Over-Ysselsche sangen en dichten(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende T'selve. Ontmoet my eenen leeu, ick weet hy is hovaerdich, Sie ick een teder lam, ick weet het is goet-aerdich, Vind' ick een roden vos, ick weet sijn loos beleyt, Doet hem een hase op, ick weet sijn bloodicheyt, 5[regelnummer] Sie ick een grijsen wolf, ick weet sijn quade nucken En soeck my wt den wech opt ylichste te rucken. Men kent terstont den aert wat beesten datmen siet; Maer sietmen eenen mensch, eylaes, men kent hem niet! Vorige Volgende