Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendSeven martelaers met haer moeder wt de Machabeen.Ga naar voetnoot*Dien goddelijcken stam, die moeder vande seven
Die voor de reyne wet omhelseden den dootGa naar voetnoot2
Bevant haer in een uyr van kinderen ontbloot,
Die siende den tyran onnosel overgeven.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Sy leerdese voor vier noch yser niet te beven,
Sy gafse hert en moet in haren hogen noot;
Sy heeft haer lieve vrucht wt hare lippen root
Ten tweeden-mael gebaert tot een veel beter leven.Ga naar voetnoot7-8
Al wat aen hooft, aen borst, aen vinger, of aen tee
10[regelnummer]
Met roede, strop, of bijl men aen haer schaepkens dee
Dat leet zy dubbelt aen haer moederlijcke ogen:
Maer alsse had aenschout dat niemant en besweeck
Sy die in Godes liefd' haer sonen niet en weeckGa naar voetnoot13
Is door den selven wech ten hemel op getogen.
|
|