Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendMatthaeus.O sonderlinge cracht, waer door Gods eenich SooneGa naar voetnoot1
Den stouten tollenaer Mattheum tot hem tooch!Ga naar voetnoot2
Hy repte maer de tong' en wendde maer het ooch
Als hy sloech wter acht den rijckdom sijner wone.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Des werelts pracht en staet soo cierelijck en schone,
Het priesterlijck geslacht soo achtbaer ende hooch,
Sijn vrienden, lant en sant hy willichlijck ontvlooch
Op dat hy crijgen mocht de ongeschende crone.
Hy leerde ons betree'n des hemels engen pat,
10[regelnummer]
Hy leerde ons om hooch vergaren onsen schat,
| |
[pagina 200]
| |
Hy toonde hoemen most het beste deel verkiesen,
Sijn bloet om Godes wil hy blijdelijck vergoot,Ga naar voetnoot12
En t'roude hem alleen terwijl hy leet den doot
Dat hy niet meer en had voor Christo te verliesen.
|
|