Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendVoor den Coninck van Bohemen.Ga naar voetnoot*Den soon Iapeti, omdat hy bracht op aerdeGa naar voetnoot1
Het vier, en zijn gebruyck den menschen openbaerde
Is naeckt op Caucase gehecht aen voet en hant
Alwaer een arent hem verscheurde t' ingewant;
5[regelnummer]
Maer Hercules opt lest den vogel nam het leven
En heeft Prometheo de vryheyt weer gegeven.Ga naar voetnoot6
Den vromen Palatijn, na dat hy onverwachtGa naar voetnoot7
Het vier van Godes woort in Bemen had gebrachtGa naar voetnoot8
Is om soo goeden werck veroordeelet, verjaget,
10[regelnummer]
En van den Arent lang' en wredelijck geknaget.Ga naar voetnoot10
Waer is den Hercules (wy hebben hem gebreck)
Die desen vogel eens recht corten sal den beck,
En lossen wt den bant d'onnosele verdruckte?Ga naar voetnoot13
| |
[pagina 70]
| |
Ah! quaem hy by mijn tijt, en het hem wel geluckte,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ick sou sijn name op de wiecken van mijn dicht
Doen climmen tot de cruyn vant hemelsche gesticht.Ga naar voetnoot16
|
|