Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendKinderen Gods.Siet aen de edelluy hoe breet datse gaen weyenGa naar voetnoot1
Om vant gemeene volck oogschijnlijck haer te scheyen,Ga naar voetnoot2
Haer seden, hare dracht van maecsel en van stof,
Hoe't slingert na den staet, hoe 't wappert na het hof:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O Christenen, die God self uwen Vader hetet
En van soo hogen stam met woorden u vermetet,Ga naar voetnoot6
Sydy hetgeen ghy segt, ey, scheydt u door de daet
Vanden gemeynen hoop en van des werelts saet;
Of anders, ick bevrees dat ydel is u roemen
10[regelnummer]
En u voor Gods gericht te swaerder sal verdoemen.
|