Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendVoor de geest-rijcke jonge dochter juffr. Maria Schuyrmans.Ga naar voetnoot*Doe Schuyrmans kint ontfangen had het leven
De eer, de const, de schoonheyt, en de deucht
Poogden om strijt wie hare groene jeuchtGa naar voetnoot3
Tot gesellin van God sou zijn gegeven.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De een' haer wou tot inden doot aencleven,
De ander haer beloofde gonst en vreucht:
Des eens geluck scheen d' anders ongeneucht,
T' en waer dat God t' verschil had opgeheven.Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 65]
| |
Dochters, sprack hy, t' en is voorwaer geen ree'nGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat elck van u bewoon een huys alleen:
Dies last ick u dat ghy tesaam verdraget.Ga naar voetnoot11
Dit wierd' gedaen. en sonder veel beraets
Sy hebben altegaer genomen plaets
(Gelijck wy sien) in dese soete maget.
|
|