Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendClachte Davids.Over de doot van Saul ende Ionathan, ende de nederlage van Gods volck.
| |
[pagina 90]
| |
Welckmen tot danckbaerheyt end'eer
Mocht offeren des hemels Heer.
4.
Want op u sijn door wreede slagen
20[regelnummer]
Der helden schilden af-geslagen.Ga naar voetnoot20
Op u is Saul die grote vorst
Doorwont zijn conincklijcke borst,
Sijn hooft gewentelt in het gras
Als of het niet gesalvet was.
5.
25[regelnummer]
Jonathans booch leyt nu op d'eerde
Die sonder buyt nooyt wederkeerde.
Dien fluxen degen is ontwee
Die met sijn blixemende snee
Door Sauls ridderlijcke hantGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Soo menich heeft geleyt int sant.
6.
Saul en Jonathan, u beyden
En heeft de doot niet connen scheyden.
Oock in u leven voor of naer
En sachmen nooyt een braver paer:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Voorsichtich als den arent snel,
Cloeckhertich als twee leeuwen fel.
7.
Israels dochters, sonder wachten
Slaet neer u hooft, heft op u clachten.
Weent over Saul uwen heer,
40[regelnummer]
Hy ist, hy ist die u wel-eer
Becleedde als vorstinnen stout
Met purp're sijd' en dierbaer gout.Ga naar voetnoot42
8.
Hoe is der crijgers tal becortet!
Hoe sijn de benden neer-gestortet!
45[regelnummer]
Soo menich goet soldaet vermoort!
De peerden in het bloet gesmoort!
Ah Jonathan, u harde doot
Geeft my den alderswaersten stoot.
| |
[pagina 91]
| |
9.
Om u moet my het herte beven
50[regelnummer]
Mijn vrient, mijn spits-broer in u leven.Ga naar voetnoot50
Ghy waert al mijner sielen vreucht.
U vrientschap was my meer geneucht
Als eenich nieu-getrouwet man
Sijn liefste bruyt beminnen can.
10.
55[regelnummer]
Hoe zijn, eylaes! hoe sijn de vromenGa naar voetnoot55
De stoute ruyters omgecomen!
Hoe leyt vertreden onder voet
Soo menich lans-knecht wel-gemoet!
Hoe is soo haest, soo onverwacht
60[regelnummer]
Des Heeren heyr te niet gebracht!
|
|