Over-Ysselsche sangen en dichten(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Tranen. Wanneermen lichter-laey de vlammen op siet schieten Indien men niet en haest met water in te gieten Soo moet onmijdelijck de branthaeck voorden dach Op datmen t'heele huys te gronde trecken mach: 5[regelnummer] Gods grimmicheyt, o mensch, brant boven alle daken, De sonden sijnt alleen die u dit onheyl maken: Giet tranen in het vier, op dat ghy niet en wort Van zijn gerechte hant ter hellen af-gestort. Vorige Volgende