Over-Ysselsche sangen en dichten(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Doot. op: Wanneer ick slaep, &c. 1. Als Godes Soon den heerscher over al In stille rust dit aertsche brengen sal En t'swack gemoet / verquicken door sijn bloet Soo en suldy my 5[regelnummer] Vande sonde vry En van haren vloeck ontladen O slaep, o soete slaep, niet schaden. 2. Als ick ontwaeck door Christi laetste stem Aenschouwende het nieu Jerusalem 10[regelnummer] Het welck hy geeft / die in sijn vreese leeft Dan en suldy my Van mijns Heeren sy Die my in sijn rijck sal leyden O slaep, o soete slaep, niet scheyden. 3. 15[regelnummer] Ick slaep, ick waeck, ick ben gelijcke bly, Want my altoos mijn heylant blijvet by En toont my t'licht / van zijn vriendelijck gesicht: Die my heeft gestelt Onder u gewelt, 20[regelnummer] En na u het salich leven O slaep, o soete slaep, sal geven. Vorige Volgende