijke, - en het sterkste en het geestkrachtigste toont zich hij, die zichzelven overwint. Zijn jullie 't niet met me eens?... Zoo ja, - wie vinden jullie dan, - ik laat 't aan jullie oordeel over, - dat de prijs toekomt, omdat zij 'm 't meest heeft verdiend?
| |
| |
En:
- Bep! klonk het onmiddellijk, hartelijk en spontaan, van Eva, Rhoda en Angeline, Bep! Bep!
En Bep rees overeind, zeer bleek, maar met een stralend, stralend gezicht. Zij sloeg haar armen omhoog en riep:
- O, Lieven!... Ik!? O, kan dat waar zijn? Is 't waar?!
- Ja, ja! riepen allen, en Bep ging van de eene omhelzing over in de andere. Zij huilde en lachte van geluk en was heelemaal overstuur.
- En nu de andere drie, zeiden Oom en Tante, - die zoo'n juiste keuze hebben gedaan. Zij óók hebben 'n prijs verdiend, al is 't dan niet de hóógste prijs. Ziehier, zeiden ze: een practisch cadeau als souvenir, dat jullie altijd te pas kan komen: voor elk een armband-horloge.
- O, dank u, dank u, jubelden de meisjes, en Bep zei:
- Maar ik... hoe zal ik u danken... Lieve, lieve Oom en Tante, ik heb er geen woorden voor... maar wees er zeker van, dat ik mijn hééle leven mijn dankbaarheid voelen zal, dat u mij... mij... o, ik kan 't nog niet gelooven... vereert met den hoogsten prijs!...
EINDE
|
|