De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio L8r] [fol. L8r] Den Lxxxvij. Psalm. SYn wooning' heeft gegrondet God almachtich Op het gebercht van syne heylicheyt. Syn herte meer aen Sions poorten leyt Als aen de rest van Iacobs steden prachtich. 2 Men spreect van u voortreffelicke dingen, O Godes stat. het schoon Egypten sal, En Babel oock, haer namen, int getal Van 'tvolc hetwelc my kennet, laten bringen. 3 De Philisteen, de Tyries, de Moren, Siet, seggen sy, dit volck is daer geteelt! Een yegelijck houdt synen stam vereelt Van dat hy mach in Sion zijn geboren. 4 De Hoochste sal haer stercken en vergrooten, En, als de Heer de volcken teeckent aen, [Folio L8v] [fol. L8v] Sal yederman begeerich zijn, te staen By die, die zijn uyt Godes stat gesproten. 5 Een vroolijck liet de sangers sullen singen, Het snaren-spel vermenget sich daer-mee: Wt u alleen, als uyt een volle see, Sal 'twater van al mijn fonteynen springen. Vorige Volgende