Zijden en keerzijden. Deel 12. Câline
(1920)–Jeanne Reyneke van Stuwe–Tiende hoofdstuk.I.- Is er nog niemand anders? vroeg Joan, toen hij Câline's salon betrad. Dat doet me genoegen... - Mij ook, antwoordde zij, nu kunnen we nog gezellig wat praten... en zij beantwoordde zijn hartelijk-krachtigen handdruk op dezelfde wijze. Kom hier zitten... Zij wees hem een plaats op de breede, gemakkelijke Chesterfield-canapé naast zich. Joan zonk er diep in neer, en behagelijk strekte hij zich in een der hoeken uit. De zomer was voorbij. En in den herfst hadden zij elkander weer ontmoet, en onmiddellijk hervonden zij den ouden, aangenamen, vriendschappelijken toon. Zij zagen elkaar veel, in ongedwongen omgang, en zij begonnen elkaar voortdurend onmisbaarder te worden. Joan scheen te gaan begrijpen, dat er iets schoons ook in vriendschap kan zijn, en Câline, als om de goede, rustige sympathie, die hen verbond, beter te beveiligen, zeide hem, dat hij haar als een ‘zuster’ beschouwen moest, en Joan hield ervan, haar goedig plagend ‘zuster Câline’ te noemen, terwijl hij zich allerlei privileges | |
[pagina 200]
| |
toekende, onder het voorwendsel immers haar broer te zijn. Maar als hij er mede schertste, werd Câline ernstig, en zij vertelde hem van haar eigen broer, die het zoo triest vond, om niemand, die hem in den bloede bestond, ooit in zijn nabijheid te hebben... maar dat zij het niet wilde, met hem in hetzelfde land te wonen, uit vrees, dat het zijn carrière schaden mocht. Haar lippen waren zóo smartelijk vertrokken, terwijl zij dit zei, dat Joan een steek van pijn door zich heen voelde gaan. Hij trachtte zoo heftig te vergeten, en in den laatsten tijd, nu hij niet kon bespeuren, dat Câline aan den een of ander de voorkeur gaf, was hij ook gelukkiger zich gaan voelen. Maar het ergste kwetste het hem, als zij zèlve zinspelingen maakte, op wat zij, helaas, toch was... Zij vertelde hem, hoe zij haar broer had ontmoet. Het was geweest aan het doodsbed van den man, die voor de wereld doorging als hun vader. Altijd had zij gewild eens naar hem toe te gaan, hem, dien zij nooit had gezien, van aangezicht tot aangezicht haar haat en haar verachting te zeggen, hem de verwijten te doen, die haar al zoo lang op de ziel hadden gebrand, hem te beschuldigen van den dood van haar vader en moeder en van wat er van háar was geworden... Maar dat melodramatisch tooneel is hem bespaard gebleven, had zij met een triest lachje tot Joan gezegd, men doet zulke dingen gewoonlijk niet, al neemt men ze zich ook nog zoo zeker voor... Ik was er zoo aan gewend geraakt, dat hij aldoor maar bleef leven, leven... dat ik 't haast niet begrijpen kon, toen ik opeens 't bericht van z'n overlijden ontving. Toen ben ik naar Brussel gegaan om m'n broer weer eens te spreken... 't Was zoo'n vreemde gewaarwording onder 't dak te zijn van de man voor wiens kinderen we doorgingen... 'n zwoele benauwenis hing op me en 't zelfde voelde m'n broer. De arme jongen... hij zag er zoo slecht uit, vond ik, zoo mager en zoo down, als iemand die 'n diep verdriet verbergt. Hij heeft me toevertrouwd, dat hij 'n heel droevige levensondervinding had gehad, die hij nog maar steeds niet te boven kon komen... Alles daarvan had hij haar niet kunnen, niet willen vertellen,Ga naar voetnoot1) maar zij had genoeg geraden, om innig, innig medelijden met hem te hebben. ‘Arme, arme jongen... zijn eenzaamheid drukte hem neer... En toch, zei hij, | |
[pagina 201]
| |
had het hem goed gedaan, weer eens met mij te hebben gesproken. Dat heeft me op 't denkbeeld gebracht, om met hem te correspondeeren, en 'n paar maanden lang schreef ik hem geregeld elke dag. Dat gaf hem afleiding, 't bracht z'n gedachten op andere onderwerpen... en hij lijkt me nu kalmer... berustender, dan 'n poos geleden... Ook de zorg voor de erfenis van die Heeze van Wermeloo gaf hem veel beslommeringen, want, o, stel je zóo iets verschrikkelijks voor, wij erfden wettelijk van hem. Zooveel mogelijk had hij legaten gemaakt en met de warme hand sommen weg-gegeven, maar wat er overbleef, wás voor ons. En dat geld is allemaal naar liefdadige instellingen gegaan; mijn broer heeft dat alles in orde gemaakt...’ En zij vertelde hem, hoe zij op haar villa'tje te Deauville logées had gehad, telkens voor veertien dagen een ander herstellend meisje; hij was de eenige, wien zij vrijwillig iets van haar philantropie toevertrouwde... En tot haar blijdschap was hij er dadelijk belangstellend in mede-gegaan, en had met zijn gewone gulle goedhartigheid, fondsen te harer beschikking gesteld. Hij had een pooslang verblijf gehouden in Hofland, lang genoeg, zeide hij tegen Câline, om er voor goed genoeg van te krijgen. Als je 't vrije, onconventioneele Indië gewoon ben geweest en daarna 'n tijd hebt geleefd in 'n wereldstad, dan kàn je niet meer wennen aan de kleingeestige bekrompenheid van Holland, waar de een altijd de ander becritiseert, waar A. precies op de hoogte is van wat B. uitvoert, hoe die zijn dag verdeelt, hoeveel hij verdient, hoe hij omgaat met zijn vrouw; waar 'n beetje excentneke kleeding al voldoende is, om iemand te boycotten, waar 'n degelijk spionnenstelsel schijnt ingericht te wezen, ofschoon... veelal de renseignements zoo valsch zijn, dat de betrokken persoon zich uit de gegeven beschrijving niet zou herkennen... In 'n stad als Parijs kan je 'n menschelijk leven leiden, zonder je voortdurend te stooten aan wan-begrip, engheid, tot 'n dogma verworden conventie... - Ja, als eenmaal onder de charme van Parijs ben gekomen, dan kan je nergens anders meer gelukkig zijn, had Câline gezegd, zeer verblijd Joan zóó te hooren spreken, omdat zij daardoor de zekerheid had gekregen, dat zij hem nooit zou verliezen als vriend. Want hij vertelde haar, hoe vervreemd hij zich had gevoeld van zijn eigen land en van | |
[pagina 202]
| |
de menschen, die hun onverschilligheid niet verbloemden, en hoe hij zonder eenigen spijt van Holland had afscheid genomen. De inrichting van zijn appartement in de Rue de Milan, welke straat hij gekozen had om dichter bij Câline te wonen, had henbeiden langen tijd bezig gehouden, en was hun een alleraangenaamst tijdverdrijf geweest. Joan voelde geen landerige verveeldheid meer: het was hem of hij een tehuis had gevonden, waarin hij zijn verder leven rustig uitleven kon. Câline's blonde, stralende schoonheid werd vanavond nog gerehausseerd door een toilet van soleil brûlant crêpe de soie. Joan zat naar haar te staren door zijn half-gesloten oogen, het naar haar zien was hem altijd een intens aesthetisch genot. Zij was zoo wèl-geëvenredigd gracieus, haar bewegingen waren steeds met elkander in harmonie, en het wonder gebeurde bij haar, dat zij bruusk kon wezen, opgewonden, vol drift, zonder ooit onbevallig te zijn. Als hij zoo naar haar keek, voelde Câline een warme onrust door haar leden gaan, haar wangen begonnen te gloeien, en zij ging radder spreken in een overvloed van woorden, om haar vrees weer meester te worden. Het wás een angst, die haar dan beving, maar een zoo heerlijke, dat zij deze oogenblikken gretig vasthield in haar herinnering, om ze zich telkens en telkens weer voor den geest te kunnen brengen. En Joan zelf werd het eiken dag sterker gewaar, dat Câline en hij bij elkander behoorden, en hij geloofde het alleen maar een kwestie van tijd, dat zij het óok zou ontdekken... Câline zocht op een marmeren tafeltje tusschen de bibelots, en nam een kristallen, vreemd-driehoekig geslepen flacon in de hand, waarin Joan een vloeistof zag als van gesmolten barnsteen. - Ruik eens, riep ze vroolijk, la dernière création de Gabilla: de tango-parfum. Hij rook den sterk-zwoelen geur: - Dat is wel echt ‘tango’, zei hij, en gebruik je die odeur altijd? - Alleen maar voor vanavond. Altijd dezelfde odeur gebruiken? O, neen! dat zou ik niet kunnen. Ben je dat niet met me eens? De eene dag voel je je gestemd voor 'n onschuldig geurtje, un rien d'honnête lavande, of voor de landelijke eenvoud van sweet pea, voor de lente-frischheid van trèfle quatre feuilles of voor 'n paar druppels | |
[pagina 203]
| |
violette ambrée... en dan weer verlang je 'n weelderiger parfum: La Corrida, of Grégoria, of Ixora, of de overzoete ‘parfum inconnu’ van Houbigant... Bij mij wisselt m'n odeur met m'n caprice, ja, je zou de staat van m'n humeur bijna kunnen opmaken uit de soort van parfum, die ik gebruik. Sommige geuren zijn ‘teeder’, andere ‘hartstochtelijk’, de eene is virginaal, die andere zinnelijk-zwoel... en daarom meen ik 't absoluut, als ik zeg, dat je de eene dag voor 'n heel ander parfum gestemd, ben, dan weer 'n volgende dag... O, neen, niet altijd dezelfde geur! hóe individueel van oorsprong ook, wordt die ten slotte toch iets onpersoonlijks en karakteriseert je niet meer. 'n Vrouw, die altijd dezelfde odeur gebruikt, is feitelijk niets dan une femme parfumée... - En 'n vrouw, wier parfum voortdurend wisselt? vroeg Joan, die geamuseerd luisterde. - O! dat is une femme odoriférante. Hij lachte. - Ik heb wel eens 'n voorstel gekregen van 'n parfumeur, om voor mij-alleen 'n parfum te vervaardigen, ‘parfum Câline’, dat klinkt wel aardig, hè? maar ik heb 't niet gewild. Wél heb ik er me soms dagen lang mee vermaakt, om mélanges samen te stellen; dat is 'n alleraardigst werkje en je komt soms tot de meest curieuse en verrassende resultaten. Bloemen-geuren laten zich altijd heel goed vermengen, bijvoorbeeld: rozen, iris, lelietjes van dalen; of seringen, new mown hay, acacia en reseda; of jasmijn, oranjebloesem en tuberoos, - dát wordt overigens 'n wel wat te sterke, bedwelmende geur, maar eigenaardig en aangenaam is: heliotrope en geranium. Alleen met verveine heb ik geen combinatie kunnen vinden; verveine heeft zoo'n likeurachtige... smaak, had ik bijna gezegd; dat is dan ook zeker de reden, waarom sommige mannen er zooveel van houden!... 'n Poosje lang ben ik trouw geweest aan 'n vermenging van Kassya, Divinia en Ambre Royal, en daartoe keer ik nu nog dikwijls terug, maar vanavond is 't de tango-parfum... de Bienfilâtres komen, die zullen voor ons dansen. - En prefereer je bepaald de Fransche parfums? - In elk geval de Fransche, zei Câline beslist. De Duitsche, hoe goed ook bedoeld, hebben altijd iets... burgerlijks, ze zijn werkelijk van 't zelfde genre als de | |
[pagina 204]
| |
Duitsche platen en de Duitsche galanterieën; de Engelsche zijn zuiver en delicaat, - maar hebben iets aristocratisch-koels; als je wilt weten, wat ik bedoel, moet je bijvoorbeeld eens vergelijken de lelietjes van dalen van Liberty met die van de Weensche parfumeur Motsch en met de ‘extramuguet’ van Violet. De Fransche parfumeurs zijn doorgedrongen in 't geheim van de ware welriekendheid, ze geven aan hun odeurs distinctie en charme, 'n cachet van bizonderheid en verfijning; de Fransche parfums, - natuurlijk dan die van de goede huizen! hebben altijd, al zou je de soort van geur ook niet verkiezen, 'n precieus aroma, dat niet hinderlijk is, niet oppressief, dat je niet verveelt of benauwt, en dat, - kenmerk van de volmaaktheid der samenstelling! bij 't allengs vervluchtigen steeds geurig blijft. 'n Bewijs voor de waarheid van wat ik zeg, is wel, dat ik eens 'n Engelsche, in eerlijk enthousiasme voor de Fransche odeurs deze door haar heb hooren noemen: ‘a real dream of perfumery’. 't Was Teddy Wilson, die soms met Harry Pileer danst, de partner van Gaby Deslys; ze werd eens op een avond mee-gebracht door de Bienfilâtres. - De nieuwe ‘zusters’ schijnen heel goed met elkaar overweg te kunnen? - O, ja. Ik heb laatst Viviane ontmoet, die is getrouwd, maar... - Maar? - Of dat wel van lange duur wezen zal... O, we waren er al bang voor, en zijzelf, 't arme kind... - 't Arme kind? Câline kreeg een kleur. - Ach ja, zoo'n volbloed Parisiennetje kán 't natuurlijk niet uithouden in de eenzaamheid van zoo'n landelijk kasteel... Zij beiden wisten, dat zij iets anders zeide, dan zij bedoelde... Maar Joan wilde de prettige stemming niet verstoren, snel gleed hij over de even pijnlijke gedachte heen. - Ja, de tango, zei hij. Wil je wel gelooven, ik heb nooit veel om dansen gegeven... ik heb er me nooit in geoefend, - maar de tango doet me dat soms betreuren. - Als dat waar is, waarom zou je 'm dan niet leeren? Je hebt 'n heel goed gehoor voor muziek, en dat is 't eerste vereischte. - 't Eerste vereischte misschien, maar niet 't eenige. Dat begrijp ik nu wel, dat ik op mijn jaren me niet meer belachelijk moet maken. Verbeeld je toch, zoo'n dans, waar | |
[pagina 205]
| |
alles aankomt op lichtheid en gratie, op lenige, soupele charme neen, ik zal me maar met de tango als Schautanz vergenoegen. Ik mag graag vrouwen zien dansen, want niets eigent zich beter voor de vrije rhythmische beweging, dan 't bekoorlijke, elegante, elastisch-geëlanceerde figuur van 'n vrouw. Mannen als beroepsdansers te zien, staat me altijd 'n beetje tegen, ik denk dan: hebben jullie ter wereld nu werkelijk niets beters te doen? - Net iets voor jou, lachte Câline. - En de mannen krijgen toch meest hun roem, door de meisjes, met wie ze dansen. Daar heb je bijvoorbeeld Maurice, die met Florence Walton danst. Ze worden de beste dansers van de wereld genoemd; maar... vroeger heette Maurice ‘Morris’, en danste hij met 'n bleek, anemisch schepseltje, Lona, als ik me goed herinner; en niemand lette op hem. Nu, door de bloeiende, beeldmooie Florence is hij ‘wereldberoemd’ geworden.. - Ik kan me niet begrijpen, zei Câline, waarom de tango zoo ‘onzedelijk’ wordt genoemd. Ja, misschien is hij dat voor menschen, die ook aanstoot nemen aan de Discus-werper en andere klassieke beelden. De tango heeft óok iets klassieks door z'n rust van 't rhythme en z'n plastische standen. Ja, iedere zaak heeft natuurlijk twee kanten. De tango kan 'n verrukkende bekoring hebben en... hij kan door zijn woeste gemeenheid 'n walgelijke Apachen-dans worden. Maar dat kan de wals even goed, denk maar aan de Valse brutale en de Valse excentrique en de Valse chaloupée... Op het portaal hoorden zij gerucht van lachende stemmen, en na elkander traden de verwachte gasten binnen, waaronder Volker, Bernin, Gerlache, Martinique, Lorraine en Gilberte en de demoiselles de Bienfilâtre, die dezen avond sprekend op elkaar geleken, doordat zij zich beiden het haar hardrood hadden laten verven, en precies dezelfde costuumpjes droegen van tangoblauwe, flard-dunne zijde, met drie over elkaar vallende paniers. Gentillette was met een wit rococo-kopje verschenen, dat haar ‘schattig’ stond. - Ingénieuse trouvaille, zei Bernin, dat verven van de haren; nu veranderen ze niet meer met de jaren, maar met de uren. Cheveux du matin, couleur de rose; cheveux du midi couleur du thé; cheveux du soir couleur d'amethyste ou selon la robe; inderdaad, die ‘cheveux assortis’ lijken | |
[pagina 206]
| |
me 'n bezuiniging op 't kleed-budget; er is geen sprake meer van, dat een 'n paar maal gedragen costuum wordt afgedankt, omdat het ‘niet goed bij me kleurt’, men nuanceert 't kapsel wat anders, et voilà! Er zijn geen te lichte kleuren meer, er zijn geen te donkere kleuren meer, is dat geen vooruitgang, is dat geen gemak? - Verlaine had geen ongelijk, toen hij schreef: Tes cheveux bleus aux dessous roux! - En Baudelaire ook niet met zijn: Cheveux bleus... vous me rendez l'azur du ciel! - En de schilders, plaagde Volker Martinique, kunnen nu ook hun fantasie de vrije teugel laten. 'n Vrouwen-portret met haren lie-de-vin is op 't oogenblik niets onnatuurlijks meer. - En evenmin 'n grootmama met goudblonde lokken... De correcte knecht, in zijn beigekleurige livrei, en het knappe kamermeisje dienden ververschingen rond, aigrettes à l'anchois en andere delicatessen, en witten wijn. Het rustig aspect van de kamer was geheel veranderd; overal zaten spraakzame groepjes en paren. Achter den vleugel hadden de pianist en de vioolspeler plaats genomen; de laatste stemde zijn viool, terwijl de pianist de a aansloeg. De demoiselles de Bienfilâtre, die om het hoofd een bandeau droegen met een reusachtige witte aigrette, bevestigd door een fonkelenden steen, deden bij elk gebaar de pluimen buigen, alsof deze door den wind bewogen werden. Zij wuifden zich koelte toe met haar kleine, eigenaardige waaiers, die aan de eene zijde rood waren, aan den anderen kant blauw. Aan de witte handen droegen zij zilveren pink-ringen met een ovaal-vormig geslepen turkoois matrix bezet. Lalie, in een fou rire, moest even het verhaal doen van een ondervinding, die zij den vorigen avond had gehad. Het was bij Gilberte. Daar zag zij, geleund tegen het donkerblauwe gordijn van een der ramen, een jongmensch staan, een ideaal jongmensch. Zijn gezicht was kalm, knap, regelmatig van trekken, en glad-geschoren. Zijn blonde haar was keurig gekapt en glansde van de brillantine. En zijn handen... schenen een poëem van blanke fijnheid met hun lenige polsen en slanke vingers... Hij was onberispelijk gekleed in rok, wit vest, hooge boord, witte das, een anjer in het knoopsgat. En hij had 'n waas van melancholie over zich, dat me onweerstaanbaar aantrok. Gilberte zag me kijken; en ze weet, dat ik niet de vrouw er naar ben, om | |
[pagina 207]
| |
me alleen maar tevreden te stellen met une contemplation de beaux yeux... Gauw kwam ze naar me toe en waarschuwde me: Weet je wel, wie dat is? De beroemde bokser, de kampioen, Georges Carpentier. 't Is duidelijk, dat die mededeeling m'n belangstelling in hem niet verminderde... Vooral door die wonderlijke tegenstelling van z'n jongens-achtige, ranke uiterlijk en z'n klaarblijkelijke kracht. Maar Gilberte trad als zijn beschermster op; alle excessen zijn hem verboden, zei ze, en dat maakt hem soms wel zwaarmoedig; ik noodig hem dan bij me, om hem wat afleiding te geven. Ik vroeg, of ze hem soms homoeopatisch behandelde, maar toen werd ze boos, nietwaar, Gilberte? - Phff! zei Gilberte, 'n jongen van negentien jaar! Maar zij voelde het zelf, hoe haar oogen glinsterden, en snel begon zij te vertellen, om de aandacht van zichzelve af te wenden: - In minder dan twee jaar tijd heeft hij getriomfeerd over de kampioenen van licht gewicht, gemiddeld gewicht en half-zwaar gewicht; toen ging hij een match aan met Bombardier Wells, de Europeesche kampioen zwaar gewicht. O, 't was prachtig... nooit heb ik zóóiets gezien... en honderden, duizenden genoten met mij dat spectacle émouvant; Carpentier was kleiner, jonger, tengerder dan de groote Engelschman, maar z'n snelheid van aanval, z'n sang-froid, le merveilleux équilibre de ses forces, maakten, dat de korte, hevige strijd van 'n ontroerende spanning was, dat je de snelle ademhaling van 't doodstil publiek kon hooren. De twee eerste ronden waren in 't voordeel van Wells; Carpentier was ruw in 't gezicht gewond, maar hij verdedigde zich nog hartstochtelijk tegen z'n tegenstander, wiens brute kracht haast overweldigend scheen... Maar in de derde ronde veranderde plotseling 't aanzien van de strijd. Carpentier verliet z'n defensieve houding, hij stuurde een heele serie van bliksemsnelle ‘directs’ op z'n aanvaller af, totdat deze neersloeg, gefoudroyeerd, - en met z'n beide schouders 't platform raakte. De geestdrift was onbeschrijflijk; 't heele publiek applaudisseerde razend en juichte z'n favori toe, en 't orkest speelde de Marseillaise... Meegesleept door haar herinnering aan het onvergetelijk tooneel, keek Gilberte met vochtige oogen voor zich uit. Toen herstelde zij zich, en voegde er nog bij: - Hij is mijnwerker geweest, maar je zou 't niet willen | |
[pagina 208]
| |
gelooven, met zóó'n distinctie draagt hij de frac impeccable... Gerlache zag haar aan met een dringend-wantrouwenden blik, zij glimlachte hem toe en zij fluisterden even samen. - O, riep Gentillette, weet je, wat men mij heeft verteld? dat de tango uit de mode zou gaan! - Dat is ook zoo, zei Bernin lachend, en haalde een papier uit zijn portefeuille; heeren en dames: le tango n'est plus chic! Dat wordt door de futuristen gedecreteerd; ik heb hier 'n manifest van Marinetti, dat ik jullie voor de aardigheid voorlezen zal. A BAS LE TANGO | |
[pagina 209]
| |
tangages à vomir! Tangos, lentes et patientes funérailles du sexe mort! Il s'agit bien de religion, de morale et de pruderie! Ces trois mots n'ont aucun sens pour nous, mais c'est au nom de la Santé, de la Force, de la Volonté et de la Virilité que nous conspuons le tango et ses énervements passéistes! Er gingen kreten van verontwaardiging op, toen Bernin de lezing van het manifest had geëindigd. - Wat 'n barbaren! - Alsof de tango ooit weer verdrongen kan worden! - De tango is de eerste dans, die de geheel vrije beweging van 't lichaam toelaat. Hij wordt gedanst, terwijl men zich overgeeft aan de muziek, en zich daardoor laat leiden; daarom kan de tango feitelijk alleen geleerd worden door menschen met 'n muzikaal gehoor. Je ziet soms wel menschen 'n soort van tango-achtige bewegingen maken, maar dat is natuurlijk 't ware niet, en doet de kwade roep van de dans ontstaan. - Ja, zei Bernin, du sublime au ridicule, il n'y aqu'un... step. - De muziek van de tango kwam 't eerst naar Europa over en daarop werd te Parijs de dans ontworpen. Zoodra 'n Parijsch danserspaar de tango op muziek had uitgevoerd, was de nieuwe dans gecreëerd. Ze praten dan ook wel van tango argentin, tango brésilien, maar in dit geval kan je alleen spreken van: tango parisien zei Gerlache. - O, als je de tango vergelijkt bij de vroegere dansen... dat waren geen dansen, 't leken wel gymnastische oefeningen. Dat vaste, deunende rhythme, hoe agaceerde dat door z'n monotonie! De mazurka, de wals waren dan ook door de eerste de beste, door iedereen te leeren. - Spreek geen kwaad van de wals, zei Gilberte, laat eens de Valse des Ombres spelen, Câline. De wals is 'n oude liefde van mij... | |
[pagina 210]
| |
- La grrrande valse! riep Gerlache, de manier van den annonceur des danses in den Moulin de la Galette imiteerend, en de pianist speelde de melodie van Ségo: ![]() Quand son - ne mi-
![]() nuit Que s'é - teint le bruit A - lors que Pa - ris som-
![]() meil - le Par - tout on peut voir Sur - gir dans le noir Les
![]() va - gues om - bres du soir - Sous le ciel ils dé - am-
![]() bu - lent A - pa - ches et mi - sé reux-
![]() Fil - les vi - veurs noc - tam - bu - les Chan - tent dans
![]() les coins om - breux -. La val - se des om - bres
![]() De mi - nuit - Qui vont dans la pé nom . bre
![]() Com-me des oi-seaux de nuit - Loin de la foule im - por-
| |
[pagina 211]
| |
![]() tu - ne Loin du bruit La val - se des om-
![]() bres De la nuit - Sous la lu - - ne-.
Gilberte neuriede het refrein mee, en zong zachtjes verder: Et leurs corps liés par la lutte
Dans l'ombre semblent danser.
Lalie knipoogde tegen haar bij het woord ‘lutte’; toen kwam zij opeens op een andere gedachte: - Vrienden, ik weet 'n nieuwtje: 't is weer ‘uìt’ tusschen Gaby Belisle en haar fiancé. - Was de liaison 'n caprice van hem of van háar? - Van háar, zij schijnt 'n zwak te hebben voor oudere mannen... - Zij weet ook wel, dat 'n caprice n'a de dignité qu'avec un homme d'un certain âge. Zij stieten elkander aan met snelle oogblikken op Joan, maar deze hield zich alsof hij niets had verstaan. Met een onbewogen gezicht ging hij door op het zooeven verlaten onderwerp van gesprek: - 'n Voordeel van de tango-muziek lijkt me, dat men er niets anders op dansen kan. Dat is 't geval met de muziek van de meeste nieuweda dasen. -Neen, zei Gerlache, de onestep en de twostep kunnen heel goed op de wijs van de Très Moutarde worden gedanst. Voor de onestep wordt de melodie alleen in iets vlugger tempo gespeeld dan voor de twostep.
![]() Cecil Macklin. | |
[pagina 212]
| |
![]() En terwijl de melodie der Très Moutarde even door den pianist werd aangegeven, verduidelijkte hij zijn bedoeling door eenige passen te maken. - Niets haalt toch bij de muziek van de tango, zei Bouche-vermeille dwepend. Die is hemelsch, meesleepend... Je voelt je opgenomen worden door 'n vloed van tintelende tonen... o, dat plotselinge overgaan van 't thema van majeur weer in mineur... o, die klanken... nu smachtend, dan koortsig-jagend, nu kort-afgebroken, dan rhythmisch in elkander overglijdend... De tango-muziek is glanzend gecomponeerd!... - Dat is waar, zei Gerlache, de tango-muziek is van 'n volmaakte spontaneïteit; componisten, als bijvoorbeeld Sarablo, Villoldo, hebben ons onberispelijke en onvergelijkelijke dansmuziek gegeven, suggereerend en volmaakt van rhythme. - De dans, zei Bernin, is ook geen passen-makerij, maar 'n gevoelskwestie. - Daarom, fluisterde Lalie achter haar waaier, daarom dansen vrouwen zonder... ondervinding zoo slecht. - El tango, zei Câline, hoe vleiend, hoe week klinkt dat woord, hoe muzikaal... Met zachte stem zong zij het refrein van Leducq's Tango de la Butte: ![]() Au chant très doux d'une mu - sique Dans un dé-
![]() cor presque fé - e rique E - blou - is - sant de lu-mière é - lec-
![]() trique Tous les dan - seurs Vont glis - sant tour à
| |
[pagina 213]
| |
![]() tour E-treints par la trou - blan - te danse O - bé - is-
![]() sant à la ca - dence, gri - sés, pa - més, ils vont et cha - cun
![]() pen - se Le tan - go c'est l'a mour.
- Morgen aan morgen liet ik hier de kamer ruim maken, en dan oefende ik mij... soms uren... Nooit heb ik zóo volkomen van 'n dans genoten... O, ik kan me begrijpen, dat deze muziek met die glijdende, streelende, zinnelijkbekorende klanken de gemoederen van de wilde cowboys en gaucho's van Zuid-Amerika in zoo'n geweldige opwinding bracht, dat je leest, hoe de herberg, waar juist in hartstochtelijke overgegevenheid was gedanst, plotseling 'n tooneel van woeste strijd werd, waar 't roode bloed stroomde, en waar dolk en pistool gehanteerd werden door handen, die nog zoo even Aragon's Habanera el irresistible aan violen en guitaren ontlokten!... Haar oogen schitterden, en Joan sloot een plotseling heet geworden hand om haar pols, en smeekte fluisterend: - Dans, dans straks voor mij, Câline. Zij beloofde het hem, met een vage verbazing om de uitdrukking van zijn gezicht. En Joan leunde terug in de canapé, met een onrustige klopping in zijn borst en armen. Hij wist niet, wat hem opeens zoo sterk bezielde, hij voelde, dat het verlangen Câline te zien dansen hem geheel beheerschte. Hij trachtte te luisteren naar het gesprek, dat nog steeds over dansen liep, maar het was of de stemmen van heel ver tot hem kwamen en of hij zijn geheele omgeving zag door een waas. - De Pas du Dindon, de Turkey Trot, is uit Amerika naar Frankrijk overgebracht, en is 't eerst gedanst in de Revue Marigny. - O, zeg, hebben jullie die gezellige schilderij gezien van Guillaume's tango-dansende paren? - Ik heb de maxixe brésilienne zien dansen door Arlette Dorgère met Duque in 't Dancing Palace van 't Luna-park. | |
[pagina 214]
| |
Duque heeft deze dans gecreëerd, en zegt, dat hij gracieuser is en meer verscheidenheid geeft dan de tango. En bovendien ten hoogste decent is, zoodat hij zelfs aan de vreesachtigste menschen niet de aanstoot van de tango kan geven. - De muziek van de maxixe heeft 'n rhythme extrêmement rare et prenant. 't Tempo is sneller dan van de tango; de eigenlijke ‘step’ ervan is 'n verlengde polka-pas, absoluut glijdend, en in elk geval eischt de maxixe beaucoup d'élégance. - De maxixe houdt zoowat 't midden tusschen de tango en de pas de Tours. - 't Bezwaar, dat ik tegen de tango heb, is, dat hij te moeilijk is, om ooit zoo populair te worden als bijvoorbeeld de wals. Er is te veel bij te ‘onthouden’. - O, maar als je van moeilijk spreekt, noem dán de Furlana. Die heeft niet minder dan zevenenveertig passen, zoowel de statige van de menuet, als de vroolijke van de tarantella, en dan verschillende figuren uit Romeinsche en Spaansche dansen. Je moet Aïda Boni, onze ster van de opera-balletten, de Furlana zien dansen, avee cette science des attitudes en dìe onvergelijkelijke gratie, die 't publiek in verrukking brengt... - 't Is aardig, zoo'n antieke dans weer zóo in de mode te zien komen... - Is de Furlana zóo oud? Ik dacht, dat de Paus haar in z'n jeugd had zien dansen... - Dat kan wel, maar de Furlana vind je al genoemd bij Casanova. - De naam is, zegt men, 'n verbastering van 't woord friulana van de stad Friuli, waar zij de geliefde dans was der gondeliers. - De muziek van Barthélémy is soupel en pittoresk; vooral de gondola is aardig... | |
Gondola.![]()
la basse très liée et marquée
| |
[pagina 215]
| |
![]()
comme avant et très gracieux
![]()
marquez bien la basse
![]() - Maar 't allernieuwste is toch zeker wel de Péricon. Die is voor 't eerst bij madame Jean de Reszké gedanst, ingestudeerd door Enrique Saborido, zei Gerlache. De figuren zijn ingenieus en origineel; een van de gracieuste en aardigste is dat van de gekleurde zakdoeken, waarmee 'n ‘pavilion’ wordt gevormd... en 't knielen van de cavaliers voor hun danseuses... | |
[pagina 216]
| |
De vreemde bedwelming, die Joan's geest beneveld hield, trok eerst weg, toen hij Câline hoorde zeggen tot Lalie en Bouche-vermeille: - En nu, les franginesGa naar voetnoot1), denk eens aan je belofte? De beide meisjes sprongen rijzig op bij de eerste tonen van Villoldo's El Choclo. Zij sloegen de armen om elkanders fijne leest, en wiegend bewogen zij zich op de klagende klanken. Zij gleden vederlicht heen, en zonder gerucht, alsof hun schreden verzonken in het wollig tapijt. Hun gezichten waren vlak bij elkander, en zij staarden elkaar in de wijdopen oogen met biologeerenden gloed. Zij lijnden zich zijwaarts, en knikten rap in de knieën, en verhieven zich weer, en bogen zich soms zoo diep achterover, dat hun reigerveeren den vloer bijna raakten... De fonkelende steenen op hun voorhoofd werden kleine fonteinen van licht; hun witte armen gaven, hoog zich strekkend of dalend, het wisselend rhythme aan... en over het zachte tapijt, was de lichte vlucht der hoog-gehakte, in dof-zwarte zijde geschoeide voetjes nauwelijks te volgen. En bij het laatste accoord stonden zij tegelijkertijd stil, met opgericht hoofd en zwijgenden, triomfantelijken lach, het enthousiast applaus aanvaardend als een recht. Met de armen op de knieën en de handen gevouwen, had Martinique toegeschouwd, geheel weg in bewondering. Nu richtte hij zich op: - De tijd lijkt altijd te kort voor dit elegante spel... nooit schijnen de danseressen volkomen uit te zeggen, al wat ze aan rhythmische schoonheid in zich hebben. - Tous leurs pas sont des sentiments... - Ik heb wel eens hooren zeggen: de tango heeft maar één synoniem: de woestheid, maar nooit heb ik ongeoorloofder leugen hooren uitspreken. - De tango is als 'n sprookje, zei Gerlache geestdriftig, alle zwaarte, alle aardschheid schijnt weg-gevallen, 't is of de dansende figuren zweven, of ze zich zoo dadelijk in de ether oplossen zullen!... - Câline, fluisterde Joan, dans jij nu... Nerveus verschoof zij de parelsnoer-armbanden om haar polsen, maar antwoordde niet. - Neen, de tango is juist 'n dans van plastische standen, | |
[pagina 217]
| |
die de schoonheid der lichaamslijnen voortreffelijk doet uitkomen; 't zou 'n dans geweest zijn voor Baudelaire, die immers zei: Je hais le mouvement qui déplace les lignes... - Baudelaire, o, daar heb ik wel eens 'n portret van gezien, zei Lalie, was dat niet die leelijke, foeileelijke man, met die wonderbare oogen, oogen, zoo mooi, als ik ze nog nooit van 'n vrouw, ondanks belladonna en atropine, heb gezien?... - 't Is verwonderlijk, zei Bernin, die plotselinge tango-manie. Er zijn opeens talloos veel menschen, die 's middags niets hebben uit te voeren, en dus maar de een of andere tango-thee bezoeken. Eerst scheen 't, of je alleen maar te doen had met 'n modegril, maar gauw is 't gebleken, dat we veeleer moeten spreken van 'n... bienfait social. Niemand heeft meer 'n beter bezigheid dan de tango te leeren; ik voor mij geloof, dat we 't aan de tango te danken hebben, dat er... voorloopig geen oorlog komt. Er werd gelachen. En van het algemeen gesprek maakte Joan gebruik, om te zeggen: - Câline, laat me jóu nu zien dansen... Zij keek hem aan met een blik, waarin hij vooral verwondering zag, maar ook een weinig vrees. Er was een vreemde schroom in haar om aan zijn verzoek te voldoen. Een innerlijke stem waarschuwde haar daarvoor, en zij zocht naar een uitvlucht... Maar de muziek begon een tango van Sarablo te spelen, en eenige paren sprongen op, en gleden licht in het rhythme. Gerlache bleef uitnoodigent voor Câline staan, die lichtjes het hoofd schudde: - Ik dans niet vanavond... zei ze. - Sans danser peut-on vivre un jour? riep Gentillette in naïeve verbazing. Haar klein figuurtje, in bleek-rose Liberty met een gekruiste tuniek, verdween haast in de omhelzing van Volker, die haar zwevend medevoerde door de ruimte; haar hooge coiffure, omslingerd met vele parelsnoeren, kwam maar even boven zijn schouder uit. Joan's blik, zoo dringend, dat zij er bijna niet aan kon weerstaan, deed Câline blozen; nóg weifelde zij, maar Bernin, die haar aarzelen zag, riep: - Wie zegt, dat zij van de tango houdt, en blijft zitten, als 't Canto y suspiro wordt gespeeld... est une menteuse. | |
[pagina 218]
| |
Loom stond zij op. Maar nauwelijks had haar oor de onweerstaanbare melodie gegrepen, of zij gaf zich onmiddellijk over aan het geluk van den dans. Haar hoofd zonk wat achterover in kwijnend welbehagen, haar oogleden legden zich dieper over de stralende, donkere pupil. Met ingehouden adem staarde Joan naar het fascineerend tooneel, en hij voelde het, alsof hij Gerlache haatte met een plotseling-heftigen haat, alsof hij diens hand, die hoog en krachtig, dicht bij Câline's schouderblad lag, zou kunnen weg-slaan, om Câline in zijn armen te klemmen in een felle vlaag van passie. Een brandende gloed lag over zijn heele gezicht; onrustig en zwaar klopte zijn hart. Hij kon niet meer denken, zijn gewone, welbeheerschte kalmte was weg, en één sterk gevoel verdrong alle andere; dat hij recht had op Câline, dat zij hem toebehoorde. Diep klaagde de viool; de pianist sloeg het scherpe rhythme van den suggereerenden dans, en de dansers volvoerden, welig en week, in glijdend deinen, de opeenvolgende tango-passen, den pas marché, el corte, chassé glissé, el pasco, la medialuna en de verschillende pivot-figuren. Joan zag niets dan het eene paar, dat al zijn zinnen met verlammende kracht hield geboeid; hij zag Câline's slank-volle leden in het laag-gedecolleteerde, haar eng-omspannende, van rood in goud verglanzende kleed met de bayadère-ceintuur; hij zag de voorname gratie harer gebaren, de schoone, harmonische lijnen harer gestalte, die hij misschien nooit te voren zóo had gezien. Hij zag, hoe om haar mond nerveuse lachjes speelden; hij zag, alsof hij het door aanraking voelen kon, hoe zinnelijk zij werd bewogen door de streelende melodie... Hij had haar in haar zachtheid gekend, haar teedere goedheid, haar vriendelijke sympathie, maar nooit had hij haar in haar hartstocht gekend... Dien toonde zij hem nu, in al de argelooze, spontane schoonheid ervan... en als een brandende drang kwam het verlangen in hem, haar passie voor hém te weten... Hij sloot de oogen. In zijn ooren ruischte de muziek als een lokkende, tartende stem: de lucht was om hem heen als een vlammend vuur; hij wist haar daar vóór zich in al haar verleidelijke charme, en hij voelde, geen dag langer te kunnen leven, als zij zich niet vanavond... in liefde aan hem gaf... In liefde, in liefde. Voorbij was de leugen hunner vriend- | |
[pagina 219]
| |
schap... voorbij de leugen van koelheid en rust tusschen hen. In zijn armen behoorde zij... hij had recht op den zoen van haar rooden mond en recht op haar liefkoozingen... Hij kruiste de armen over de borst en klemde ze daar vast, om zichzelf te beletten haar naar zich toe te halen in onbedwongen, gretigen lust ten aanzien van iedereen. En met moeite ontsloot hij zijn oogen, toen de dans-muziek zweeg. Hij sprak geen woord tot Câline, - hij sprak het geheele verdere gedeelte van den avond geen woord. En zij zag, hoe haar vrees zich bewaarheid had, en hoe er in hem een ontzettende verandering had plaats gegrepen... een verandering, waar zij bang voor was... | |
II.De gasten begonnen te vertrekken; met schertsende woorden namen zij, de een na den ander afscheid, maar Joan was nog altijd daar. Besluiteloos, toen de laatste bezoekers waren heen-gegaan, keek Câline naar hem, niet wetende of het beter zou zijn iets tegen hem te zeggen of niet, maar in het volgend oogenblik voelde zij zich omsloten in een wilde omhelzing, een gloeiende wang drukte zich tegen de hare, en een stem fluisterde vlak aan haar oor: - Laat me blijven... laat me blijven, Câline... - Joan! kreet zij ontsteld, trachtende zich te bevrijden, maar hij was buiten zichzelf, en haar kracht was niets tegen de zijne. - O, Joan, Joan... Hij sloeg geen acht op haar smeekend verweer.. - God, stiet hij uit, ik heb je lief, weiger me niet, of - je brengt me tot wanhoop!... Câline, weiger me niet, of ik zal deze nacht niet overleven... Zóó waarachtig gemeend was het accent van zijn stem, dat haar tegenstand brak. Zij steunde onder zijn liefkoozingen, maar zij verdedigde zich niet langer, zij sprak ook niet, ofschoon zij huiverde onder zijn zoen... - Kom, zei hij gesmoord, kom... Zij liet zich willoos naar haar slaapkamer medevoeren. Zij wist, dat het geluk als een noodlot over haar was gekomen... dat het eindelijk geluk haar diepste lijden zou zijn. In de groote lichte kamer stond zij stil, en keek rond met verwonderde oogen. Hoe was de haar eigen, bekende omgeving plotseling veranderd... alsof zijn aanwezigheid die | |
[pagina 220]
| |
eensklaps had vermooid... De ijle leegte, de vreemde eenzaamheid, die alles vroeger dof had gemaakt, was verdwenen, nu hij daar stond als het natuurlijk middelpunt van alles, als het begin en het eind van haar leven... Zij voelde zich, alsof zij met een hartstochtelijken vreugderoep zich aan zijn borst moest werpen, hem klemmen in haar armen, die te lang naar hem hadden verlangd, en hem bekennen, dat zij hem liefhad, hem liefhad, hem liefhad... Hij stond daar zoo rank en recht, zoo onwrikbaar in zijn trotschen wil, alsof hij het wist, dat hij de gebieder over haar bestaan kon zijn. Zij zag zijn liefde in het helle glanzen van zijn oogen, in het sidderen van zijn lippen, dat hij niet kon bedwingen... en zij had snikkend kunnen jubelen, van blijdschap, van dankbaarheid... Maar zijn dierbare armen omvingen haar weer; hij legde zijn gezicht tegen haar naakten, warmen schouder, en drukte zijn mond op haar hals. Met korten, harden dreun sloeg de hartstocht hem door het bloed; met moeite haalde hij adem... - O, wat heb ik naar je verlangd, zei hij, wat heb ik naar je verlangd... Zij antwoordde niet. Het kwam haar voor, dat zij nog nooit zóó onbeschrijflijk gelukkig was geweest, nog ooit zóó ellendig rampzalig... Hij hief zijn lippen naar de hare en kuste haar, totdat zij haar oogen in zwakheid sloot. Zij kon niet meer denken, een bedwelmende verdooving legde zich over haar bewustzijn heen, en zij wist nog maar alleen, dat zij hem liefhad en van hèm wilde zijn... De hartstocht sleepte hen mee. En Câline was gelukkig, een kort, volkomen moment... Maar toen Joan in zijn verrukking zijn hand op haar voorhoofd legde om haar gezicht achterover te buigen in zijn arm en haar in de oogen te kunnen zien, met op zijn lippen innige woorden van dank, bemerkte hij tot zijn onuitsprekelijken schrik, dat zij schreide. - Câline, liefste... waarom doe je dat... waarom huil je nu?... - Ach, snikte zij, en zij drukte haar hoofd tegen zijn borst, alsof zij bij hem troost wilde zoeken voor haar verdriet, 't spijt me zoo... 't spijt me zoo vreeselijk, dat dit nu toch is gebeurd... - Waarom? Spijt 't je, dat ik je liefheb, dat ik nu | |
[pagina 221]
| |
weet, dat ik van je houd, dat ik razend, dol van je houd, dat ik krankzinnig ben geweest, om 't je niet eerder te toonen... Hij streelde haar arm met zijn vaste, warme hand, van den pols al hooger en hooger, en liefkoosde haar schouder... Geef jij dan niets om mij... Houd je niet van me... Câline...? - Ik houd juist zooveel van je, zuchtte zij, voor jou was alles wat ik aan geen ander ter wereld gaf... ik stelde je boven alle anderen... apart van anderen... O, ik hield van je, dadelijk nadat ik je had ontmoet; je rustige kracht had ik lief, je eerlijkheid, je goede trouw... en van je oogen hield ik en van je mond... Er is 'n tijd geweest, dat ik verlangde, verlangde... totdat m'n leven me bijna ondragelijk werd, - nú weet ik: ik verlangde naar jóu. Als je vriendelijk tegen me was, dan voelde ik me zoo luchtig en blij als 'n kind... als er iets tusschen ons was... en dat gebeurde telkens, júist omdat we elkaar liefhadden en 't voor elkander niet wilden weten... dan was ik bedroefd en zoo ellendig-eenzaam opeens... Ik heb zoo oprecht getracht onze liefde te beschermen; ik heb overal afleiding gezocht voor m'n stormende gedachten; ik meende, dat de philosophie me zou helpen, dat die me geestelijke rust geven zou... En eindelijk hoopte ik te hebben overwonnen... Je moet niet denken, dat ik alles zoo bewust beredeneerde, maar 't was 'n sterke, 'n onbedrieglijke intuïtie, dat ik zóó en niet anders te handelen had... Ach, liefste... ik was zoo gelukkig in onze vriendschap... zoo innig gelukkig... - Maar, vroeg hij, en drukte haar vaster in zijn armen, zal je dat dan ook niet zijn... als mijn vrouw...? - Je vrouw... zei ze bitter, je vrouw... Je weet, Joan, dat ik dat nooit kan worden. - Waarom niet? vroeg hij onstuimig, als ik 't wil... als wij beiden 't willen?... Zij haalde diep adem, maar moedig zeide zij het: - Men trouwt niet met zoo eene als ik. - Ik heb je lief... en verder weet ik niets... wil ik niets weten... - Maar ik dan, zei ze heel zacht. Begrijp je dan niet, dat zoo iemand als ik niet geschikt voor 't huwelijk is? Hij zweeg verslagen. En zij streek hem innig over 't haar, in een behoefte om teederheid te geven, waar zij hem het duurzaam geluk harer liefde ontzei. Een diepe | |
[pagina 222]
| |
weemoed overweldigde haar, die haar de tranen zachtjes langs de wangen deed vloeien. - We zien 't nu juist aan Viviane... zei ze. Vrouwen als wij máken in 'n huwelijk de man ongelukkig, en kunnen ook zelf niet gelukkig zijn. Had ik jou vroeger ontmoet, en haar stem begon te trillen, dan... misschien... maar nu... nu is 't te laat. - Te laat voor jou, zei hij gesmoord. Niet voor mij. Ik weet, dat ik je liefheb, en naar niets anders vraag ik, niets anders wil ik weten. Ik houd van je als van mijn vrouw. Hij zoende haar lippen met een hevigheid en een kracht, die een schok door haar heen deden gaan. Ach, zij had hem lief... nooit had zij het beter beseft dan in deze momenten, nu zij hem verdedigen moest tegenover zichzelve. Zij had hem lief... als zij hem minder liefhad, zou zij berusten in zijn verlangen... nú kon zij niet. Zijn liefkoozingen brachten haar in een staat van verzonkenheid, waarin zij haar geestkracht zalig voelde vergaan... Maar zij mocht niet toegeven aan een oogenblikkelijke zwakheid, hoe gelukkig die haar ook deed zijn... - Joan, zei ze met inspanning, bedenk, hoe je nú al geleden hebt in 't bewustzijn, dat ik... O, die avond... die vreeselijke avond van 't souper bij mij... toen heb ik je smart, toen heb ik je verachting gevoeld... en als ik die moest voelen, wanneer ik je vrouw was, Joan, dan zou ik niet langer kunnen of willen leven. - Je vergist je, zei hij, onduldbaar gepijnigd, ik heb 't je bekend, 't was jaloerschheid, Câline. - Ja... maar toch dat niet alleen... Stil, ik smeek je, spreek verder niet... ik verwijt je niets, o, denk dat niet, ik kan je zoo goed begrijpen... Maar we weten nu beiden, dat 't nooit, nooit zal kunnen... En 't ergste is... dat we ook geen vrienden meer kunnen zijn. - Zelfs dát niet... geen vrienden meer...? - Neen, zei ze met een treurig lachje, zelfs dat niet, Joan. We kunnen nu alleen nog maar ‘amants’ zijn, niets anders, niets beters meer...
einde. |