Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 22]
| |
Plagen.Ghy claget dat het sweert vast nadert onse landen,Ga naar voetnoot1
Daer doch een wreeder sweert scheurt onse ingewanden:
Wanneer den vyant ons wat latet ongequelt
En liggen wy niet met malcanderen te velt?Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ghy suchtet, dat de droocht den honger brenget mede,Ga naar voetnoot5
Recht of u giericheyt dat niet veel meer en dede:Ga naar voetnoot6
En dat den hemel sluyt daer boven sijnen schoot,
Als oft u schuyren ghy op aerden niet en sloot.
Ghy treuret om de pest, en t'is alree bevondenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat door de peste self vermeeret sijn u sonden,
Ten minsten wel ontdeckt: ô die de crancken schoutGa naar voetnoot11
Maer grijpet na sijn goet en twistet om zijn gout.
Wat schreydy om de straf? om uwe boosheyt schreyet
Die u en uwen God soo van malcander scheyet.
|
|