Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendScheppinge.God heeft de werelt door onsichtbare clavierenGa naar voetnoot1
Betrocken als een luyt met al sijn toebehoor.
Den hemel is de bocht vol reyen door en door,Ga naar voetnoot3
Het roosken, son en maen die om ons hene swieren.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Twee grove bassen die staech bulderen en tieren
Sijn d'aerd' en d'oceaan: de quinte die het oorGa naar voetnoot6
Verheuget, is de locht: de reste die den choor
Volmaket, is t'geboomt en allerhande dieren.
Dees luyte sloech de Heer met sijn geleerde vingers,
10[regelnummer]
De engels stemden in als treffelicke singers,
De bergen hoorden toe, de vloeden stonden stil:
| |
[pagina 14]
| |
Den mensch alleen en hoort noch sangeren noch snaren,
Behalven dien't de Heer belieft te openbaren
Na sijn bescheyden raet en Goddelijcken wil.Ga naar voetnoot14
|
|