Over-Ysselsche sangen en dichten
(1930-1935)–Jacobus Revius– Auteursrecht onbekendVader der lichten.Ga naar voetnoot*De sterren op haerself zijn aengenaem van luyster,
Maer als de mane schijnt soo sijn de sterren duyster.
| |
[pagina 11]
| |
De mane men seer hel siet aenden hemel staen,
Maer als de sonne rijst verdonckeret de maen.
5[regelnummer]
Die sonne is een toorts die wonderlijcken stralet,
Maer 't menschelijck verstant voor hem den prijs behalet.
Het menschelijck vernuft sich wijt en sijt wtbreyt,
Noch is het duysternis voor Godes heerlijckheyt.
De sterren, maen en son, en geest, en al moet swichten
10[regelnummer]
Voor God, dat groote licht, den Vader aller lichten.
|
|