Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 206]
| |
Bijlage IV.Behoorende bij ‘Antwoort der Roomscher borgerij, aen David Beck, op sijn Clinckdicht’ (pag. 152).
David Beck. Sonnet 169. Aenspraek aen Roomen.
Ghy Seven-berchsche Stadt! des wereldts Coninginne!Ga naar voetnoot*
Veel-hoofdich Monsterdier! des Antichristes stoel!
Vervloekte Babilon! afgoderyen poel!
O grouwelyk Bordeel der Sodomytsche minne!
5[regelnummer]
Nest der verradery! Der vromen Moorderinne!
Eerloose hoere! BronGa naar voetnoot** der dwaling! Geylheydts doel!
Pest der gerechticheidt! des wereldts vorsten Boel!
Der moordenaeren burg! O wreede Tygerinne!
Gy moeder vande pracht! O dochter vande hel!
10[regelnummer]
Gy voedster alles quaedts! Palleys van Iesabel!
Al troetelt gy u selfs, en' roemt doorgaens op Spaignen:
Beklaecht, beschreyt, besucht, beweenet uwen val!
Hy springt vast uyt het woudtGa naar voetnoot*** die u oordeelen sal,
|
|