Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendLijf ende siele.Gelijck een diamant heel fijn en onbesmettet
In eenen frayen rinck van goude ingesettet,
Gelijck een crachtigen doch liefelijcken wijn
Geschoncken in een vat van claren cristalijn,
5[regelnummer]
Gelijck als de civet, om luchtiger en vasterGa naar voetnoot5
Te blijven, wtgestort in witten alabaster,
Gelijck een goet geweer en snedich als een vliemGa naar voetnoot7
In een vergulden schey aen eenes vorsten riem:
So is, o groote God, wel waerdich aen te mercken
10[regelnummer]
De costelijcke siel het hooftstuck uwer wercken
Gevoeget in een lijf so constich dat daer van
Het wonderlijck gebou men niet vol-loven can.
|