Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendGebet des middaechs.Op: Het vierich stralen vande son.Ga naar voetnoot*1.
Het vierich stralen vande son
Opt hoochste sien wy rijsen
O dat de sonne spreken con!
Sijn schepper sou hy prijsen.
2.
5[regelnummer]
Ghy sonne der gerechticheytGa naar voetnoot5
Comt onse siele vandenGa naar voetnoot6
Die in een coude flaeute leyt,
En doetse vierich branden.
3.
Geeft datse gans versmelten mach
10[regelnummer]
In Goddelijcker minnen
En diese eer te haten plach
Mach jonstelijck besinnen.Ga naar voetnoot12
4.
Den acker vant vervrosen hertGa naar voetnoot13
Wilt coesteren en stercken
15[regelnummer]
Op dattet weerom vruchtbaer werd'
In deuchdelijcke wercken.
5.
Tot dat wy werden ingeleyt
Wt duysternis en pijnen
Daer ghy en wy in eeuwicheyt
20[regelnummer]
Als sonnen sullen schijnen.
|
|