Over-Ysselsche sangen en dichten

[p. 8]

Anacreonticum.

Θέλω λέγειν ἀθήνην,
Θέλω δὲ μοῦσαν ᾃδειν,
‘Α βάρβιτος δὲ χορδαῖς
Τὰ θεῖα μοῦνον ἠχεῖ.
’`Ημειψα νεῦρα πρώην
Καὶ τὴν λύραν ἅπασαν,
Κᾀγὼ μὲν ῇδον ἑρμῆν
Χρυσόῤῥαπιν, λύρη δὲ
Τὸν χριστὸν ἀντεϕώνει.
Χαίροιτε λοιπὸν ἑρμῆ
Καὶ μοῦσαι, ἡ λύρη γάρ
Τὰ θεῖα μοῦνον ᾄδει.

[p. 9]

tekstkritische noten

Lof Gods, 2. quintileren - B: quinckeleren; 4. wout-vogeltgens - B: wout-vogeltjens; 9. lelijck - B: leelijck.

Iacobi Revii
Over-Ysselsche sangen en dichten.
Eerste boeck.

Lof Gods.

Waer ick een nachtegael, ick wou mijn Schepper eeren
Met sijnen grooten lof altijt te quintileren²

Dat bosschen, berch en dal sou deunen vanden clanck,

En de wout-vogeltgens vergeten haren sanck:

K'en ben geen nachtegael, maer in veel grooter eere
Een mensch, het even-beelt van aller Heeren Heere:⁶

Ick wil dan mijne stem doen hooren alle man

En prijsen hem soo hooch en verre als ick can:

Niet vragende een sier na al het lelijck pruylen
Of misselijck getier van aexters en van uylen,¹⁰

Versekeret dat hy die eeuwichlijcken leeft

Mijn tong' tot sijnen roem alleen geschapen heeft.

2 quintileren, waarschijnlijk door Revius zelf gevormd van quint, naar analogie van quinckeleren, door welk woord het in 1634 vervangen wordt.

6 het even-beelt: cf. Genesis 1:26.

10 misselijck: leelijk.