Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendOordeel.De schilders int gemeen gebruycken stille hoecken
Bespannen en omset met berders en met doecken,Ga naar voetnoot2
Daer doet den constenaer sijn saken met opmerck,Ga naar voetnoot3
Daer sit oock onbesien den brodder aen zijn werck,
5[regelnummer]
Tot dat, de tafereels nu sijnde opgemaketGa naar voetnoot5
Het eene wort geroemt, het andere gelaket:
Den mensche met dit vleys bewimpelt en verhultGa naar voetnoot7
Met beelden velerley sijn ledich herte vult,
De eene prent daerin godvresentheyt en deuchde,
10[regelnummer]
De ander dat besmeert met s'werelts valsche vreuchde
Tot dat de doot ons heeft het decksel opgelicht,Ga naar voetnoot11
Dan staen wy naeckt en bloot voor Godes aengesicht
| |
[pagina 262]
| |
Om yder na zijn werck int eynde te bejagenGa naar voetnoot13
Of eer en eeuwich goet, of schand' en eeuwich clagen.
|
|