Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend
[pagina 198]
| |
Des werelts dappere verwinders
Ontfangt den doop, den segel wis
5[regelnummer]
Van u beloofde erfenis,
U comtet toe en uwe kinders.Ga naar voetnoot6
2.
En siet niet na den cleynen staet,
Het swacke vleysch, het slecht gewaetGa naar voetnoot8
Van die u desen schat vertonen,
10[regelnummer]
Maer siet alleen op t'grote goet
Dat God u door haer handen doet,
So suldy hem met danck belonen.
3.
Want, is den stempel niet van gout
Maer yser, coper, been, of hout
15[regelnummer]
Daerin het wapen is gesteken,
Noch besicht hem de selve hant,Ga naar voetnoot16
Hy sekert u den selven pant,Ga naar voetnoot17
En druckt in u het selve teken.
4.
T'en is voorwaer den dienaer niet
20[regelnummer]
Noch al wat ghy voor ogen siet
Waer door het heyl u wert gegeven,
De Vader ist die u bemint,
De Soon die uwe quael ontbint,Ga naar voetnoot23
De Heyl'ge Geest die u doet leven.
|
|