| |
| |
| |
De voordelen van de leer
De Engelse econoom en essayist Keynes vraagt zich, over het marxisme schrijvend,
ergens af hoe het mogelijk is dat ‘a doctrine so illogical and dull
can have exercised an influence over the minds of men, and through them over the
events of history’. De klacht is meer gehoord. Ik herinner mij een
History of Europe waarvan de auteur als hij bij Lenin is
aangeland zich verbijsterd afvraagt hoe iemand die zulke vervelende boeken
schreef een zo enorme invloed op de wereldgeschiedenis kon hebben.
‘Illogical and dull’. Keynes vergeet dat het juist deze
twee eigenschappen zijn, die de leer aantrekkelijk maken. Men legge de werken
van Plato, Herodotus, Tacitus, Homerus, Sophocles, Aristofanes, Apuleus naast
het Nieuwe Testament. Dit laatste werkje is veel slechter geschreven en veel
minder interessant, veel duisterder, primitiever dan welk fragment van welk der
hierboven genoemde klassieke auteurs ook. Maar niettemin is datzelfde Nieuwe
Testament er in geslaagd (niet zonder dwangmaatregelen uiteraard, maar alvorens
de Christenen hun index librorum prohibitorum konden opstellen
en anderen konden dwingen óók Christenen te worden moesten
zij over een niet door dwang tot stand gekomen aanhang
beschikken) de klassieke literatuur voor zo'n tien eeuwen van het toneel der
Europese cultuur te verdringen. De enorme verveling, de gruwelijke pretentie, de
ontelbare herhalingen van steeds dezelfde formules, de duistere, heilige
formules zelve zijn het juist die voor die aanhang zorgen. Niemand heeft zich
ooit voor de Gouden ezel laten verbranden (hoewel: misschien
danken wij het bewaard blijven van dat boek aan de samizdat-werkzaamheid van een of andere kloosterling die daar met zijn
leven voor heeft moeten boeten), maar velen | |
| |
hebben zich laten
doden voor dat Testament - zoals er zover ik weet niemand ooit door aanhangers
van Apuleus verbrand is, terwijl duizenden ter dood zijn gebracht door
aanhangers van het Evangelie. Het is juist de hocus-pocus, de
‘productiekrachten’, het
‘imperialisme’, het ‘opportunisme’,
‘revisionisme’, de ‘eenheid en strijd der
tegenstellingen’, die de leer aanhangers bezorgen. Het credo quia absurdum geldt ook hier. Niet voor niets vertalen
Nederlandse neo-marxisten het door Marx gebruikte Duitse woord Praxis niet, zoals zij op school hebben geleerd, met
‘praktijk’, maar met het veel duisterder en
indrukwekkender ‘praxis’.
Dit is slechts één van de aantrekkelijkheden der leer. Een
andere is, dat het een heilsleer is. Zij predikt en voorspelt
op korte termijn (een jaar of twintig) een einde aan alle honger, onderdrukking,
onrecht, onwetendheid, oorlog, misdaad, vijandschap, haat. Het is, zoals de
zaken op het ogenblik staan, de enige leer die dat doet.
Een voordeel is ook, dat de leer ‘totalitair’ is. Zij
beperkt haar uitspraken - en wat de communistische overheid betreft haar
ingrijpen - niet tot het gebied van alleen de filosofie, alleen de economie of
de politiek of de geschiedschrijving of de psychologie of de opvoeding of de
aesthetica. Nee, zij bestrijkt al deze gebieden, heeft voor
alle problemen een oplossing, heeft over ieder twistpunt een mening. Dat de leer op het ogenblik in Rusland een
beetje in versukkeling raakt - de geloofsafval aldaar is van voor de overheid
zorgwekkende omvang - is misschien mede het gevolg van een zich uit sommige
gebieden (taalwetenschap, natuurkunde) discreet terugtrekken van de leer.
Een ander voordeel is, dat het marxisme-leninisme niet alleen een duidelijke
analyse geeft van - ja, van wat? van alles eigenlijk! - maar
bovendien ingrijpen predikt in het geschiedproces. De leer
zegt niet alleen ‘zo en zo zit de zaak in elkaar’, maar
zij zegt tegelijk ‘dit en dat moet gedaan worden’. De
fi- | |
| |
losofen, zegt Marx, hebben de wereld alleen maar op
verschillende manieren geïnterpreteerd. Het komt er op aan haar te
veranderen. En dat doet het marxisme-leninisme. En iedereen die wil kan meedoen,
kan zichzelf opofferen (een zeer menselijke neiging) en kan anderen opofferen
(ook een zeer menselijke neiging).
Mooi is ook, dat de leer een duidelijke oorzaak aangeeft van
alle kwaad, en één oorzaak, één
duidelijk omschreven, vijand die men bestrijden kan. Wie iets tegen
watervervuiling heeft heeft het moeilijk. Er is tegen die vervuiling wel iets te
doen: verbod tot het lozen van industrievuil in rivieren bijvoorbeeld, maar veel
factoren verzetten zich daartegen: de traagheid die zoveel dingen die gedaan
zouden moeten worden verhindert gedaan te worden, de fabrikanten die door zo'n
verbod op kosten gejaagd worden, de verschillen tussen de betrokken landen:
schoonhouden van de Rijn zou Frankrijk meer kosten dan Duitsland, en Duitsland
meer dan Nederland, terwijl Nederland het meest zou profiteren. Dan de
technische moeilijkheden om dat vuil kwijt te raken, de onwil van regeringen en
parlementen om dingen te doen die de belastingbetaler geld gaan kosten etc. etc.
Heeft men echter voor die vervuiling één oorzaak: het
kapitalisme, en één remedie: afschaffing van dat
kapitalisme, dan hoeft men zich over die vervuiling geen zorgen te maken. De
wereld is vol ellende, het is moeilijk te bedenken wat je ertegen doen kunt:
vaak is het om te beginnen al moeilijk om er achter te komen of een bepaald
kwaad nu eenmaal uit de menselijke natuur voortvloeit dan wel althans
theoretisch voor effectieve bestrijding vatbaar is. Maar hoe menigvuldig ook de
plagen die het mensdom teisteren: het marxisme-leninisme heeft er niet alleen
een remedie voor, maar wijst ook de schuldigen aan, zodat men zich geheel aan
het bestrijden van de aartsvijand van het mensdom kan wijden. Tal van
ontwikkelde lieden, die het niet in hun hoofd zouden halen laat ons zeggen de
joden tot de schuldigen aan | |
| |
alle maatschappelijke euvelen te
verklaren, zijn zonder blikken of blozen bereid de kapitalisten deze rol toe te
delen.
Mensen die voor dat soort dingen gevoelig zijn krijgen bovendien nog een extra
beloning doordat die vijand niet eenvoudig in zijn burcht zit en daaruit
verdreven moet worden, maar voortdurend intensief en bewust bezig is de komst
van het socialisme tegen te houden. De tegenstanders van het communisme worden
voorgesteld of zij met het Communistisch Manifest in de hand zitten,
ononderbroken overleg met elkaar plegen en zich voortdurend afvragen: hoe kunnen
wij de goede zaak dwarsbomen?
Alle onaangename verschijnselen waar de partij mee te kampen heeft worden gezien
en voorgesteld als het resultaat van welbewust handelen van de tegenpartij - een
uiterst primitieve zienswijze, die men bij bepaalde geesteszieken eveneens
aantreft: zij zullen alle handelingen en beweringen van iemand met wie zij ruzie
hebben interpreteren als tegen hen gericht. Is die gerichtheid niet formeel
aantoonbaar, dan is dat een bewijs te meer: de tegenstander heeft hier van een
vermomming gebruik gemaakt (de duivel, ostendens se, sicut deus). De
revisionisten willen bijvoorbeeld de zuiverheid van de leer vertroebelen. Zij
geven dat niet rechtstreeks toe, maar zeggen dat ze juist de zuiverheid van de
leer bewaren willen! Waakzaamheid is geboden!
Een citaat uit Grondslagen van het marxisme-leninisme:
‘De revisionisten treden gewoonlijk op onder de dekmantel van de
strijd tegen het dogmatisme, tegen leerstelligheid. Zij verbergen hun feitelijke
afwijzing van het marxisme door zich er op te beroepen dat de marxistische leer
zelve het vervangen van verouderde stellingen door nieuwe veronderstelt. Maar
het vervangen van verouderde stellingen door nieuwe marxistische stellingen
heeft niets gemeen met het prijsgeven van de grondbeginselen van het
marxisme-leninisme, de stellingen die de ziel van deze revolutionaire leer
uitmaken. Het gevaar | |
| |
van het revisionisme schuilt dan ook hierin,
dat het onder het mom van ontwikkeling van het marxisme het marxisme verwerpt.
Het spreekt vanzelf dat de communistische partijen de strijd met het
revisionisme [...] als een van hun voornaamste plichten beschouwen.’
Afgezien van de Harry Mulisch-stijl en het leuke onderscheid tussen marxistische
stellingen die kunnen verouderen en marxistische stellingen die het eeuwige
leven hebben, is hier het interessante de voorstelling, die men zich van die
‘revionisten’ maakt: zij houden van tijd tot tijd
vergaderingen. De voorzitter staat op en zegt: heren (of zegt hij kameraden?)
het zal u bekend zijn dat wij ons ten doel hebben gesteld het marxisme-leninisme
te verpesten. Nu begrijpt u wel, dat we dat niet rechtstreeks kunnen doen. De
communisten over de hele wereld weten immers dat de grote successen die de zaak
van het communisme behaald heeft in de laatste halve eeuw juist in belangrijke
mate toegeschreven moeten worden aan de onsterfelijke leer van Marx, Engels,
Lenin en, pardon, van Marx, Engels en Lenin. Wij moeten dus behoedzaam te werk
gaan. Heeft iemand een voorstel? Hier staat X op (vul in: Tito, Chroestsjov,
Dubček, Brezjnev, Mao) en zegt: mij dunkt dat een goede dekmantel
voor onze perfide activiteiten zou zijn juist een beroep op de zuiverheid van de
leer. Wij moeten, naar het mij voorkomt, het marxisme-leninisme kapotmaken onder
de leus dat wij het in zijn oorspronkelijke zuiverheid willen herstellen! Wij
moeten de grondslagen ervan aantasten door te zeggen dat deze leer geen dogma
mag worden, door er op te wijzen dat de grote leermeesters der arbeidersklasse
juist altijd gewaarschuwd hebben tegen dogmatisme, citatologie etc. Dit voorstel
wordt aangenomen. De cia geeft via de Ford-Foundation een
fikse subsidie. Een commissie wordt benoemd om dit nader uit te werken. Enige
tijd later verschijnen de eerste artikelen in deze zin, en het revisionisme is
op mars.
| |
| |
Dit is eigenlijk de voorstelling, die de communist met zich meedraagt, al zal hij
zich niet altijd van de idiotie van zijn eigen redeneringen bewust zijn. Soms
verscherpt en verdicht zich deze voorstelling tot een luguber soort
werkelijkheid: dan zien we een ‘proces’ opgevoerd worden
compleet met aanklagers, verdedigers, rechters en beklaagden, die dan bekennen
aan vergaderingen als boven geschetst te hebben deelgenomen - het lijfelijke
verkeer met de duivel dat zo populair is bij heksenprocessen.
Al in het Communistisch Manifest zien wij de Vijand optreden: Paus en tsaar,
Metternich en Guizot, Franse radicalen en Duitse politiespionnen hebben zich
verenigd tot een heilige alliantie etc. Iedere werkelijk tegen
het communisme gerichte actie bevestigt natuurlijk de juistheid van deze visie,
zoals de primitieve of paranoïde mens de werkelijk tegen hem gerichte
acties van zijn medemensen zal gebruiken als bewijs voor het bestaan van een
enorme vijandelijke samenzwering. Beziet men de onafzienbare bergen
communistische publicaties tussen de twee wereldoorlogen, dan blijkt daaruit dat
de pers en de regeringen in West-Europa toch eigenlijk wel bij voortduring
gepreoccupeerd zijn geweest met de vraag: hoe kunnen wij de communisten en de
ussr te gronde richten? Dat in werkelijkheid tussen 1920
en 1940 zeer weinig - if any - redactievergaderingen en kabinetszittingen aan
dit onderwerp zijn gewijd is een veronderstelling die slechts ingegeven kan zijn
door slechte inblazingen van de Vijand, en die bijvoorbeeld weerlegd wordt door
de Duitse inval in Rusland van 1941. Nietwaar?
Dan zijn daar de wat je zou kunnen noemen ‘voor koningin en
vaderland’-gevoelens, waardoor menige intellectueel, die geleerd
heeft dat hij tegen de ‘Establishment’ moet zijn,
niettemin gekweld wordt. Ik verwijs hiervoor naar p. 128 van dit boek.
Een hiermee enigszins samenhangend voordeel van de leer | |
| |
zijn de
perspectieven, die zij biedt aan de velen die een hekel hebben aan vrijheid. De
Russische schrijver Toergenjev, zelf een groot minnaar en voorstander van
vrijheid, en naar de mate van zijn krachten ook bevorderaar ervan, citeerde vaak
zuchtend de Duitse versregel Der Mensch ist nicht geboren, frei zu
sein. Naast een grote behoefte om vrij te zijn, met rust gelaten te
worden, zijn eigen gang te gaan, anderen met rust te laten heeft de mens ook,
geloof ik, een zeer sterke neiging tot tyrannie - zowel tot het uitoefenen als
tot het ondergaan ervan. Naast de afkeer van dwang, onderdrukking, beperking
e.d. leeft in de mens ook een afkeer van vrijheid. Het gevoel dat hij mag denken
en zeggen wat hij wil is menige burger van een democratisch land ondragelijk.
Hij wil graag voorgeschreven krijgen wat hij denken moet (iedere academische
docent die met opstandige studenten te maken heeft gehad kan bevestigen hoe
groot deze behoefte bij vele studenten is) en het zit hem niet lekker dat andere
mensen iets anders denken dan hij en dat ongestoord kunnen doen - en dat er geen
instantie is die zich daar zorgen over maakt en regelend optreedt.
Dat de Westerse wereld zoiets als persvrijheid kent mag eigenlijk een wonder
heten. De meeste mensen zouden bij een opinieonderzoek geloof ik desgevraagd
antwoorden dat persvrijheid iets moois is, mits er geen misbruik van wordt
gemaakt - een uitspraak waar alle beknotters van de persvrijheid van Napoleon
tot en met Fidel Castro het van harte mee eens zijn. Het wezen van de
persvrijheid is nu juist dat men dat misbruik ontkent, of
liever gezegd dat men anderen toestaat dat misbruik te maken,
of nog anders gezegd dat men weigert onderscheid tussen gebruik en misbruik te
maken. De tyrannieke trek van deze leer is al vrij vroeg opgemerkt door lieden
als Bakoenin, Herzen, Proudhon, Bismarck. Van deze laatste vond ik bij Leopold
Schwarzschild een prachtig citaat uit 1878: ‘Wenn jedem das Seinige
von oben her zuge- | |
| |
wiesen werden soll, gerät man in eine
zuchthausmässige Existenz, wo jeder unter dem Zwang der Aufseher
steht. Und im Zuchthaus von heute, da ist der Aufseher wenigstens ein achtbarer
Beamter, über den man sich beschwerden kann. Aber wer werden die
Aufseher sein in dem allgemeinen sozialistischen Zuchthaus? Gegen die wird es
keine Beschwerden gehen, das werden die erbarmungslosesten Tyrannen sein, die je
erfunden wurden, und die anderen werden die Knechte dieser Tyrannen
sein’.
Bismarck, sprekend in de liberale 19e eeuw, kon niet weten dat deze erbarmungslose Tyrannen ook de grootste massamoordenaars van alle
tijden zouden zijn. Ook realiseerde hij zich misschien niet hoe groot de neiging
van veel mensen is om zich in een Zuchthaus te begeven,
geestelijk of lichamelijk, als Aufseher of als Knecht.
Grote voordelen biedt ook de omstandigheid dat de leer de voordelen van
wetenschappelijke pretentie en on wetenschappelijkheid in zich verenigt. De
wetenschappelijke pretentie oefent grote aantrekkingskracht uit op het 19e en
20e-eeuwse publiek. Velen die over de leer schrijven nemen de pretentieuze
terminologie over, volgens welke mensen als Owen, Proudhon, Fourier
‘utopische’ socialisten waren, maar Marx en Engels de
scheppers van het ‘wetenschappelijk’ socialisme, hoewel
niet valt in te zien, op de keper beschouwd, wat er in hun geschriften zo
verschrikkelijk wetenschappelijk is, en al hebben zij over het socialisme niet
meer dan enkele pagina's geschreven. Maar de pretentie maakt enorme indruk: onze
theorie is ‘wetenschappelijk bewezen’.
Hierbij valt op te merken dat het nu juist het kenmerk is van wetenschappelijke
theorieën, dat zij niet zeer lang geestdriftige aanhangers hebben.
Vaak gaat het zo dat een theorie enige decennia lang probeert erkenning te
vinden, aanhangers en tegenstanders heeft - maar vijftig jaar later is van al
die strijd niet veel meer over, omdat de theorie gewonnen of verloren | |
| |
heeft en, zelfs als zij gewonnen heeft, allang niet meer door
serieuze geleerden in haar oorspronkelijke vorm aangehangen wordt. Van
Schopenhauer is het fraaie woord dat de waarheid ‘nur ein kurzes
Siegesfest beschieden ist, zwischen den beiden langen Zeiträumen, wo
sie als paradox verdammt und als trivial geringschätzt
wird’. Er zijn geen ‘orthodoxe’ darwinisten,
keynesianen of aanhangers van Newton meer, zoals er over twintig jaar geen
Chomsky-fans meer zullen zijn. Maar marxisten zijn er nog steeds en zullen er
misschien over honderd jaar nog zijn.
De mogelijkheid om na honderd jaar nog steeds aanhanger te zijn van een
economisch-sociaal-historische theorie hangt niet samen met haar
wetenschappelijkheid, maar juist met haar onwetenschappelijkheid. Ik wil dat
proberen uit te leggen.
Men heeft wel tegen Marx, Engels, Lenin en (de vierde figuur verandert van tijd
tot tijd: het ‘grootste genie der mensheid’ Stalin, de
‘trouwe leninist’ Chroestsjov, de ‘grote
roerganger en voorzitter’ Mao, ‘el lider
maximo’ Fidel) aangevoerd dat hun theorieën niet
wetenschappelijk waren omdat hun voorspellingen niet uitkwamen. Marx, Engels en
na hen Lenin en Stalin beweerden dat onder het kapitalisme de rijken steeds
rijker en de armen steeds armer werden, dat het kapitalisme in steeds zwaardere
crises terecht zou komen en tenslotte ineen zou storten. Dat is niet gebeurd. De
Verelendung blijkt bijvoorbeeld in de kapitalistische
wereld niet plaats te hebben, het proletariaat in Engeland, Duitsland en
Frankrijk heeft zich niet verenigd en is niet in opstand gekomen. Die kritiek op
zichzelf is natuurlijk gerechtvaardigd, maar het doen van een voorspelling die
niet uitkomt maakt de theorie waarop die voorspelling gebaseerd is nog niet
onwetenschappelijk. Evenmin maakt het uitkomen van een voorspelling een theorie
wetenschappelijk. Men kan tenslotte op grond van een | |
| |
wetenschappelijk lachwekkende theorie een voorspelling doen die uitkomt.
De wetenschappelijkheid van een theorie hangt niet zozeer af van zijn juistheid,
bruikbaarheid, adekwaatheid of hoe men het noemen wil - dingen die een theorie,
wil zij goed zijn, natuurlijk wel moet hebben! - maar van wat men noemt zijn
‘falsificeerbaarheid’, dat wil zeggen van de mogelijkheid
zich een situatie voor te stellen, voor welke die theorie niet opgaat. Ik wil
dit met enige voorbeelden illustreren.
Stel iemand stelt een theorie op die luidt: een onder water gedompeld lichaam
verliest zoveel aan gewicht als het gewicht is van het door dat lichaam
verplaatste water. Een wetenschapsman, ook al heeft hij nog nooit een lichaam
onder water gedompeld, zal na enig nadenken geneigd zijn die theorie het
predikaat ‘wetenschappelijk’ toe te kennen. En waarom?
Niet omdat hij die theorie juist vindt. Geen natuurkundige
zijnde, heeft hij nooit over dit soort zaken nagedacht, zelfs niet in het bad.
Maar hij heeft opgemerkt dat er zeer wel een situatie denkbaar is, waarvoor die
theorie aantoonbaar niet opgaat: bijvoorbeeld een situatie, waarin iemand,
keurig volgens alle eisen die aan natuurkundige proeven gesteld worden tot de
waarneming komt dat een lichaam als boven omschreven helemaal geen gewicht
verliest, of twee keer zoveel als het gewicht van het verplaatste water. Het is
deze ‘falsificeerbaarheid’ van de theorie die de theorie
voor het predicaat ‘wetenschappelijk’ in aanmerking doet
komen.
Ander voorbeeld, ditmaal niet aan de natuurkunde, maaraan de linguistiek
ontleend. De bewering ‘alle Engelse substantieven vormen hun meervoud
door achtervoeging van een s’ is wetenschappelijk interessant, omdat
men maar met één voorbeeld van een Engels substantief
hoeft aan te komen dat zijn meervoud op een andere manier vormt, en de bewering
blijkt niet met de werkelijkheid te kloppen. Als het meervoud van horse niet horses maar bijvoorbeeld horsim of hearse was, zou de | |
| |
bewering
al onjuist blijken te zijn. Daarom is zij wetenschappelijk (zij het, uiteraard,
onjuist). Komt iemand echter met de bewering ‘het Engels is bij
uitstek geschikt om de kleurschakeringen van schilderijen te
beschrijven’ dan is de wetenschapsman geneigd het hoofd te schudden:
hij kan zich geen stand van zaken voorstellen, waarbij deze bewering onjuist zou
blijken. Dat zelfde geldt voor beweringen als ‘augustus is een zeer
belangrijke maand’ of ‘de hemelen verkondigen Gods
eer’ of ‘Poesjkin is een groot dichter’. Dit
soort uitspraken zijn niet wetenschappelijk, want een redelijke weerlegging
ervan is niet denkbaar. Die onweerlegbaarheid wordt veroorzaakt door de grote
vaagheid van de begrippen waarmee zo'n bewering werkt. Indien
‘groot’ van een dichter gezegd, betekent: iemand die soms
oplagen van meer dan 100.000 exemplaren haalt, of iemand aan wie tenminste 75%
van de auteurs van Russische literatuurgeschiedenissen het predicaat
‘groot’ toekennen - dan is er geen vuiltje aan de lucht.
De uitspraak ‘Poesjkin is een groot dichter’ wordt dan
falsificeerbaar: als we kunnen aantonen dat hij nooit meer dan 75.000 in
één oplage gehaald heeft, of dat slechts 60% van de
bovengenoemde auteurs hem ‘groot’ noemt, zou de bewering
niet juist zijn. Maar zolang we niet weten wat met ‘groot’
bedoeld wordt kunnen we ons geen Poesjkin voorstellen op wie de bewering
‘Poesjkin is een groot dichter’ niet van toepassing is.
Het marxisme-leninisme nu bestaat voor een groot deel uit beweringen, die
wetenschappelijk niet interessant zijn. Uitspraken als ‘alles
verandert’, ‘de kwantiteit slaat om in de
kwaliteit’, ‘het maatschappelijke zijn bepaalt het
bewustzijn’, ‘alle moraal is klassemoraal’,
‘de communistische partij is de voorhoede van het
proletariaat’ hebben eigenlijk geen betekenis. Men zou precies moeten
weten wat er met ‘proletariaat’,
‘bewustzijn’, ‘veranderen’,
‘bepalen’, ‘omslaan’ etc. bedoeld
wordt, maar dat komt men ook bij vlijtig zoeken niette weten. | |
| |
Dit
alles is, wetenschappelijk gezien, natuurlijk een nadeel, en men kan dan ook wat
iemand wetenschappelijk waard is onder meer aflezen aan zijn wel of niet serieus
nemen van de leer. Maar voor de aanhangers is deze on wetenschappelijkheid een
uitkomst: de gelovige beschikt over een aantal stellingen, waarvan de
onjuistheid onmogelijk bewezen kan worden -
‘onweerlegbare’ stellingen dus - en wat kan men zich beter
wensen?
Ook trouwens op punten waar de leer wel vastigheid geeft en betrekkelijk
duidelijke uitspraken doet zorgt zij ervoor die uitspraken vergezeld te doen
gaan van tegen-uitspraken, die de falsificeerbaarheid van de oorspronkelijke
uitspraak te niet doen. Zo is een van de telkens terugkerende beweringen, dat de
ontwikkeling van het kapitalistische productiesysteem noodzakelijkerwijs moet
vastlopen: de productieverhoudingen worden te nauw voor de productiekrachten en
die krachten kunnen zich daarom niet meer ontwikkelen, uitvindingen worden in de
safe gelegd etc. Nu zijn dat tot op zekere hoogte controleerbare uitingen. Sinds
Marx dat uitgevonden heeft zijn meer dan honderd jaar verlopen, en in die
honderd jaar is de technische ontwikkeling in het geheel niet tot stilstand
gekomen. Integendeel: de ontwikkeling der
‘productiekrachten’ binnen de volgens Marx die
ontwikkeling onmogelijk makende kapitalistische productieverhoudingen is juist
enorm geweest. Daar moet iets op gevonden worden. En wat men - in casu Lenin -
erop gevonden heeft is niet een redelijke erkenning dat de oude heer Marx het
blijkbaar niet bij het rechte eind gehad heeft, maar het aan Marx toevoegen van
een ‘ontsnappingsclausule’: ‘Het zou fout zijn
te denken’, schrijft Lenin, ‘dat deze tendentie tot
verrotting een snelle groei van het kapitalisme uitsluit; neen, afzonderlijke
takken van industrie, afzonderlijke lagen der bourgeoisie, afzonderlijke landen
vertonen tijdens het imperialisme nu eens de ene, dan weer de andere
tendentie’.
| |
| |
Hiermee wordt de theorie onweerlegbaar: rot het kapitalisme, dan heeft Marx
gelijk. Rot het niet, dan heeft Marx ook gelijk. Ieder geval van het in de safe
deponeren van een nieuwe uitvinding bewijst de juistheid van het
marxisme-leninisme. Ieder geval van toepassing van een uitvinding bewijst die
juistheid ook. Een stukje theorie dus, dat in geen denkbaar stukje praktijk
weerlegd kan worden. Zo'n stukje theorie luidt dan als volgt: verschijnsel a leidt noodzakelijkerwijze tot verschijnsel b. Dat is een onwrikbare wet die wij ontdekt hebben en die de burgerlijke
geleerden tot dusverre onbekend is gebleven. P.S.: soms leidt a niet tot b. Dit is ook een wet die wij ontdekt
hebben! Zo is er geen enkele proef op de som denkbaar, die de theorie zou kunnen
weerleggen.
Er zijn meer van die ontsnappingsclausules. Een citaat uit de Grondslagen der marxistische filosofie: ‘Het beantwoorden
van de bovenbouw aan de basis mag men niet metafysisch opvatten als iets
absoluuts en onveranderlijks. Het sluit gevallen die er niet aan beantwoorden en
ermee in tegenspraak zijn niet uit - [gevallen die] onvermijdelijk [zijn] in
ieder ingewikkeld en zich ontwikkelend proces’. Dat is zoiets als
wanneer men eerst met grote klem de wereldschokkende ontdekking proklameert dat
roodharige mensen roodharige kinderen hebben - wat de kortzichtige burgerlijke
geleerden niet willen en trouwens krachtens hun klassebepaaldheid niet kunnen
inzien - en daarna, als men gewezen wordt op de vele blonde, zwarte en
bruinharige kinderen van roodharige ouders, aan deze stelling de waarschuwing
toevoegt dat men deze grote marxistisch-leninistische ontdekking natuurlijk niet
‘metafysisch en absoluut’ moet opvatten, want dat er in
ieder ingewikkeld zich ontwikkelend proces wel degelijk gevallen -
‘afzonderlijke’ gevallen uiteraard! - voorkomen van
roodharige ouders met niet-roodharige kinderen. Interessant is het hier bijna
obligatoire gebruik van de woorden ‘metafysisch’,
‘absoluut’ en soms ‘mechanisch’. Met
het metafysisch, abso- | |
| |
luut en mechanisch opvatten van een
marxistisch-leninistische bewering bedoelen de aanhangers van deze leer
eigenlijk niet veel meer dan de goede gewoonte om iemand die iets beweert aan
zijn woord te houden.
Dit soort ontsnappingsclausules maken het marxisme-leninisme wetenschappelijk
onbruikbaar en tegelijk ‘ideologisch’ onkwetsbaar. Het
opzienbarende en nieuwe van de marxistische ‘ontdekking’
blijft gehandhaafd, omdat men de oorspronkelijke formule ‘als a, dan b’ niet opgeeft, maar
slechts voorziet van het verlengstukje ‘behalve in de gevallen
niet-b’. De ‘wet van de ontkenning
der ontkenning’ geldt ‘absoluut en overal’ -
behalve in gevallen waarop zij niet van toepassing is. Het maatschappelijk zijn
bepaalt het bewustzijn, behalve wanneer iemand van de bourgeoisie naar het
proletariaat overloopt (zoals Marx en Lenin, cf. de bekende
‘overloperspassage’ van het Communistisch Manifest); het
kapitalistische systeem leidt tot moordende concurrentie, behalve wanneer de
kapitalisten zich aaneensluiten tot trusts, kartels, monopolies en zo. Het
kapitalisme leidt tot Verelendung van het proletariaat behalve
wanneer deze tendens zich tijdelijk niet doorzet. Het kapitalisme valt van de
ene economische crisis in de andere, behalve wanneer zo'n crisis uitblijft, want
‘de marxisten hebben nooit beweerd, dat de ene cyclus beslist gelijk
is aan de andere’ en dat ‘de eigenaardigheden der crises
niet aan veranderingen onderhevig kunnen zijn.’ Vooruitgang der
techniek leidt tot sociale omwentelingen (slavernij werd afgeschaft toen
machines opkwamen), behalve in gevallen wanneer men (het oude Rome) geen
machines gebruikte omdat slaven goedkoper waren. De basis
‘bepaalt’ de bovenbouw, behalve uiteraard wanneer de
bovenbouw de basis bepaalt; onze kennis van de werkelijkheid is
‘juist’, maar wordt anderzijds wel weer voortdurend
‘juister’. Ruimte en tijd zijn de grondvormen van het
bestaan van de materie. De ruimte heeft slechts drie dimensies. De ruimte drukt
de orde | |
| |
der gelijktijdig bestaande voorwerpen uit. Maar de
relativiteitstheorie van Einstein is juist. Zo wordt de structuur van de
maatschappij bepaald door de ontwikkelingsgraad der
‘productiekrachten’, behalve wanneer de structuur van de
maatschappij daardoor nu juist niet bepaald wordt
(ontwikkelingsgraad der productiekrachten is in de vs en in
de ussr ongeveer op hetzelfde peil, de maatschappelijke
structuur niet). Er bestaan geen eeuwige morele voorschriften, - behalve de door
Lenin genoemde. Alle ideologie is klassebepaald, behalve wanneer ze niet
klassebepaald is. Ondernemingen met een relatief groot
‘constant’ kapitaal maken minder winst dan ondernemingen
met relatief klein ‘constant’ kapitaal, - behalve wanneer
beide soorten ondernemingen ongeveer evenveel winst maken. In de communistische
maatschappij ontvangt iedereen naar zijn behoeften, behalve als hij behoefte
heeft aan schaarse goederen.
De leer lijkt hier op iemand, die met de nieuwe ontdekking ‘alle
koningen sterven een gewelddadige dood’ ten tonele komt en daardoor
natuurlijk op enige belangstelling kan rekenen van de zijde der wetenschap: hij
beweert immers een correlatie gevonden te hebben tussen het bekleden van het
koningschap en het sterven van een gewelddadige dood. Zulk een correlatie is
vroeger nooit geproclameerd, al waren er altijd wel koningen die een
gewelddadige dood stierven en al had af en toe wel eens iemand opgemerkt dat er
waarachtig alweer een koning een kopje kleiner gemaakt was. Mannen der
wetenschap echter zullen, alvorens vreselijk enthousiast te worden, proberen of
er geen koningen te vinden zijn die op hun bed gestorven zijn aan zogeheten
natuurlijke oorzaken. Zij zullen die koningen tegen de nieuwe theorie aanvoeren,
beleefd en dankbaar vermeldend overigens dat het de verdienste van de nieuwe
theorie is gewezen te hebben op een aantal ziektes en jachtongevallen die
misschien wel als vergiftigingen en maar al te welgerichte schoten moeten worden
| |
| |
beschouwd. Hierop antwoordt de uitvinder der theorie (of zijn
plaatsbekleder wanneer de uitvinder ondertussen - al of niet gewelddadig - het
tijdelijke gezegend heeft) dat men zijn theorie natuurlijk niet mechanisch,
ondialectisch, karikaturaal, absoluut en metafysisch moet opvatten, en dat van
iedere ‘afzonderlijke situatie’ diepgaande studie gemaakt
moet worden, dat men de theorie niet zomaar klakkeloos op iedere situatie kan
toepassen als een soort kant en klaar recept, dat er natuurlijk gevallen zijn
waar het koningschap niet geleid heeft tot een gewelddadige dood, maar dat dit
nu juist bewijst dat we niet met een dode, formalistische, burgerlijke theorie
te doen hebben, maar integendeel met een wetenschappelijke, zich voortdurend
ontwikkelende theorie die juist rekening houdt met de vele verwikkelingen en
tegenstellingen en veranderingen die de werkelijkheid nu eenmaal eigen zijn.
Burgerlijke geleerden zullen nooit begrijpen, dat onze theorie juist veel beter
is dan hun eenzijdige ‘theorieën’. Het is,
ondanks alle laster, wel degelijk juist dat koningen een gewelddadige dood
sterven. Anderzijds wil dat niet zeggen dat er geen koningen op hun bed sterven.
Alleen lasteraars en betaalde propagandisten van het Amerikaanse zionistische
imperialisme beweren dat er volgens onze leer nooit een koning op zijn bed
sterft. (De ‘lasteraar’ is dan iemand die met keurige
citaten komt uit het werk van de oorspronkelijke uitvinder der theorie en zijn
eerste aanhangers.) Enzovoort enzovoort.
Van alle dialectische hocus-pocus ontdaan komt in haar nieuwe gedaante de theorie
hierop neer dat alle koningen een gewelddadige dood sterven, behalve de koningen
die dat niet doen, een uitspraak, waarvan de wetenschappelijke waarde gelijk is
aan ‘soms regent het op zondagmiddag’. Maar gehanteerd
door aanhangers geeft deze van een ‘ontsnappingsclausule’
voorziene versie aan de theorie een formidabele, zij het bij nader inzien
lachwekkende onkwetsbaarheid. Geen | |
| |
enkele tegenstander zal ooit
met een koning kunnen komen aandragen die niet aan de theorie beantwoordt.
Behalve de wetenschappelijke pretentie en de boven omschreven onweerlegbaarheid
heeft het marxisme-leninisme nog de aantrekkelijke eigenschap van zekerheid. Terwijl ‘echte’ wetenschap zich
voortdurend beweegt in een klimaat van scepsis en twijfel, beweegt het
marxisme-leninisme zich in een sfeer van zekerheid, vertrouwen, geloof.
‘Bolshevism’, zegt Bertrand Russell in de inleiding tot
zijn kort na de Russische revolutie verschenen Practice and theory
of bolshevism, ‘is not merely a political doctrine; it is
also a religion, with elaborate dogma's and inspired scriptures. When Lenin
wishes to prove some proposition, he does so, if possible, by quoting texts from
Marx and Engels. A full fledged Communist is not merely a man who believes that
land and capital should be held in common, and their produce distributed as
nearly equally as possible. He is a man who entertains a number of elaborate and
dogmatic beliefs - such as philosophic materialism, for example - which may be
true, but are not, to a scientific temper, capable of being known to be true
with any certainty. This habit, of militant certainty about objectively doubtful
matters, is one from which, since the Renaissance, the world had been gradually
emerging, into that temper of constructive and fruitful scepticism which
constitutes the scientific outlook.’
Dit geheel en al ontbreken van een ‘temper of constructive and
fruitful scepticism’ is wetenschappelijk gezien een duidelijk nadeel
natuurlijk, maar voor de gelovige, de trouwe aanhanger is het alweer een
uitkomst. Hij is geen marxist-leninist geworden om te twijfelen. Twijfelen kan
hij thuis ook.
De leer heeft nog een ander voordeel en dat is haar negentiende-eeuws,
‘ouderwets’ karakter. Er bestaan een aantal
negentiende-eeuwse gemeenplaatsen, opinions chic, | |
| |
door bijna ieder
weldenkend mens gedeelde opvattingen die in de loop van de twintigste eeuw zijn
aangevochten en veelal door de ‘wetenschap’ verlaten zijn.
Ik noem de opvatting dat prostitutie het gevolg is van armoede; dat
criminaliteit veroorzaakt wordt door een verkeerde inrichting der maatschappij,
en wel speciaal door het kapitalisme; dat in de natuur een ontwikkeling te zien
is van ‘primitieve’ organismen, zoals eencelligen, naar
meer ‘ingewikkelde’, zoals mensen; dat godsdienstige
denkbeelden ontstaan omdat de mens nog geen inzicht heeft in de natuurwetten;
dat men onderscheid moet maken tussen ‘oorzaak’ en
‘aanleiding’; dat het milieu waarin iemand opgroeit
bepalend is voor wat hij denkt en schrijft; dat een schilderij moet lijken op
wat het voorstelt en liefst iets moet voorstellen wat zelf mooi en interessant
is; dat de maatschappij in de binnenlanden van Nieuw-Guinea
‘primitiever’ is dan de onze; dat de economie van het oude
Athene en van het oude Rome gebaseerd was op de arbeid van slaven; dat slavernij
is afgeschaft omdat het niet langer winstgevend was om slaven te houden; dat
bepaalde dingen, met name natuurwetten, ‘wetenschappelijk
bewezen’ zijn. Veel van deze opinies zitten zeer
‘vast’ en zijn generaties lang van vader op zoon, van
meester op leerling doorgegeven, en leiden onder intellectuelen een min of meer
‘ondergronds’ bestaan. Wie het marxisme omhelst krijgt de
gelegenheid en het recht om al die dingen weer gewoon te geloven.
|
|