Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendRaken.Soo wie een heete cool wil vaten met zijn handen
T'en can niet anders sijn of hy en moet hem branden,
De blaren lopen op, die wringen hem met pijn
Niet rustende tot datse doorgebroken zijn,
5[regelnummer]
En dan en can hy noch van quelling' niet gedurenGa naar voetnoot5
Dewijle hy moet gaen met opene quetsuren:
Ah! die een dartel wijf onwijselijck genaeckt
Heeft een veel heeter vier als t'vier self aengeraect,
Waer door de sotte lust oplopende ontsteket
10[regelnummer]
En in het boose werck gemeynelijck doorbreket;
Dan wortet arger alst te voren met hem stont
Dewijl hy sijne siel ten diepsten heeft gewont.
|
|