Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendOp het vergaen vant Spaensche schip genaemt Den Heyligen Geest.Ga naar voetnoot*Het domme by-geloof geeft schepen en galeyenGa naar voetnoot1
Den name vande goo'n die haer in see geleyen.Ga naar voetnoot2
Soo droech wel eer het schip daer Paulus inne voer
Na Romen toe, den naem van Castor en sijn broer.Ga naar voetnoot3-4Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 30]
| |
5[regelnummer]
Den Spanjaert speeltet na. sijn lastige caraken,Ga naar voetnoot5
Sijn grove gallioens, en al wat hy laet maken
Den tijtel hebben moet van een gewijde santGa naar voetnoot7
Op dattet veylichlijck mach comen aen het lant:
Het eene wort gedoopt Maria Godes moeder,
10[regelnummer]
Het ander Nicolas der schipperen behoeder.
Het derde vormtmen met den name van ClementGa naar voetnoot11
Die alle sanden weet, en alle diepten kent.Ga naar voetnoot12
Wast niet een raserny dat inde west-armadeGa naar voetnoot13
Den onder-admirael die goud en silver laedde
15[regelnummer]
Den name voeren dorst van God den Heyl'gen Geest?
Hoverdiger bestaen is, dunckt my, noyt geweest.
Geen wonder isset oock dat God, die dese sonde
Niet lijden can, hem heeft doen sincken inden gronde
Met takels en geschut, met menschen ende vracht,
20[regelnummer]
Dat yemant die het hoort met recht daeromme lacht,
En segt: de Heyl'ge Geest wel eer opt water sweefde
Doe God de werelt schiep en maeckte al wat leefde:Ga naar voetnoot21-22
Maer onder t'water duyckt der Spanjaerts Heyl'ge Geest.
So isset dan voorwaer den rechten niet geweest.
|
|