Circus-leven
(1917)–Jeanne Reyneke van Stuwe– Auteursrecht onbekend
[pagina 5]
| |
‘The happy family’Op de groote wagenplaats, achter het circus-gebouw te Scheveningen, stonden de kooien van ‘the happy family’, een verzameling van de ongelijksoortigste dieren, die elken avond tezamen optraden, en die, om de volkomen harmonie, waarmede zij met elkander verkeerden, den naam hadden gekregen van ‘the happy family’; maar die men, zonder toezicht, toch maar liefst niet bij elkander liet. Daar was in de eerste plaats de gnoe, met zijn grooten, gehoornden kop met de lange manen en den witten sik en den paardestaart. Dan de anoa, een der kleinst bekende buffelsoorten, met een stel dubbele hoorns, die in | |
[pagina 6]
| |
bijna geen enkelen dierentuin voorkwam, zooals de explicateur verzekerde, omdat dit dwergbuffelras, dat uit Celebes stamde, het Europeesche klimaat zoo slecht verdroeg. De kleine buffel, die ternauwernood de halvemanshoogte bereikte, was zeer tam, en wreef zich tegen het been van zijn bewaker aan, zoo speelsch als een jonge hond. Dan vond men er een Russischen vos, die ieder oogenblik, zonder blijkbare reden, in hevigen toorn ontstak, en dan zijn ooren plat langs den gladden kop legde, en zijn spitsen bek opende met de witte, scherpe, kwaadaardige tanden. Garlick, de eigenaar, noemde dat lachend: ‘he is again in a temper’ en een kleinen vingertip tegen den vochtigen, zwarten neus was voldoende, om hem dadelijk weer te doen bedaren. Een kleine olifant was er ook, die elken avond weigerde ter voorstelling te komen, totdat ‘funny Fanny’, de | |
[pagina 7]
| |
aap, hem bij een zijner ooren pakte, en hem netjes geleidde tot in 't midden, waar hij, gewillig en langdurig met zijn slurf het orgel draaide, waarop de andere dieren hun kunsten vertoonden. ‘Kiang, de wilde ezel van Thibet’ was met een zebra in één kooi gesloten, immers toch altijd gewend ‘om in kudden te leven’; maar de ‘Braziliaansche tijger’ zat natuurlijk apart, en de ‘leeuw van Jamrach’ eveneens. En ten slotte waren er de vedo, het ‘Peruviaansche afgodspaard’; het eenige specimen, dat ooit naar Europa was overgebracht, en een kameel. De eigenaar stond in het circus-café in zijn hemdsmouwen een partij biljart te spelen, met ‘Sadi Jalma, de woestijnslang,’ die op de programma's en aanplakbiljetten werd vermeld, als een geboren Perzische prins, maar die in waarheid een | |
[pagina 8]
| |
Engelschman en Garlick's zwager was. Garlick stootte zijn bal onder-midden rechts aan, die licht den tweeden bal raakte, naar den korten band ging, en met fijn raken den derden bal passeerde, zoodat hij weder een gemakkelijken seriestoot kon vormen. Eenige andere artisten stonden naar het spel van het paar te kijken, gaven raad, maakten opmerkingen en gingen weddenschappen aan, wie de partij zou winnen. Het was in den morgen, tijdens de repetitie; en degenen, die hun beurt reeds hadden vervuld, of die uit belangstelling waren komen kijken, verzamelden zich in het café, waar de walm der sigaretten zich vermengde met den wadem der heete, geurige koffie. Bij de tafeltjes voor de ramen zaten, druk gebarend en nadrukkelijk betoogend, verschillende kunstenaars; de een had zich, ondanks het warme weder, gewikkeld in de plooien | |
[pagina 9]
| |
van een donkerblauwen cape, en zijn vilten hoed met ongewoon hoogen bol en breeden rand, diep in de oogen gdrukt; een ander droeg een lange zwarte fluweelen jas, die hem tot aan de hielen reikte, en die, openhangend, het roode vest met de dikke gouden horlogeketting liet zien; een derde had zich gekleed in een wijnkleurig jasje met zwart fluweelen opslagen en zwarte brandebourgs. Ofschoon zij geen van allen in costuum waren, vertoonden toch alle artisten, het eigenaardige type, waaraan men de ‘pro's’Ga naar voetnoot1) onmiddellijk herkent. Twee jongelui sloegen uit de verte het spel van Garlick en zijn zwager gade; vol misprijzen mompelde de een, Barry, de clown, van tijd tot tijd: Aansteller! . . . . Opsnijder! . . . . en dergelijke woorden. De andere, de ‘dare-devil rider’, die op | |
[pagina 10]
| |
zijn das een zilveren paardekop droeg en aan zijn pink een grooten Alaska-diamant, had dat eenigen tijd aangehoord, maar vroeg toen: - Wat heb je toch tegen die man? - 't Is 'n charlatan, 'n boerenbedrieger, hij houdt ze allemaal voor den gek . . . . - Nou ja, je moet de lui nu eenmaal wat zacht inzeepen, 't publiek wil ‘gebarnumd’ worden . . . . - Maar zooals hij 't doet, is 't ongehoord; luister: die ‘vedo’ van hem, die noemt hij 'n ‘paard’ nietwaar? 't is niets anders dan 'n lama of 'n alpaca; z'n ‘Braziliaansche tijger’ is 'n jaguar; z'n ‘leeuw van Jamrach’ is niet uit Voor-Indië afkomstig, maar van de dierenhandelaar Jamrach uit New-York . . . . z'n ‘Syrische kameel’ is 'n drommedaris . . . . - De wereld wil bedrogen zijn . . . . | |
[pagina 11]
| |
- En al die kunsten van de beesten . . . . waar komen ze op neer? Als je goed kijkt, dan doet de heele happy family niets anders dan wat door elkaar loopen, en 't lijkt alleen maar iets, omdat Garlick er zoo'n kabaal bij maakt. Er zou iets van te maken zijn . . . . als ik . . . . - Jij? - Waarom niet? Ik zal 't je nou maar zeggen: toen de beesten van Gutenberg zouden worden verkocht, je weet, daarvan zijn ze afkomstig, ben ik naar Weenen gegaan, om er een bod op te doen . . . . maar Garlick was me voor. En nou kan hij goeie zaken maken met z'n ‘happy family,’ terwijl ik nog maar altijd dezelfde blijf met m'n ‘fricassee-dans’ . . . . - Daar heb je anders succes mee, ‘red hot success’, man . . . . ze willen die dans op 't Kurhaus invoeren heb ik gehoord . . . . | |
[pagina 12]
| |
- Spot jij maar. Maar ik zeg je, 't is niet alles, om 't avond aan avond te moeten aanzien, dat die vent, gediend door 'n stom geluk . . . . - Dat moet je niet zeggen, hij heeft wel degelijk z'n bekwaamheid. Men zegt, dat 't werkelijk heel moeilijk is, dieren van zoo verschillende aard samen te dresseeren. - 't Hangt van je methode af. - Niet alleen van je methode . . . . ook of je de ‘necessary nerve’ ervoor hebt . . . . - Die bezit ik! zei Barry. En ik weet zeker, dat m'n methode de juiste is. Je weet nu eenmaal, dat ieder beest een ‘dormant devil’ in zich heeft, je past eenvoudig op die niet wakker te maken, en je zaak is al meer dan half gewonnen. Vroolijk, lustig moet je met hen omgaan, liefst zonder karwats . . . . | |
[pagina 13]
| |
- Ja, dat zou ik er zeker op wagen! - Enfin, m'n kans is verkeken, want zoo'n gelegenheid als toen met de beesten van Gutenberg komt natuurlijk nooit meer voor. Ik wou om 'n saultyGa naar voetnoot1), dat 'k met Garlick kon ruilen. Om te beginnen dan: weg met alle kwakzalverij en schijn! . . . . - 'n Dwaas principe. In 'n showGa naar voetnoot2) mag je anachronistisch zijn, en allerlei locale fouten maken, als 't effect er maar door wordt verhoogd. In 'n pantomime heb ik 's 'n zebra in 'n kozakken-kamp gezien, en mir nichts dir nichts 'n neger in 'n Noord-Italiaansch kasteel . . . . - Ik krijg m'n succes liever zonder humbug . . . . - O, wat dat betreft . . . Je kent m'n prestaties, en 't is niet om me er op te beroemen | |
[pagina 14]
| |
maar . . . . Apropos, vanavond zal ik m'n paard de horden laten nemen, terwijl ik sta op de ongezadelde rug, met m'n broertje op m'n schouder. - Kolossaal! - Maar, enfin, dat wou 'k niet zeggen. Je weet, dat ik 'n zekere reputatie heb als ‘horse-breaker; en toen ik in Brussel was met 't Circo Price ben ik door de Guides geïnviteerd, om daar eenige onhandelbare paarden tot rede te brengen. Ik heb 'n allerprettigste tijd gehad, en toen ik weg-ging, kreeg ik van de officieren gezamenlijk 'n zilveren theeservies cadeau. - Zoo . . . . - Ja, is dat niet aardig? - Zeker, zei Barry verstrooid, veel te veel met zijn eigen gedachten vervuld, om aandacht te kunnen geven aan zijn vriend. Deze keek hem eens aan, zag, hoe terneer- | |
[pagina 15]
| |
geslagen hij was, en kwam opeens op een schitterenden inval - Ik weet wat! riep hij. En toen Barry verrast opkeek: - Ja, ik kan je natuurlijk geen menagerie bezorgen, maar zou jij 't op je durven nemen, één avond op te treden met de happy family? - Dadelijk en graag! - Zonder voorbereiding? - Zonder voorbereiding. Vanavond ga ik zóó in de kooi, als 't moet. - Dan zullen wij 's 'n formidabel plan maken, jongen. 'n PuffGa naar voetnoot1) zooals de Amerikanen 't noemen . . . . Ik heb dat gezien in Chicago, met Markoutchy; hij deponeerde 'n bedrag van vijfhonderd dollar bij 'n notaris, voor degene, die zijn kunsten zou nadoen. Nu was 't 'n doorgestoken kaart, | |
[pagina 16]
| |
dat Wheeler daarvoor opkomen zou; ze kwamen beiden op 't tooneel, maten elkaar met woedende blikken, en begonnen de kunsten; allemaal kunsten, die Wheeler na kon maken. Na afloop keken ze elkaar giftig aan, verdwenen elk aan 'n kant van 't tooneel, om elkaar, achter de coulissen, met 'n vriendschappelijke handdruk en bij 'n gevulde punchbowl weer te ontmoeten. Zóoiets moeten wij hier ook verzinnen, der AlteGa naar voetnoot1) vindt 't ongetwijfeld goed . . . . 't is nog al geen mooie reclame! - BonoGa naar voetnoot2) riep Barry en sloeg met zijn vuist op de tafel, dat zullen we hebben. Hij scheen er zich niet veel van aan te trekken, dat het hier evenzeer een zandin-de-oogen-strooierij gold, en werkte enthousiast het plan verder uit. Zijn eerzucht | |
[pagina 17]
| |
en zijn ijdelheid waren beiden gewekt, en hij twijfelde er niet aan, of zijn intuïtie zou blijken in staat te zijn de routine van Garlick te vervangen. Het plan werd voorgelegd aan de directie, die het goedkeurde; Garlick had veel bezwaren, die ten slotte allen werden overwonnen, alleen was hij er niet toe te bewegen den tijger in de kooi te laten; met den leeuw was het een ander geval, die was nog wel raisonnabel, maar de tijger had het oog van den meester noodig. En ofschoon Barry in zijn overmoed protesteerde, de directie gaf natuurlijk Garlick gelijk. In de couranten en op de groote aanplakbiljetten werd vermeld, dat Garlick de som van duizend gulden had gedeponeerd, voor dengene, die één avond, inplaats van hem met de happy family durfde optreden. En iets later werd aangekondigd, dat Barry zich had aangemeld, om het waagstuk te bestaan. | |
[pagina 18]
| |
De verbazing was algemeen. Barry, de clown? En men dacht, dat Barry wel in stilte met Garlick zou hebben geoefend. Maar bij hoog en laag werd verzekerd, dat dit het geval niet was; Barry zou even onvoorbereid de kooi binnengaan, als de eerste de beste uit het publiek dit zou hebben gedaan. Den avond, waarop het feit zou plaats hebben, was het circus op alle rangen gevuld. De belangstelling was groot, en vol verwachting verbeidde het publiek het oogenblik, waarop de groote kooi in de arena zou worden opgebouwd. Toen de stalmeesters het ijzeren gevaarte in elkander hadden geschroefd, trad Garlick in het midden daarvan, en deed aan de toeschouwers mededeeling, dat dezen avond, in plaats van hem, Barry met de happy family optreden zou, waarna hij zich met | |
[pagina 19]
| |
een buiging verwijderde. Zijn woorden werden met handgeklap ontvangen, en het publiek fluisterde, dat er zeker een grap te wachten was, omdat juist de clown zich voor de concurrentie had opgegeven . . . . Het begin was hetzelfde als elken avond. Hok na hok werd voor de opening van de groote kooi gereden, en, nadat de tralies verwijderd waren, wandelden de leden van de happy family in geregelde orde één voor één naar binnen. De gnoe, met zijn bokkig gebogen kop en zijwaarts uitglurende, boosaardige kleine oogen, stapte, gedecideerd zijn gespleten hoeven in het zaagmeel drukkend, rond; de anoa, met zijn dik-onhandige bewegingen als van een jongen hond, ontliep zijn hok op een stijf huppeldrafje; de kameel volgde, met zijn langzamen, wiegelenden telgang; brutaal | |
[pagina 20]
| |
buitelde Funny Fanny, de aap, tusschen de grootere dieren door, en ging, met een breeden grijns, den olifant, bij een zijner ooren tevoorschijn halen. Kiang, de wilde ezel van Thibet, sprong met zijn vriend den zebra de manege binnen, en dartel sloegen zij de achterbeenen in de lucht, als waren zij blijde, zich weder eens te kunnen bewegen. Majestueus deed de leeuw eenige schreden, en bleef dan onbeweeglijk staan; hij was blind; door het voortdurend staren in den schrilwitten schijn van de electrische reflectors had hij het licht uit zijn oogen verloren; een doffe doezeligheid had hem sedert bevangen, en hij bewoog zich alleen nog maar op bevel. Met lange, sluipsche passen gleed de roodgele vos naar binnen, en ten slotte kwam, als tiende, het vreemde dier, de vedo, wiens geheele lichaam met wollig, grijswit krul- | |
[pagina 21]
| |
lend haar was bedekt, waaruit zonderling-ijl de dunne pooten staken, en het gladbehaarde, paardekopachtige hoofd zonder manen. De ‘happy family’ was voltallig; rustig wachtten de dieren op het teeken van hun temmer, dat de voorstelling zou beginnen. Maar in plaats van Garlick's bekende figuur in het blauwe, met bont afgezette costuum, tuimelde een kleurige gestalte naar binnen, die hen, met een ruisching van schrik, naar de wanden van de kooi deed stuiven. Een gedaante, gekleed in een, met glinsterende pailletten overdekt, wijd clownspak, die schelle geluiden uiistiet, en een verbijsterende reeks van salti mortales op den bodem uitvoerde. Het publiek, geneigd om alles als een grap te beschouwen, barstte in een schaterenden lach uit, die zich golvend voort-plantte door de donkere rijen. | |
[pagina 22]
| |
De clown had een ‘extravaganza’ van zich gemaakt, met een gezicht aan vooren achterkant, en met zijn snelle onberekenbare bewegingen, zijn rond-draaien, en zijn duikelen, was het werkelijk bijna niet na te gaan, welk van de twee zijn ‘echte’ gezicht voorstelde. Van zijn, met zijn clownsstem uitgeschreeuwde bevelen verstonden de dieren niets; zij gaven er tenminste geen gevolg aan, en bleven zich aandringen tegen de tralies. Maar de blinde leeuw, onrustig geworden door het ongewone, dat hij om zich heen voelde, stond niet langer roerloos in het midden van de kooi; instinctmatig op het geluid, dat hij hoorde, afgaande, begon hij zich te bewegen in de richting van Barry, en deze, hoewel hij wist, dat de leeuw hem niet kon zien, begon zich wel eenigszins geïntimideerd te gevoelen, omdat de groote vorm hem overal | |
[pagina 23]
| |
vogde, waar hij ging, en pertinent weigerde aan het bevel: down! te gehoorzamen. De andere dieren kwamen nieuwsgierig naderbij; zij volgden den leeuw, in diens rondte, zooals zij dat gewend waren; en Funny Fanny, de aap, bracht den olifant naar zijn orgel, en deze greep aanstonds den zwengel, en begon geduldig te spelen. Buiten de kooi stonden Garlick, en de directeur, en andere artisten, en de stalmeesters te lachen; en het publiek had zich bij geen enkele clownsvoorstelling nog ooit zóó goed geamuseerd. Wie zich het minste prettig gevoelde, was Barry zelf, hij zag de anders zoo dociele dieren absoluut ongezeggelijk, en hij wist niet, hoe hij er meester over zou moeten worden. Hij had zich verbeeld, gezellig en gemakkelijk met hen te kunnen werken; zij waren immers al gedresseerd; hij wist, dat men goed doet, aan ongeciviliseerde | |
[pagina 24]
| |
beesten nooit den rug toe te keeren, en daarom was hij op de lumineuse gedachte van de twee gezichten gekomen, maar hij had het troepje meer verschrikt, dan hun ontzag ingeboezemd. Daar had de leeuw hem bereikt, een zware klauw werd even uitgestrekt, en hij lag al op den grond, terwijl de leeuw, in dof-goedige belangstelling, hem om en om door het zaagmeel begon te rollen, hetgeen een onbeschrijflijk comisch effect maakte, omdat het scheen, alsof de leeuw trachtte te ontdekken, welk van de twee gezichten het eigenlijk echte was. Een storm van gelach vlaagde door de toeschouwers heen: de menschen riepen, schaterden, stampten met hun stokken; en de overige dieren, opgewonden rakend door het algemeen rumoer, begonnen zich ook met de zaak te bemoeien; zoodra Barry een poging deed, om op te staan, kwam | |
[pagina 25]
| |
de gnoe met zijn breeden kop, en deed hem met een enkelen duw weer terugtuimelen; en de kleine anoa, die spelen wilde, duwde zijn harig lijf tegen hem aan, en de aap plukte aan zijn glinsterende pailletten, en de vedo, en de kameel, en de wilde ezel, en de zebra, en de vos drongen zich in een drom om hem heen; overal zag hij vreemde koppen, en groote oogen, en deinende lichamen, en hij raakte verbijsterd, terwijl de wijs, door den olifant gedraaid, hem in de ooren dreunde, en de leeuw hem om en om bleef rollen in onuitputtelijk geduld. En het publiek, dat de gedragingen van hem en de happy family voor een opzettelijke voorstelling hield, deed de hooge ruimte daveren van het donderend applaus, en de dieren, al wilder geworden, sprongen en draafden door elkaar, totdat Garlick, die medelijden met Barry | |
[pagina 26]
| |
begon te krijgen, in de kooi stapte, en hem weer overeind zette, met een krachtigen greep, en hem, nog steeds hem vasthoudend, naar buiten geleidde. En de arme Barry, overduizeld, verward, kwam eerst weer wat tot zichzelven, toen de directeur hem lachend naderde, en hem toevoegde, met een schertsenden klop op den schouder: - Je weddenschap heb je verloren, maar 't publiek heeft zich schitterend vermaakt; je hebt je zelf ‘overclowned’, en 'n extragratificatie heb je dubbel en dwars verdiend! . . . . |
|