Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendT'selve.Wanneer int garnisoen intrecken de soldaten
Indienmen yemant siet na-vragende de straten
En comend' aen een huys alwaer hy sijn musquet
Of ander wapentuych in haeste nederset,
5[regelnummer]
Al gaet hy weder heen, den huysweert can betrachtenGa naar voetnoot5
Dat hy gelastet is om by hem te vernachten,
Ja dat hy mogelijck noch wel mocht brengen mee
(Na dat zijn cedel luydt) en cameraet of twee:Ga naar voetnoot8
Wanneer de duyvel u o mensch soo verr' heeft binnen
10[regelnummer]
Dat ghy den ledichganck aenvanget te beminnen,
Hy sal u voor een tijd wel laten ongequelt
Maer heeft alree by u sijn harnas neer-gestelt,
En denckt in u gemoet als in zijn huys te treden
Verselschapt met een rot van alle vuylicheden.
|