Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendSonnen-stilstant.Ga naar voetnoot*Ghy Son, in Gibeon onttomet uwe paerden
En wacht tot dat ick sla Gods vyanden ter aerden,
Ghy maen, in Aialon, terwyle dit geschiet,
(Sprack Josua) vertoeft, end' en beweecht u niet.
5[regelnummer]
De woorden hadden clem: den hemel is gedwongen,
En beyde dach en nacht geraecten wt haer sprongen.
Wat feylt my, dat ick doort gelovige gebet
Niet immer alsoo veel vercrijge en noch bet?Ga naar voetnoot7-8
De vyanden die ick vervolge zijn de sonden,
10[regelnummer]
Ick soeckse te vertree'n, ick soeckse te verwonden:
O Sonne van mijn siel door wien ickt al vermach
Van uwe goedicheyt verlenget my den dach,
Bestraelt my met u heyl, tot dat door uwen segen
Ick heb geluckelijck de overhant vercregen.
|
|