Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendVryheyt.Ick sie dat inde vry-genaemde Nederlanden
Die vry sijn metter daet seer weynich sijn voorhanden.
Den eenen is een slaef vanden gemeenen man,Ga naar voetnoot3
Den ander van het gelt, de derde vande kan,
5[regelnummer]
En menich, die wel geern een vry-heer heten soude
Gesloten leyt te hoof met ketenen van goude.Ga naar voetnoot6
O Nederlant, t'en is den rechten vry-dom niet
Dat ghy ontlastet zijt vant Castellaens gebietGa naar voetnoot8
En ondertusschen draecht het sware jock der sonden:
10[regelnummer]
Dient God, so sydy vry, al waerdy oock gebonden.
|