Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendAchterclap.Ga naar voetnoot*De achterclap is wt de helle voortgedrongen.
Wie achterclapt die heeft den duyvel op der tongen.
| |
[pagina 69]
| |
En die vermakelijck den clapper geeft gehoor
Die heeft, al denckt hyt niet, den duyvel in het oor.
5[regelnummer]
Maer diese stracx gelooft, die moet voorseker weten
Dat hem de bose geest het herte heeft beseten.
|
|