| |
| |
| |
Eerste hoofdstuk
I
In de koele, groene schemering van een serre, waarheen hij haar, na een dans, had gevoerd, zaten Jacques en Emma zwijgend bij elkander.
Opeens greep Jacques Emma's hand en: - Wil je m'n vrouw worden, Emma? vroeg hij.
Zij keek hem aan, zonder dadelijk te antwoorden, maar trok ook haar hand niet terug.
- Wil je Emma? Kan je?
- Ik weet 't nog niet, Jacques...
- Ik wil je graag bedenktijd geven. Tot hoe lang?
- Tot morgen.
- Goed. Mag ik dan morgen komen? Om hoe laat?
- Om vier uur.
Zóó, - zakelijk, alsof het een onbelangrijke kwestie gold, waren vraag en antwoord geweest. Maar Emma voelde een groote dankbaarheid dat Jacques zóó en niet anders gesproken had. Want...
Het was een open geheim, dat zij, langen tijd, het hof was gemaakt door een zeeofficier, die, na een poos háár te hebben gecourtoiseerd, het hoofd van haar jongere zuster op hol had gebracht en ten slotte toch weer op reis was gegaan, zonder een van beiden te hebben ‘gevraagd’.
De algemeene opinie was, dat de jonge zeeofficier ‘geld zocht’, en zijn keuze daarom vestigde op een der dochters van den machtigen petroleum-magnaat Reneveld, maar | |
| |
dat ten slotte zijn vrijheid hem liever was geweest dan fortuin.
Een verschrikkelijk ding was er, voor zijn vertrek, gebeurd; op zekeren avond verscheen in een der plaatselijke bladen de aankondiging:
Verloofd:
EMMA RENEVELD
en
YVO VAN DER WEIDE
Luit. ter zee 2e klasse.
Geen ontvangdag.
Een storm van verbazing was door de gezelschappen gegaan. Allerlei commentaren op dit bericht werden geleverd; jaloerschheid begon een woordje mee te spreken, want Yvo was algemeen geliefd onder de jonge dames...
- Die Emma, - hoe heeft ze dat klaar gespeeld?...
- Heeft ze het tòch gedaan gekregen? - Zoo zie je alweer: geld overwint alles...
Doch toen kwam het verrassende nieuws, dat de geheele Haagsche uitgaande wereld met verstomming sloeg: er was niets waar van deze tijding.
De ontsteldheid, de verontwaardiging was groot.
- Wie heeft dat dan in de courant gezet?
- Misschien Emma zelf... om Yvo te forceeren zijn aanzoek te doen?
- Misschien Leni van Reneveld, om Yvo te beletten, Emma zijn aanzoek te doen?
- De oude heer van Reneveld...? werd er geopperd.
- Of 'n afgewezen aanbidder van Emma?
Er werd gegist en gevorscht, maar het hardnekkigst bleef de algemeene opinie er bij, dat Emma het wel zou hebben gedaan.
| |
| |
Totdat het bekend werd, dat Emma persoonlijk naar het bureau van de courant was gegaan, om te informeeren, wie de dader was...
Daar kon men haar niet inlichten. Een dienstman had de advertentie gebracht, en terstond betaald.
- En hoe zag die dienstman er uit? Kende men hem niet?
- Neen. Er waren zoovéél menschen, die een dienstman met een advertentie zonden en wie deze annonce gebracht had, wist men niet meer precies.
Op de Sociëteit werd Yvo van der Weide aangeklampt, en niet weinig geplaagd. Maar hij hield zich goed en lachte en schertste met de anderen mee en liet in het midden, of hij het soms zelf had gedaan?... omdat de onwrikbare Emma, die bekend stond als ‘zóó difficile’, hem maar geen gehoor wou verleenen?...
Kort daarna vertrok hij naar Indië en langzamerhand stierven de geruchten uit, ofschoon Emma nog dikwijls door haar ‘vriendinnen’ met Schadenfreude werd aangeblikt.
En nu:
- Wil je m'n vrouw worden, Emma? had Jacques de Heem gevraagd, een jong advocaat, die al een zeer goede practijk begon te krijgen, dus die er niet direct van verdacht kon worden, het op haar geld te hebben begrepen.
En zij had geantwoord:
- Ik weet 't nog niet, Jacques... Kom morgen m'n antwoord halen...
| |
| |
| |
II
Emma was alleen in haar eigen kamer. En zij vroeg zich af, zooals Jacques het haar had gedaan: wil je?... kan je?..
Zij wou, ja.
Maar zou zij het ook kunnen?
Sedert zij in de wereld was gepresenteerd, was zij altijd door hulde en vleierij omringd. De aanzoeken volgden elkander als in een wedstrijd op en dikwijls had zij er om moeten schaterlachen. Toen haar zuster Leni mèt haar de gezelschappen bezocht, was het ook bij deze hetzelfde geweest. En de beide meisjes deelden elkander mee:
- Al weer een, Emma, dat maakt er voor mij zeven.
- O, ik ben al over de twaalf! Lang duurt 't niet meer, of ik raak de tel kwijt.
Doch toen Yvo van der Weide in hun leven kwam, schertsten zij niet meer, maar bespiedden angstig elkanders gelaat, als zij thuis kwamen van den een of anderen uitgang.
Maar noch de een, noch de ander kon het beslissende nieuws vertellen en Yvo was naar Indië vertrokken; met hèm was dus alles uit. En nu was Jacques gekomen, en...
Emma overlegde, welke voordeelen er voor haar aan een huwelijk met Jacques waren verbonden, waardoor het mogelijk zou zijn, dat zij, boven dat der vele anderen, zijn aanzoek aanvaardde.
Jacques bekleedde een onafhankelijke positie.
Hij was van adel en kon haar dus in andere kringen brengen dan die der financiëele noblesse, waarin zij tot dusver had verkeerd.
Hij was een aangenaam mensch. Knap van uiterlijk, rustig in den omgang, bekwaam als advocaat.
En hij hield van haar... zooals zij recht had te denken.
Was dit laatste een voordeel? Of juist misschien niet?
Want... natuurlijk was Jacques háár onverschillig... | |
| |
en... zou zijn liefde hem niet veeleischend maken en egoïst?
Zóó kende zij hem niet, om dat te weten.
O! maar zij wilde trouwen. Niet langer die duldelooze geestelijke eenzaamheid, die vol was van Yvo's beeld... van Yvo, die haar had versmaad...
En nog... had zij hem lief.
O, hoe zij zichzelf had bespot en gehoond! Hoe zij zichzelf de hardste verwijten had gedaan en zich had gevraagd: heb je dan geen eergevoel, geen trots?...
Het had niet geholpen. Zij had hem lief... had hem lief...
En dáárom wilde zij met een ander een huwelijk sluiten, om bevrijd te raken van Yvo, wiens naam in haar hersens scheen ingebrand, wiens persoonlijkheid haar hanteerde met de kracht van een betoovering.
Zij moest van hem bevrijd raken, uit zelfbescherming. Zij kon het niet langer uithouden zóó.
Maar kon zij met een ander trouwen, als nog haar ziel van Yvo was vervuld...?
Dat... zou wellicht nog meer afhangen van Jacques... dan van háár.
Morgen zou zij eerlijk met Jacques spreken en... ten slotte de beslissing aan hèm overlaten.
| |
III
In haar groote kamer, waar, door de vele omkapte lampen, een behagelijk schemerlicht heerschte, wachtte Emma Jacques.
Zij was gaan zitten op het haardbankje, en rustte met de punt van haar olijfgroen schoentje op den fender. Zij voelde zich niet onrustig, neen, - maar rustig... evenmin!
Precies om vier uur, correct, werd Jacques aangediend.
Zij reikte hem de hand met afgewend hoofd.
| |
| |
- Ga zitten, Jacques. Hier, wil je? Ik zal je gauw 'n kopje thee geven. 't Is koud.
Zij bereidde de thee en zwijgend, geduldig, sloeg hij haar gade. Het was koud, zeide zij. Neen, koud was het niet, buiten; toch had hij de koude van haar hand gevoeld...
Zij gaf hem zijn kopje, zette een cakestand met sweets en savouries bij hem neer, nam weer plaats op het haardbankje en wreef nerveus haar kille vingers over elkaar.
- En... vroeg hij eindelijk met een glimlach, Emma, heb je nagedacht?
- Ja... zei ze. Zijn glimlach stemde haar kalmer.
- Maar je bent nog niet tot 'n conclusie gekomen...?
- Neen...
- Wil ik je dan eens helpen? Willen we samen praten?
- Dat wil ik graag. Weet je... er zijn 'n paar dingen, die ik je zou willen vragen.
- Ik luister. Begin.
- Ten eerste: houd je van mij, Jacques?
- Ik houd van je, ja, zei hij eenvoudig. Maar waarom vraag je dat?
- Omdat je dat niet zei, toen je, zonder inleiding, vroeg Wil je m'n vrouw worden, Emma?
Hij glimlachte weer.
- Dat hoefde toch ook niet? Mijn vraag hield de betuiging van mijn liefde in.
- Dus je houdt van mij?
- Ja, Emma. Ik heb je lief.
- En... je wilt met me trouwen?
- Dat is m'n liefste wensch.
- Nu moet ik je de vraag doen, die...
- Aarzel niet, je kan mij alles vragen.
- Jacques, antwoord me dan oprecht: wil je met me trouwen... om mij gelukkig te maken, of... om zelf gegelukkig te zijn?...
- Ik denk... om beide, antwoordde hij.
| |
| |
- Dat is een heel goed antwoord. Maar ik bedoel: heb je bij je aanzoek in de eerste plaats aan mij, of in de eerste plaats aan jezelf gedacht?
Nu aarzelde hij en zeide zij met een glimlach:
- Wil ik je eens helpen? Je hebt gedacht, dat ik ongelukkig was?... Neen, krijg geen kleur, iedereen weet immers, hoe ‘teleurgesteld’ ik door... Yvo van der Weide ben? herhaalde zij met bitterheid. Toen:
- Geloof jij óók, Jacques, zooals zoovelen, dat ik... ik zelf die advertentie in de courant heb gezet?
Zij boog zich naar hem toe en keek hem in spanning aan.
- Natuurlijk niet!
- Dan is 't goed, zei ze, zichtbaar verlicht. Maar... óók zooals gedacht wordt: 't is de wáárheid, dat... ik... onder Yvo's... nonchalance... zeer, zeer heb geleden.
- En... kan je hem niet vergeten? vroeg hij zacht.
- Ik zou hem zoo graag vergeten!
Het klonk als een kreet, als een klacht. En hij begreep... dat dit meisje leed aan een ongeneeslijke liefde.
Ongeneeslijk? Hij schrok van zijn eigen gedachte. Ten slotte, als men er niet aan sterft, is immers geen enkele ziekte ongeneeslijk? Hij moest die vrees met geweld bij zichzelf onderdrukken, anders zou hij nooit in staat zijn, haar in het leven te helpen.
- Laten wij, zei hij, met een zeer zachte en vriendelijke stem, doen, wat de menschen haast nooit tegen elkander durven: ons uitpraten. De menschen verheimelijken hun gevoelens voor elkaar, houden zorgvuldig hun intiemste gedachten verborgen - en, hoe goed ook dikwijls bedoeld, er komen soms de grootste onheilen uit voort. - Kom 's bij me, zei hij en strekte zijn hand naar haar uit en zóó liefderijk was zijn stem en zijn gebaar, dat zij, het oogenschijnlijk zoo sterke, trotsche meisje, kwam.
Hij trok haar naast zich op de canapé bij den haard en met een zucht vlijde Emma zich tegen hem aan en legde | |
| |
haar hoofd op zijn schouder, terwijl zij de oogen sloot.
Eén oogenblik werd zij opgenomen in een heerlijke vergetelheid; dankbaar, dankbaar voelde zij zich als een doodvermoeide, wien eindelijk rust wordt gegund...
Stil hield hij haar tegen zich aan, wachtende tot zij zou beginnen te spreken. En zij begon, geheel uit zichzelve.
- O! klaagde zij, met gedempte stem, 't is vreeselijk, ondragelijk, zooals ik altijd aan hèm denken moet. Geen minuut ben ik vrij, 't is als 'n dwangvoorstelling, ik ben bang voor mezelf. Ik heb wel eens gedacht: ik wou, dat die zieke plek uit m'n hersens kon worden weg-gesneden... Alles wordt me vergald: uitgaan, lectuur, muziek... ik kan van niets meer genieten. 't Is ergens in mijn ziel, 'n doffe, brandende pijn... en geen moment, geen moment heb ik rust van hem... 't lijkt 'n bezetenheid...
Hij luisterde stil. Hij had zoo iets wel gedacht en waarschijnlijk dáárom had zijn onderbewustheid hem, toen hij haar vroeg, doen zeggen:
- Wil je? kàn je?...
- Emma, zei hij, luister eens. Ik zal je wat zeggen, wat je niet zult kunnen gelooven en wat toch de waarheid is. Die ‘bezetenheid’, zooals je 't noemt, verdwijnt vanzelf.
Zij keek hem ongeloovig aan.
- De tijd, Emma, doet wonderen. De tijd trekt je, langzaam maar zeker, van deze periode uit je leven weg. Al verder en verder kom je er af te staan. En eindelijk zóó ver, dat je er je over verbaast, hoe deze episode zóóveel in je leven beteekend hebben kan.
- Gelóóf je dat?
- Ik weet 't. In mijn practijk heb ik natuurlijk heel veel menschen leeren kennen en ik heb heel wat levensbiechten aangehoord. Och, wat hebben ze me al niet verteld. Sommigen kwamen bij me in 'n agonie van vertwijfeling... en diezelfde lui zijn nu de rustigste en tevredenste menschen ter wereld.
| |
| |
- O, Jacques, zuchtte, zich tegen hem aan leunend, in overgegeven vertrouwen, Emma, die zich voelde, alsof zij haar last van zich afgewenteld had, door haar oprechte biecht.
- Ik heb, zei Jacques, met velen 'n onbedaarlijk medelijden gehad: met de een om 't verlies van z'n vrouw; met 'n ander omdat hij zijn fortuin in onvoorzichtige speculaties was kwijt geraakt; met 'n derde, omdat hij bijna stierf van liefdesverdriet; met 'n vierde, omdat hij niet geslaagd was voor 'n examen. Ik zeg je: dat medelijden was volmaakt overbodig. Als ik deze menschen terugzie na 'n tijd, herken ik ze niet. Ze praten en lachen, hebben nieuwe belangstellingen in 't leven gekregen... en enkelen hebben me zèlf bekend: ik dacht, dat ik er nooit overheen zou komen; al m'n denken en doen was getrempeerd door m'n verdriet... en nu... 't is als 't ware uit me weg-gewolkt... ik voel 't niet meer, 't is vanzelf weggegaan.
Weet je, Emma: smart is als 'n soort van spiritus, 'n zoo zware, sterke, dat je er bijna bedwelmd van wordt. Maar... zonder dat je 't merkt, verdampt ze... al meer en meer... en op 'n goede dag is ze heelemaal verdwenen. Totaal.
Zij glimlachte... een echt, klein glimlachje van blijdschap en verlossing.
- O, Jacques, zou 't mogelijk zijn!
- 't Is mogelijk, - 't gebeurt elke dag. Nu... vroeg hij in zachte scherts: hoe denk je er over, mag ik je helper, je trooster zijn?
Zij sloeg haar armen spontaan om zijn hals en legde haar wang aan zijn borst.
- O, Jacques, zoo graag, zoo graag...
Hij streelde haar teeder over het haar; toen lichtte hij haar gezicht op en keek haar innig in de oogen. En toen hij zich boog en haar kuste op haar voorhoofd en daarna, vluchtig maar warm, op den mond, weerstreefde zij zijn liefkoozing niet.
| |
| |
| |
IV
- Leni, zei Emma, de kamer harer zuster binnentredende, ik heb je wat te vertellen.
- Ja?
- Ik heb me verloofd.
Er ging als een snel bliksemlicht over Leni's gelaat... toen was zij in staat om kalm te vragen:
- En... met wie?
- Met Jacques de Heem.
- Emma! hoe kon je dat doen! Je houdt toch niet van hem!
- Ik houd wél van hem.
- Ja, maar toch niet zóó, om met hem te kunnen trouwen. Bedenk, bedenk toch, wat je doet. Ten eerste bindt je je voor je hééle leven, - dat is 'n veel grooter penitentie dan jij je voorstellen kan. En door je huwelijk vervreemdt je je voor altijd van...
- Spreek de naam gerust uit. Je bedoelt: van Yvo van der Weide?
- Ja, zei Leni bedaard.
- Ik waardeer je loyaliteit, zei Emma, een beetje ironisch, omdat, als ik trouw, ik tenminste hors concours ben, nietwaar?... Jij... je bent toch dikwijls bang geweest, is 't niet, dat ik me... met Yvo engageeren zou?
- Waarom zou ik dat ontkennen? 't Was trouwens met jou 't zelfde als met mij. Neen, Emma, kijk me maar niet zoo aan, ik ben 't niet geweest, door wie die advertentie is geplaatst indertijd.
- Ik kijk je niet aan, want ik heb er jou nóóit van verdacht. Ik weet 't, jij bent niet tot zulk een kwade practijk in staat. Ik... was zooeven ironisch, vergeef 't me, dat had ik niet mogen zijn, want, nietwaar, je méénde 't, toen je me waarschuwde, dat ik nu, door Jacques te trouwen, m'n laatste kans opgaf bij Yvo?
| |
| |
- Ja, ik meende dat stellig. Yvo is jong, hij is 'n loshoofd, hij weet nog niet precies, wat hij wil. Over 'n jaar komt hij uit Indië terug, dan is hij misschien vaster-vanwil, gedecideerder geworden. En dan...
- Vindt hij mij getrouwd! zei Emma trotsch.
- En dan... heb je misschien berouw, dat je uit dépit...
- Uit dépit? O neen, daarin vergis je je. Ik heb aan Jacques alles verteld...
- Alles... verteld?
- Ja. Hij is zóó goed, zoo vol sympathie en fijn begrip, dat ik dat heb kùnnen doen.
- Ik vind 't vreemd, zei Leni peinzend. Ik begrijp dat niet...
- Waarom niet?...
- Ik kan niet begrijpen, dat Jacques, zonder eenige jaloerschheid, zonder wrok of iets, berust in je liefde voor 'n ander.
- Hij zei: dat gaat over... vanzelf.
- En dat gelóóf jij? vroeg Leni met groote oogen.
- Ja! ja! riep Emma, in opkomenden angst. Ik moet, ik wil 't gelooven, ik kan anders niet leven. Hij zal me helpen in alles, hij zal me Yvo doen vergeten.
- O! en dat geloof je! zei Leni gesmoord.
- Ja! ik geloof 't, ik weet 't!
- Dus... 't geeft niet, of ik je waarschuw?
- O! neen!
- Kan je je nog niet eens bedenken?...
- Ik wil me niet bedenken.
- Nu dan... dan moet je 't zelf ook maar weten.
- Zeker... en ik zou je zelfs willen aanraden mijn voorbeeld te volgen.
- Ik?
- Ja. Zou 't je onmogelijk zijn, om Pancras van Waveren aan te nemen, die je al zóó lang 't hof maakt?
Leni schudde, langzaam, eenige malen het hoofd.
| |
| |
- Ik houd van...
- Ja, dat weten we nu wel, zei Emma ongeduldig. Maar met van Waveren zou je best 'n heel gelukkig leven kunnen leiden.
- Uiterlijk gelukkig, och ja.
- En ten slotte ook innerlijk gelukkig...
- Maar ik zou Yvo nooit kunnen vergeten!
- Dat heb ik ook gedacht, ook gezegd! Maar je had moeten hooren, hoe Jacques tegen me sprak. Hij zei:
In m'n practijk heb ik zóóveel meegemaakt, zóóveel vertwijfeling gezien... wanhoop in alle mogelijke soorten. Maar de tijd doet wonderen. De tijd - en dat vond ik zoo mooi en juist gezegd - trekt je zeker en vanzelf weg van deze periode uit je leven. Later ben je verbaasd, dat je toen zóó hebt geleden. - Dat zei hij tegen me. En ik geloof, dat 't zoo is, Leni.
- Mogelijk, zei Leni peinzend. Maar... wem's just passieret...
- Hij zei ook nog dit aardige: smart is als 'n sterke, zware spiritus, waardoor je bijna bedwelmt. Maar die verdampt... al meer en meer... totdat er ten slotte niets meer van overblijft.
- 't Klinkt erg hoopvol, zei Leni met een kleinen glimlach.
- Jacques heeft mij overtuigd. Laat hij jou óók overtuigen. Néém van Waveren, - ik raad je dat met beslistheid aan.
- Ik moet daar nog eens rijpelijk over nadenken, zei Leni. 't Is niet noodzakelijk, dat ik je voorbeeld volg. Waaròm zou ik 't doen?
- Ja, waarom. Emma probeerde haar eigen drijfveeren klaar te worden. Wàt was de reden, waarom zij wenschte, dat Leni zich nu óók verloven zou, nu zij het had gedaan? Was het... was het misschien... om haar óók onbereikbaar te maken voor Yvo?
| |
| |
Zij verdoofde snel deze gedachte, die haar vernederde
- Waarom? zei ze hevig. Omdat ik het Yvo niet gun te denken, dat hij de beide zusters Reneveld ongelukkig heeft gemaakt!
Leni werd stil. Dat was een argument.
- Hij had moeten spreken, vóór z'n vertrek, zei Emma op denzelfden hevigen toon. En nu hij zich daartoe niet verwaardigd heeft, - nu vind ik niet, dat wij geduldig moeten zitten wachten, of hij zich later nog wel eens genadig over ons ontfermen wil. Ik wil tenminste niet wachten!
- Ja, jij hebt nu Jacques gevonden, die zoo goed en zoo sympathiek van begrijpen is... maar... zoo zijn niet alle mannen.
- Neen, zei Emma opgewonden. Maar of je van Waveren je bekentenis doen wilt of niet, - hij is in elk geval iemand, die je aan je broedend peinzen over Yvo onttrekt. Wie me daarin helpt, zou ik de hand kunnen kussen van dankbaarheid.
- Ja, daar heb je wel gelijk in, zei Leni zacht.
- Kom, ik ga nu weg. Denk zelf maar eens ernstig na. Je weet nu alles van mij, - ik heb je naar m'n beste weten raad gegeven, - neem nu zelf je besluit.
| |
V
Te rusteloos om bedaard te gaan zitten denken, liep Leni nadat Emma haar had verlaten, haar kamer op en neer.
- Wat moet ik? prevelde zij. Ik weet 't niet, ik weet 't niet...
Trouwen ...met een ander dan met Yvo, - det denkbeeld leek haar absurd. Maar... trouwen met Yvo... ook dàt denkbeeld leek haar absurd.
Hij was toch weg-gegaan. Hij had toch nòch haar, nòch Emma gekozen...
| |
| |
Zij had verontschuldigingen voor hem gezocht, dezelfde die zij tegen Emma had uitgesproken en nog andere, o, duizend andere... maar dikwijls ook had zij moedeloos neergezeten met de handen gevouwen in den schoot en had gezucht:
Neen, - hij had mij niet lief. En ook Emma had hij niet lief...
Waarom haar heele jonge leven te bederven met het koesteren eener illusie, die niet voor verwezenlijking vatvaar was. Trouw... een heel mooi woord, maar ietwat ouderwetsch van klank en... een zware last om mee te sleepen voor den betrokkene.
Ja, trouw was als een last, die je drukte, drukte - je alle levenspleizier vergalde en je belette het kleine beetje geluk, dat je misschien nog krijgen kon, te grijpen. Neen! zij wilde sterk zijn, zich aan haar liefde ontworstelen, zooals Emma had gedaan!
Maar... als Yvo terugkwam... en hij vond haar getrouwd... en hij tóónde haar, dat hij daar onder leed...
Zij maakte een beweging, alsof zij heftig iets van zich afschudde. Het was alles zijn eigen schuld. Zijn weifelen tusschen Emma en háár... zijn vertrek, zonder zich tegen één van beiden te hebben uitgesproken.
Neen, ook zij wou niet langer slachtoffer zijn. Emma had de kracht gehad, den dwang harer liefde van zich weg te slingeren. Zou zij dan ook die kracht niet hebben?
Zij wilde niet langer zich vernederd voelen, zij nam het aanzoek van Pancras van Waveren aan.
Maar... als zij zich voorstelde, hoe zij dezen haar biecht zou doen, zooals Emma den moed had gehad tegenover Jacques, - dan voelde zij, dat zij dit onmogelijk zou kunnen. Van Waveren was een heel andere persoonlijkheid dan Jacques... en zij was een heel andere persoonlijkheid dan Emma. Háár zou het onmogelijk zijn, dag aan dag met iemand te leven, die bekend was met haar geheim. | |
| |
Neen. Zij huiverde. Dat nooit, dat nooit.
Ja, zij trouwde met van Waveren. En al gauw, heel gauw, tegelijk met Emma en Jacques. Maar aan hem iets vertellen? Neen, - dat nooit en nooit.
Zij wou... dat er nog een laatste mogelijkheid bestond, om met Yvo in contact te komen, vóór zij overging tot den beslissenden stap. Zou hij... zou zij hem schrijven?
Een plotselinge, vlammende blos bedekte haar geheele gezicht. Hem schrijven, ja! dat Emma geëngageerd was met Jacques de Heem en dat zij op het punt stond, zich te verloven met Pancras van Waveren... hem hiermee duidelijk te verstaan gevende, dat zij zich niet zou verloven, wanneer hij haar bijtijds een antwoord zond...
Het was een radelooze poging, maar zij zou haar wagen. Zij was het aan zichzelve en aan haar heele toekomst verplicht. En niemand hoefde er immers iets van te weten!...
Zij schreef aan Yvo, zooals zij zich had voorgenomen. Maar toen zij, na twee maanden te hebben gewacht, geen antwoord ontving, begreep zij, dat alles was gedaan. Zij verloofde zich met Pancras van Waveren, om met dezen te trouwen op denzelfden dag als Emma met Jacques de Heem.
| |
VI
Maar wat Leni niet wist en ook onmogelijk kon vermoeden: Yvo antwoordde niet háár - maar zond een brief aan Emma.
Emma was alleen, toen zij met sidderende handen het couvert openbrak. En zij las met schemerende oogen:
‘Emma, Emma, is het waar, wat ik heb gehoord, dat je geëngageerd bent, o, Emma, zeg, dat het niet waar is, ik kan het niet verdragen! Emma, vergeef me, toen ik weg ging uit Holland wist ik nog niet, wat ik nu | |
| |
weet: dat ik je liefheb, Emma! Zoolang ik in Indië ben, heb ik naar je verlangd, met een aldoor sterker wordend verlangen en nu, nu ik je van verloving hoor, is mijn liefde plotseling opengebroken in mijn ziel met een brandende kracht. Emma, nog is 't niet te laat: verbreek je verloving en maak mij gelukkig, mij, dien je toch ook liefhebt, Emma; anders had je nooit die advertentie kunnen plaatsen, want jij hebt 't gedaan, nietwaar? Emma, ik wacht! Laat me niet te làng op je antwoord wachten: ik heb je lief!
YVO.
Hijgende snikken welden uit haar omhoog, toen zij den aanvang van dit schrijven las. Doch toen zij kwam aan de woorden over de advertentie, was het of zij versteende.
Hoe durfde hij! durfde hij!...
Ja, een antwoord zou hij van haar ontvangen, maar een ander dan hij verwachtte!
Jacques, - hij was zoo oneindig goed, zoo fijngevoelig en sympathiek; o, zij was al zooveel rustiger geworden en verwachtte van een huwelijk met hem werkelijk veel geluk... O, als zij wilde, zou zij nu kunnen trouwen, met Yvo, maar zij wilde niet, wilde niet!
En het antwoord, dat zij hem zou sturen, was haar verlovingskaart, - met zijn adres er eigenhandig door haar op geschreven...
|
|