Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendLaetsten dach.Op: dies irae, dies illa &c.Ga naar voetnoot*1.
Den gewissen dach der wraken,
Och! den dach begint te naken
Die de werelt sal doen blaken.
2.
Wiens gemoet en sal niet schromen
5[regelnummer]
Als ten oordeel sullen comen
Beyde quaden ende vromen!
3.
Alle die oyt sijn geboren
En ontslapen met haer oren
De aertz-engel sullen horen.
4.
10[regelnummer]
Sal de doot als dan niet beven
Als de beenders weder leven
Met haer oude huyt omgeven?
5.
Siet, een boeck wert opgeslagen
Dat ten vollen sal gewagen
15[regelnummer]
Hoe hem yder heeft gedragen.
| |
[pagina 258]
| |
6.
Alle quaet sal zijn gewroken
Dat gedaen is of gesproken.
Wat verholen was ontloken.
7.
Ah! wie ist die my beraen sal
20[regelnummer]
Als ick voor den richter gaen sal
Daer de reynste nau bestaen sal?
8.
Eeuwich Coninck, wiens genade
Geenen sondaer comt te spade
Slaet u arem schepsel gade.
9.
25[regelnummer]
Ghy die vanden hemel daelde
Om te soeken het verdwaelde,
En voor mijne schult betaelde
10.
Alles wat ghy hebt geleden,
Alles wat ghy hebt gebeden
30[regelnummer]
Heylant, wilt aen my besteden.
11.
Doet in mijner herten melding'
Van vergeving' en quyt-schelding'
Eer den dach comt van vergelding.
12.
Laes! ick ken mijn snode gangen,
35[regelnummer]
Root van schaemte sijn mijn wangen:
Wilt my in u arm ontfangen.
13.
Die de grote sondarinneGa naar voetnoot37
Troostedet met soeten sinne,
Laet my smaken uwe minne.
14.
40[regelnummer]
Mijn begeerten zijn on-aerdich,Ga naar voetnoot40
Mijne wercken onrechtvaerdich,
Maect my uwer goetheyt waerdich.
| |
[pagina 259]
| |
15.
Voor u schaepken my belyde,
Vande bocken scheydt my wyde,
45[regelnummer]
Set my aen u rechter syde.Ga naar voetnoot44-45
16.
Als de boose gaen verloren,
Schenct my dat soo lang te voren
Is bereydt u wtvercoren.Ga naar voetnoot47-48
17.
Wt de diepte der ellende
50[regelnummer]
Mijn gebet ick tot u sende:
Draecht doch sorge voor mijn ende.
|
|